Ingediend | 30 juni 2011 |
---|---|
Beantwoord | 11 juli 2011 (na 11 dagen) |
Indieners | Tanja Jadnanansing (PvdA), Hans Spekman (PvdA) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | immigratie migratie en integratie |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z14780.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-3107.html |
Ik besef dat de Kamer en andere betrokkenen pas zeer kort van te voren zijn geïnformeerd over de legesverhoging.
De verhoging van de leges naar een hoger niveau van kostendekkendheid is een uitwerking van het regeerakkoord. In de voorjaarsnota is evenwel vastgelegd dat ik nog voor dit jaar € 9 mln. aan meeropbrengsten regulier leges zal realiseren. Om dit mogelijk te maken, dienden de leges op zeer korte termijn te worden verhoogd. Elke maand langer wachten zou nog meer verhoging van de leges betekenen om dat doel te kunnen bereiken. Een besluit tot een latere invoeringsdatum van de legesverhoging is dan ook niet wenselijk.
Om tegemoet te komen aan de problemen van de onderwijsinstellingen heb ik wel besloten, dat de IND coulant omgaat met die aanvragen waarbij de student reeds vóór 1 juli jl. de leges had betaald aan de onderwijsinstelling. In deze gevallen geldt dat ook al wordt de aanvraag ingediend op of na 1 juli met het oude legesbedrag genoegen wordt genomen. Ook zal voor wat betreft overige verblijfsdoelen in die gevallen waarin de aanvraag of adviesaanvraag voor 1 juli door de IND ontvangen is het oude legestarief van kracht blijven.
Zie antwoord vraag 1.
In mijn brief van 27 juni jl., in het bijzonder in bijlage twee «Kostprijzen en legestarieven» is uiteengezet welke kosten worden doorberekend in de legestarieven.
Indirecte kosten, zoals gedefinieerd in de Handreiking Kostentoerekening Leges en Tarieven, worden niet doorberekend. Dit betekent dat de kosten van handhaving en van bezwaar- en beroepsprocedures niet worden doorberekend.
Tot slot wil ik benadrukken dat het meer kostendekkend maken van de leges niet alleen een verhoging van de leges inhoudt, maar dat ik ernaar streef om ook de kostprijs naar beneden te brengen.
Gelet op het inkomensvereiste dat geldt voor gezinshereniging ben ik van mening dat de legestarieven niet afdoen aan het «nuttig effect» van de Gezinsherenigingsrichtlijn. Dit inkomen maakt het mogelijk om ook de verhoogde legestarieven te betalen. Tot nog toe is mij geen jurisprudentie bekend, waaruit blijkt dat hoge legestarieven strijdig zouden zijn met bovengenoemde richtlijn. In de richtlijn zelf is ook geen bepaling opgenomen ter zake van leges. Ik ben dan ook niet voornemens om advies te vragen aan de Europese Commissie over de vraag of de verhoging in overeenstemming is met deze richtlijn.
Zoals ik in het antwoord op de eerste en de tweede vraag heb weergegeven, was vanwege de financiële taakstelling een geleidelijker legesverhoging niet aan de orde.
Wat betreft de rechtszekerheid van de burger en de betrouwbaarheid van de overheid ben ik van mening dat deze niet in het geding zijn bij deze en volgende legesverhogingen, omdat de verhoging alleen ziet op nieuwe aanvragen.
Weliswaar is de legesverhoging fors, maar zeker zolang de leges niet kostendekkend zijn, is de legesverhoging niet als onbetrouwbaar overheidshandelen te kwalificeren.
Wat betreft de legestarieven voor reguliere gezinsmigranten wil ik verwijzen naar het antwoord op vraag 4. Met betrekking tot kwetsbare migrantengroepen geldt dat de legeshoogte inderdaad als een behoorlijke financiële druk kan worden ervaren; vreemdelingen die legaal in Nederland verblijven, hebben evenwel een inkomen, dat het mogelijk maakt om ook de verhoogde leges te kunnen betalen.
Ik heb echter besloten de legesverhoging voor een beperkt aantal kwetsbare categorieën vreemdelingen minder te verhogen dan aangekondigd in de brief van 27 juni 2011 (Kamerstukken II 2010–2011, 30 573, nr. 73). Dit betreft personen die in het kader van huiselijk geweld, eergerelateerd geweld, achterlating of mensenhandel voortgezet verblijf aanvragen. Ook voor hen zijn de leges voor een aanvraag om voortgezet verblijf per 1 juli 2011 verhoogd van € 331 naar € 950. Bij de voorbereiding van dit voorstel is over het hoofd gezien dat de legesverhoging die categorieën op deze wijze zou treffen. Daarom heb ik besloten de leges voor voortgezet verblijf voor deze categorieën tot een minimum te beperken, namelijk € 350.
De tarieven voor de verlenging van de verblijfsvergunning voor kennismigranten zijn verhoogd. Ik ben van mening dat dit geen drempel vormt voor kennismigranten om het verblijf Nederland voort te zetten. Ik baseer dit op het feit dat kennismigranten beschikken over een inkomen, dat moet voldoen aan de criteria van de kennismigrantenregeling, waardoor deze verhoging financieel geen probleem hoeft te zijn.
Bovendien is het aantal verlengingen van verblijfsvergunningen door kennismigranten zeer beperkt, aangezien een verblijfsvergunning wordt afgegeven voor de duur van het verblijf, met een maximum van vijf jaar.
Het advies van de ACVZ «Leges voor (arbeids)migratie naar Nederland» van mei 2008 geeft evenmin aanleiding om te veronderstellen dat kennismigranten hun verblijf in Nederland af zouden breken vanwege de hoogte van het tarief voor de verlenging. Het tarief voor eerste toelating voor kennismigranten is niet verhoogd. Dit is een beleidsmatige keuze, gebaseerd op het belang dat het kabinet hecht aan de toelating van kennismigranten.
Wat betreft de verhoging van de leges voor verlenging van de verblijfsstatus van buitenlandse studenten, ben ik van mening dat deze verhoging geen onoverkomelijk probleem hoeft te vormen, aangezien deze kosten een zeer beperkt deel zijn van de totale kosten die studenten van buiten de EU in het kader van hun studie moeten maken.
Tenslotte zal wanneer het Modern Migratiebeleid in werking is getreden, een student direct een verblijfsvergunning krijgen voor de duur van de studie en is een verlenging van de vergunning vrijwel niet meer aan de orde.
Zoals ik in het antwoord op de vragen een en twee heb aangegeven, heb ik besloten dat studenten die de leges vóór 1 juli jl. al betaald hadden en pas daarna de aanvraag om de mvv c.q. verblijfsvergunning hebben ingediend, de verhoging niet hoeven bij te betalen.
Voor wat betreft het tijdstip van de verhoging verwijs ik u eveneens naar bovengenoemd antwoord op de eerste en tweede vraag.
De leges voor kennismigranten en studenten liggen in Nederland inderdaad hoger dan in omringende landen, met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk.
Het ACVZ-onderzoek naar de leges voor (arbeids) migratie naar Nederland (mei 2008) stelt inderdaad dat in de omringende landen kostendekkendheid van de leges het uitgangspunt is. Uit het desbetreffende onderzoek wordt echter niet duidelijk in hoeverre dit uitgangspunt ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Wel laat het onderzoek zien dat in omringende landen, evenals in Nederland, niet alleen de kostprijs, maar ook het verblijfsdoel mede bepalend kan zijn voor de hoogte van de leges. Bij de vaststelling van de leges voor kennismigranten heeft in Nederland bijvoorbeeld het draagkrachtbeginsel mede een rol gespeeld.
Een internationale vergelijking naar de hoogte van leges is bovendien complex, omdat niet alleen de hoogte van de leges maar ook de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning bepalend is voor de totale legeskosten tijdens het verblijf van een kennismigrant of student. In tegenstelling tot omringende landen krijgt een kennismigrant in Nederland bijvoorbeeld een verblijfsvergunning voor de gehele duur van het verblijf (met een maximum van vijf jaar) en is een verlenging van de vergunning derhalve niet nodig.
Voor de verkorte procedure blijft een lager legestarief gelden dan voor de normale procedure, met uitzondering van de kennismigrantenregeling, waarvoor al eerder een hoger tarief gold. Bij vaststelling van de leges voor kennismigranten heeft het draagkrachtbeginsel mede een rol gespeeld.
Omdat de legesverhoging past binnen het afgesproken kabinetsbeleid om de leges regulier zoveel mogelijk kostendekkend te maken en binnen de financiële afspraken die zijn gemaakt, is het niet wenselijk om de legesverhoging van 1 juli jl. te heroverwegen.
Dit laat echter onverlet dat ik altijd bereid ben om in overleg te treden met de Kamer.