Ingediend | 20 juni 2011 |
---|---|
Beantwoord | 29 augustus 2011 (na 70 dagen) |
Indieners | Sharon Gesthuizen (GL), Joël Voordewind (CU), Hans Spekman (PvdA), Tofik Dibi (GL), Gerard Schouw (D66) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | immigratie migratie en integratie |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z13239.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-3425.html |
Ja. Daarnaast wil ik nogmaals benadrukken dat ik de keuze van de Iraanse vreemdeling voor zelfmoord ten zeerste betreur en ook de schokkende wijze waarop dat is gebeurd.
Met de Iraanse vreemdeling zijn meerdere vertrekgesprekken gevoerd door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V). Van vertrekgesprekken wordt een zakelijke weergave gemaakt die niet door de vreemdeling wordt ondertekend. In het geval van de Iraanse vreemdeling is in het vertrekgesprek van 5 november 2009 aan de orde geweest dat gedwongen terugkeer niet mogelijk was.Het gespreksverslag vindt u in de bijlage ter vertrouwelijke inzage2. In het verslag is niet woordelijk weergegeven wat in het geprek is besproken.
De mededeling aan de Iraanse vreemdeling is gedaan tegen de achtergrond dat Iran geen vervangende reisdocumenten afgeeft als de vreemdeling niet aangeeft zelf terug te willen. Zoals ook de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld, heeft de door de vreemdeling bij zijn presentatie af te leggen verklaring dat hij bereid is terug te keren, een zodanige strekking dat het afleggen daarvan niet verder gaat dan redelijkerwijs van hem zou kunnen worden gevergd binnen het bestek van de op de vreemdeling rustende verplichting Nederland uit eigen beweging te verlaten3.In het geval van de Iraanse vreemdeling was er noch een geldig reisdocument noch een origineel identiteitsdocument en hij werkte niet mee aan zijn terugkeer. Tijdens het vertrekgesprek op 5 november 2009 is hem verzocht mee te werken aan terugkeer.
In het kader van (gedwongen) terugkeer is de medewerking van de vreemdeling van essentieel belang. Dit geldt ook voor vreemdelingen van Iraanse nationaliteit. In vertrekgesprekken met Iraanse vreemdelingen wordt derhalve ook nadrukkelijk besproken dat het voor de terugkeer van belang is dat de vreemdeling meewerkt aan terugkeer.
Met betrekking tot de stelling in het artikel dat niemand in het werkveld eerder heeft meegemaakt dat een dergelijke mededeling aan een vreemdeling is gedaan, kan ik u aangeven dat gelet op het feit dat de Iraanse autoriteiten geen laissez-passers verstrekken voor gedwongen terugkeer als de vreemdeling niet meewerkt, dit ook aan de orde kan zijn in de vertrekgesprekken. Hierbij moet in aanmerking worden genomen dat dit niet betekent dat er geen zicht op uitzetting bestaat voor Iran. Hiervoor verwijs ik naar mijn antwoord van vraag 5.
Op peildatum 21 augustus 2011 zaten ongeveer 40 vreemdelingen met de (gestelde) Iraanse nationaliteit in vreemdelingenbewaring. Hierbij is geen onderscheid gemaakt tussen vreemdelingen die eerder asiel hebben aangevraagd en degenen die dit nooit hebben gedaan.
Het uitgangspunt is dat op een vreemdeling na een afgeronde vreemdelingrechtelijke procedure, waarin is bepaald dat de vreemdeling niet langer in Nederland mag verblijven, de plicht rust om Nederland uit eigen beweging te verlaten. Indien nodig kan de vreemdeling ten behoeve van diens vertrek worden gefaciliteerd. Indien de vreemdeling niet bereid is om Nederland uit eigen beweging te verlaten en evenmin gebruik wil maken van het aanbod van de vertrekfaciliteiten, kan de Nederlandse overheid terugkeer naar het land van herkomst realiseren middels gedwongen vertrek.
Hoewel in het geval van de Iraanse vreemdeling uiteindelijk moest worden vastgesteld dat gedwongen vertrek niet binnen een redelijke termijn kon worden gerealiseerd, kan niet gesteld worden dat gedwongen vertrek naar Iran in alle gevallen onmogelijk is. Gedwongen vertrek is mogelijk als de vreemdeling in het bezit is van een geldig paspoort. Indien dit niet het geval is, is het van belang dat de Iraanse vreemdeling ten overstaan van de Iraanse vertegenwoordiging diens identiteit kan aantonen door middel van originele documenten en daarbij verklaart te willen terugkeren naar het land van herkomst. In dat geval kan een laissez-passer worden afgegeven. Daarop volgt uitzetting en dus kan ook in het geval van Iraanse vreemdelingen sprake zijn van vreemdelingenbewaring ter fine van uitzetting.
Van uitgeprocedeerde vreemdelingen kan en mag ook worden verwacht dat zij actief en volledig meewerken aan hun terugkeer. Deze meewerkverplichting omvat ook het zonodig afleggen van een verklaring bereid te zijn terug te keren, zoals ook bevestigd is in de in het antwoord op vraag 2 en 3 genoemde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Indien er geen zicht op uitzetting is, kan vreemdelingenbewaring, die immers volgens de wet wordt toegepast met het oog op uitzetting, niet worden opgelegd of voortduren. In mijn antwoord op vraag 5 heb ik aangegeven dat in het geval van Iraanse vreemdelingen hiervan in het algemeen geen sprake is.
Indien een illegale vreemdeling door eigen toedoen zorgt dat hij of zij niet kan worden uitgezet, omdat de vreemdeling de noodzakelijke medewerking niet verleent, rust op de Nederlandse overheid geen verplichting om onderdak te verlenen. Op de illegale vreemdeling rust de plicht om Nederland uit eigen beweging te verlaten.
Nee. Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 5.
Naar aanleiding van de schriftelijke vragen van de kamerleden Gesthuizen (SP), Voordewind (CU), Spekman (PvdA), Dibi (GL) en Schouw (D66) over de berichten dat er geen sprake zou zijn geweest van gedwongen uitzetting van Iraanse asielzoeker die zelfmoord pleegde, die werden ingezonden op 20 juni 2011, deel ik u mee dat het niet mogelijk is deze vragen binnen de gestelde termijn te beantwoorden. De oorzaak hiervan is dat nog niet alle gegevens zijn verkregen die voor de beantwoording nodig zijn. Beantwoording zal plaatsvinden zodra alle informatie is verkregen.