Ingediend | 7 april 2011 |
---|---|
Beantwoord | 23 mei 2011 (na 46 dagen) |
Indiener | Tofik Dibi (GL) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | immigratie migratie en integratie |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z07316.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-2599.html |
Ja. Op donderdag 7 april 2011 zijn zes Iraakse gezinnen (dertien volwassenen en dertien minderjarigen) uitgezet naar Irak.
Na de brief van 22 oktober 2010 van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens betreffende de gedwongen terugkeer naar Bagdad heeft het Hof nog twee brieven gestuurd, waarvan de laatste dateert van 23 november 2010. In brieven aan uw Kamer van 24 november 2010 en 15 februari 2011 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 19 637, nr. 1 375 en nr. 1399) heb ik de betekenis van de brief van 23 november 2010 toegelicht. Zoals ik in deze brieven heb gemeld, kunnen sinds de brief van het Hof van 23 november 2010 weer uitzettingen naar Irak plaatsvinden.
Ik heb geen aanleiding om aan te nemen dat deze gezinnen in detentie terecht zijn gekomen na aankomst in Irak.
Zie antwoord vraag 3.
Nee. Deze kamervragen werden eerst op 7 april 2011 in de middag ontvangen.
Naar aanleiding van de schriftelijke vragen van het kamerlid Dibi (GroenLinks) over een groepsuitzetting naar Irak waar veel jonge kinderen bij zijn betrokken, die werden ingezonden op 7 april 2011 en de schriftelijke kamervragen van Spekman (PvdA), Rik Janssen (SP), Schouw (D66), Dibi (GroenLinks) en Voordewind (ChristenUnie) over de uitzetting van acht Iraakse gezinnen naar Irak die werden ingezonden op 7 april 2011, deel ik u mee dat het niet mogelijk is deze vragen binnen de gestelde termijn te beantwoorden. De oorzaak hiervan is dat nog niet alle gegevens zijn verkregen die voor de beantwoording nodig zijn. Beantwoording zal plaatsvinden zodra alle informatie is verkregen.