Ingediend | 28 maart 2011 |
---|---|
Beantwoord | 26 april 2011 (na 29 dagen) |
Indieners | Hans Spekman (PvdA), Joël Voordewind (CU), Tofik Dibi (GL), Gerard Schouw (D66) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | immigratie migratie en integratie |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z06349.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-2336.html |
Ja.
Zoals ik in mijn brief van 8 april 20112 heb meegedeeld heb ik naar aanleiding van het thematisch ambtsbericht Afghanistan besloten dat in individuele gevallen om klemmende redenen van humanitaire aard van verwesterde meisjes onder bepaalde omstandigheden niet kan worden verlangd dat zij terugkeren naar Afghanistan.
In mijn brief van 8 april 2011 heb ik aangegeven dat aan de familie Hbrahimgel een verblijfsvergunning wordt verleend. Zoals ik in vorengenoemde brief heb weergegeven – onder de daarin genoemde voorbehouden – verwacht ik nu dat op grond van het nieuwe beleid enkele tientallen tot een honderdtal meisjes voor een verblijfsvergunning in aanmerking zal kunnen komen.
Zie antwoord vraag 3.
Zie antwoord vraag 3.
Terugkeer is van vele factoren afhankelijk. Gelet hierop valt er in zijn algemeenheid niet te zeggen wat de reden is voor het verschil in vertrek tussen de periode voor en na 2007, noch voor het feit dat er in de genoemde periode geen onvrijwillige vertrekken hebben plaatsgevonden.
Zoals uit de genoemde vertrekcijfers naar voren komt, is het niet onmogelijk om terug te keren naar Afghanistan. Dit wordt dan ook van iedere uitgeprocedeerde vreemdeling met de Afghaanse nationaliteit verlangd.
In mijn brief van 8 april 2011 ben ik naar aanleiding van het thematisch ambtsbericht ingegaan op de gevallen waarin een verblijfsvergunning zal kunnen worden verleend. Bij de beoordeling van een aanvraag om toelating worden de belangen van kinderen altijd meegewogen. De suggestie als zou dit niet het geval zijn, bestrijd ik. De vertrekcijfers vormen geen bijzondere omstandigheid die in het kader van mogelijke gebruikmaking van mijn discretionaire bevoegdheid worden meegewogen.
Het is niet mogelijk om cijfers te geven, omdat asielzoekers en hun gezinsleden niet altijd gelijktijdig inreizen en meerderjarige kinderen binnen een gezin vaak een eigen dossiernummer krijgen, zijn niet altijd alle gezinsleden gekoppeld aan één dossiernummer. Hoewel uit INDIS, het informatiesysteem van de IND, kan worden herleid of er zich in de dossiers van de 110 meisjes ook mannelijke familieleden bevinden aan wie artikel 1F is tegengeworpen, kan uit INDIS niet worden herleid wat de precieze familierelatie van deze mannen met de meisjes. Veelal zullen dit vaders betreffen, maar het kunnen bijvoorbeeld ook broers zijn. Daarnaast valt niet uit te sluiten dat er meer meisjes een vader of andere gezinsleden in Nederland hebben, aan wie 1F is tegengeworpen die echter een eigen dossier hebben.
Naar aanleiding van de schriftelijke vragen van de leden Spekman (PvdA), Rik Janssen (SP), Schouw (D66), Dibi (GroenLinks) en Voordewind (ChristenUnie) over het aantal lang verblijvende, verwesterde Afghaanse meisjes in Nederland, vergelijkbaar met Sahar Hbrahimgel, die werden ingezonden op 28 maart 2011, deel ik u mee dat het niet mogelijk is deze vragen binnen de gestelde termijn te beantwoorden. De oorzaak hiervan is dat nog niet alle gegevens zijn verkregen die voor de beantwoording nodig zijn. Beantwoording zal plaatsvinden zodra alle informatie is verkregen.