Ingediend | 14 februari 2011 |
---|---|
Beantwoord | 7 maart 2011 (na 21 dagen) |
Indiener | Arjan El Fassed (GL) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | economie handel internationaal internationale samenwerking |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z02908.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-1672.html |
Ja.
De Europese wapenexport naar Noord-Afrika is de afgelopen jaren toegenomen (bijlage ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer). Dit heeft voornamelijk te maken met een aantal grote transacties. In het geval van Marokko, bijvoorbeeld, hebben Frankrijk en Italië vergunningen afgeven voor ca. € 410 miljoen (gevechtsvliegtuigen) en heeft Nederland vergunningen afgegeven voor een totaal van € 555 miljoen (marineschepen). In het geval van Libië heeft Frankrijk voor € 80 miljoen aan vliegtuigen geleverd.
De stijging in Europese wapenexporten naar Noord-Afrika is voornamelijk te verklaren door de modernisering die de meeste landen in de regio, en vooral Algerije en Marokko, noodzakelijk achtten om te kunnen reageren op nieuwe dreigingen, in het bijzonder terrorisme en illegale migratiestromen. Er is geen verband tussen deze stijging en de recente ontwikkelingen in Noord-Afrika.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Op basis van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport wordt iedere transactie individueel getoetst aan het zogenoemde mensenrechtencriterium (criterium 2). Hierbij wordt met name op basis van de aard van het goed en de eindgebruiker nagegaan of er een verband kan worden gelegd tussen deze gegevens en de in het land van bestemming geconstateerde mensenrechtenschendingen. Informatiebronnen voor de beoordeling zijn, naast informatie van het Nederlandse postennetwerk, onder andere rapporten van Amnesty International en Human Rights Watch.
Deze procedure is bij alle aanvragen voor uitvoer van Nederland naar Noord-Afrika gehanteerd. Het risico dat wapens die in de afgelopen vijf jaar door Nederland zijn geëxporteerd zijn ingezet voor schendingen van mensenrechten, is derhalve zeer klein. Ik vertrouw erop dat dit ook geldt voor andere lidstaten van de EU.
Tijdens de laatste bijeenkomst van de EU werkgroep wapenexport (COARM) in Brussel op 18 februari jl. is hierover gesproken. Duitsland, Oostenrijk en het VK hebben de wapenexport naar Egypte tijdelijk opgeschort («on hold») en Frankrijk hanteert waakzaamheid en heeft de uitvoer van wapens en goederen voor de oproerpolitie tijdelijk opgeschort (ook «on hold»). Andere EU lidstaten, die beduidend minder of niet exporteren naar Egypte, zullen aanvragen voor landen in Noord-Afrika op individuele basis blijven behandelen op grond van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport. Daarbij zal in het licht van de huidige ontwikkelingen zeer kritisch worden gekeken naar het eventueel effect op de mensenrechtensituatie en naar de eindgebruiker.
Zie antwoord vraag 6.
Zie antwoord vraag 5.
Irak, Israël, Jordanië, Libanon, Marokko, Oman en Tunesië stemden tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in 2009 voor de resolutie (R/64/48) waarin werd afgesproken om te onderhandelen over een internationaal Wapenhandelsverdrag (ATT). De overige landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten onthielden zich van stemming.
Nederland en de Europese Unie proberen actief alle landen te betrekken bij het proces om tot een internationaal Wapenhandelsverdrag te komen. In EU-verband zijn bijvoorbeeld seminars voor overheidsvertegenwoordigers uit Noord-Afrika en het Midden-Oosten georganiseerd en Nederland heeft een bijeenkomst in Addis Abeba gefinancierd waar maatschappelijke organisaties uit heel Afrika hun visie en ideeën voor een Wapenhandelsverdrag konden bespreken.
Zie antwoord vraag 9.
Ja.