Ingediend | 18 januari 2011 |
---|---|
Beantwoord | 9 maart 2011 (na 50 dagen) |
Indieners | Ahmed Marcouch (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | cultuur en recreatie openbare orde en veiligheid religie terrorisme |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z00817.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-1726.html |
Ja.
Het Openbaar Ministerie heeft door de vragenstellers aangehaalde passages uit het interview beoordeeld op mogelijke strafbaarheid op grond van artikel 137c (groepsbelediging) en 137d Wetboek van Strafrecht (aanzetten tot haat, discriminatie en geweld).
In artikel 137c en 137d Wetboek van Strafrecht (Sr) is strafbaar gesteld het beledigen van een groep mensen, respectievelijk het aanzetten tot gewelddadig optreden tegen of discriminatie van mensen wegens hun homoseksuele gerichtheid of hun levensovertuiging. Oproepen tot geweld of discriminatie tegen vrije meningsuiting valt hier niet onder. Wel is strafbaar het aanzetten tot gewelddadig optreden tegen of discriminatie van homoseksuelen en ongelovigen, of deze groepen te beledigen in de zin van artikel 137c Sr.
Van strafbaar aanzetten tot gewelddadig optreden in de zin van artikel 137d Sr, waarvoor vereist is dat direct wordt opgeruid of opgeroepen tot gewelddadigheden, is in het interview geen sprake. Het OM is na het zien van het interview verder van oordeel dat evenmin sprake is van aanzetten tot discriminatie van homoseksuelen of ongelovigen of van het strafbaar beledigen van deze groepen.
Wanneer er sprake is van strafbare feiten biedt de wet voldoende garanties biedt met betrekking tot de bescherming van Nederlandse burgers en de rechtsstaat.
Binnen de verschillende moslimgemeenschappen en breder in de Nederlandse samenleving wordt al actief afstand genomen van Sharia4Belgium en Sharia4Holland. Het is volstrekt helder dat extremistische uitlatingen onwenselijk zijn. Indien ze de grenzen van de wet overschrijden zal er stevig tegen worden opgetreden.
Nederland heeft rechtsmacht jegens eenieder die zich in Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt. Als uit nader onderzoek zou blijken dat het filmpje in Nederland op YouTube is geplaatst, is hiermee de rechtsmacht gegeven.
Overigens speelt voor de bepaling van de rechtsmacht ook een rol dat de interviewer Nederlander is, en Nederland en de Nederlandse situatie vaak ter sprake komen. Het interview is in elk geval ook mede gericht op Nederland. Dit geeft Nederland in principe rechtsmacht. In recente vergelijkbare zaken is dit geaccepteerd.
De drie personen die in Nederland zijn aangehouden, zijn aangehouden op verzoek van de Belgische autoriteiten. Zij zijn verdachten in een Belgisch strafrechtelijk onderzoek. De drie personen zijn inmiddels overgeleverd aan België. In verband met het opsporingsbelang kan ik geen mededelingen doen over dit onderzoek dan wel over eventueel lopende strafrechtelijke onderzoeken.
In verband met het mogelijk doorkruisen van opsporingsbelangen kan ik geen mededelingen doen over eventueel lopende strafrechtelijke onderzoeken.
Diverse Europese landen hebben coördinatiecentra die informatie en analyses met elkaar delen over fenomenen en groeperingen die in verband kunnen worden gebracht met radicalisering en terrorisme. In Nederland vervult de NCTb deze rol.
De weerstand en weerbaarheid binnen verschillende Europese samenlevingen tegen de in de vragen genoemde groeperingen is groot. Zowel binnen als buiten moslimgemeenschappen. Van «destabiliserende» groeperingen is dan ook geen sprake. Om de weerbaarheid in Nederland nog verder te versterken, ondersteunt het Rijk gemeenten en maatschappelijke partners bij de uitvoering van beleid gericht op het tegengaan van radicalisering en polarisatie (zie www.nuansa.nl voor voorbeelden van activiteiten). In Europees verband worden regelmatig ervaringen en praktijken uitgewisseld. Daarnaast neemt Nederland actief deel aan de uitvoering van het Stockholmprogramma met betrekking tot de preventie van extremisme.
Hierbij deel ik mede dat de schriftelijke vragen van de leden Marcouch en Recourt (beiden PvdA) van uw Kamer aan de minister van Veiligheid en Justitie over oproepen tot jihad en invoering van de shariah (ingezonden 18 januari 2011) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.