Ingediend | 7 december 2010 |
---|---|
Beantwoord | 24 januari 2011 (na 48 dagen) |
Indiener | Paulus Jansen |
Beantwoord door | Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
Onderwerpen | afval natuur en milieu stoffen |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z18760.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-1166.html |
De minimum standaard in het Landelijk afvalbeheerplan (LAP) 2009–2021 voor verwerking van asbest is storten, omdat er momenteel nog geen andere methode voor verwerking van asbest is.
Ik sluit mij aan bij mijn ambtsvoorgangers die steeds hebben aangegeven welwillend te staan tegenover de thermische verwerking ofwel denaturatie van asbest (zie onder andere minister Cramer in het AO van 18 februari 2010, TK 25 834, nr. 52).
De denaturatie-installatie staat al een aantal jaren op de Milieulijst voor fiscale stimulering van milieu-investeringen met de Milieu InvesteringsAftrek (MIA) en de Vrije afschrijving Milieu-investeringen (Vamil). Verder valt sinds vorig jaar een deel van het asbestafval onder de hoge stortbelasting, waardoor een denaturatie-installatie eerder rendabel te maken is. Het bedrijfsleven moet echter zelf de afweging maken en daadwerkelijk overgaan tot de bouw van een installatie. Momenteel loopt een initiatief in Zwolle, waarvoor een vergunning- en MER-procedure wordt doorlopen.
Het klopt dat in het LAP in paragraaf 21.2 de voorwaarden zijn opgenomen waaraan moet worden voldaan alvorens een stortverbod wordt ingesteld voor onbrandbare en niet-herbruikbare afvalstoffen waarvoor een verwerkingstechniek anders dan storten beschikbaar komt. Zie ook het antwoord op vraag 1.