Ingediend | 6 december 2010 |
---|---|
Beantwoord | 6 januari 2011 (na 31 dagen) |
Indiener | Sjoera Dikkers (PvdA) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | economie handel natuur en milieu organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z18558.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-967.html |
Ja, dit bericht is waar.
De 100 miljoen euro zullen inderdaad worden besteed volgens de standaard procedure van een eigen bijdrage van private partners, zoals vastgelegd in het contract met IDH. Vanaf de start van het IDH in 2008 bedroeg de minimale financiële bijdrage van het bedrijfsleven 25% (nog eens 25% werd bijgedragen door NGO’s en maximaal 50% van het programmabudget bestond uit subsidie). In de praktijk oversteeg het commitment van het bedrijfsleven deze 25% al in een aantal programma’s. Nieuwe IDH-programma’s en IDH-programma’s die in de periode 2011–2015 zullen worden opgeschaald, worden daarom standaard uitgevoerd met een eigen bijdrage van minimaal 50% van het bedrijfsleven. De bijdrage van het IDH is maximaal 50%. NGO’s dragen bij naar vermogen (financieel maar ook in kind). Van deze procedure wordt in principe niet afgeweken. Er wordt naar gestreefd met zo min mogelijk (publiek) geld zoveel mogelijk resultaat te behalen.
In sommige programma’s werkt het IDH met een fondsconstructie, zoals in het sectorprogramma katoen. In dit programma wordt samengewerkt met banken, NGO's en bedrijven in een matching fund, waar bedrijven en NGO's die samen aan duurzame katoen willen werken maximaal 50% financiering (match) uit kunnen krijgen. Overigens bestaat de bijdrage van IDH aan de programma’s niet alleen uit Nederlandse subsidie, maar ook uit bijdragen van non-profit instellingen (waaronder ook donoren als GTZ en de Bill and Melinda Gates foundation).
Zie voor een overzicht van de bijdrage van de private sector aan de lopende programma’s tropisch hout, thee, kweekvis, katoen, cacao, natuursteen en toerisme bijlage 1. Dit overzicht heeft betrekking op periode 2010–2015 en is dus nadrukkelijk geen eindoverzicht maar een combinatie van reeds gematerialiseerde en geraamde bijdragen. In het programma kweekvis, bijvoorbeeld, is de private sector bijdrage nog niet concreet toegezegd, omdat het programma zich nog in de beginfase bevindt (de ontwikkeling van het ASC certificaat is nog niet afgerond).
De overige bijdrage onder het kopje non profit bestaat uit bijdragen van NGO’s en van andere donoren (zoals GTZ en de Bill and Melinda Gates foundation).
Ja, die mening deel ik. Inkomensverbetering is één van de prestatie-indicatoren waarop de voortgang wordt gemonitord. Het IDH rapporteert jaarlijks over de resultaten van haar programma’s. In 2012 staat bovendien een externe evaluatie gepland, waarin inkomensverbetering van kleine producenten tenminste één van de prestatie-indicatoren zal zijn.
Ja, die mening deel ik.
Het IDH financiert het bedrijfsleven niet direct: zij financiert de penvoerders van de programma’s, in alle gevallen NGO’s of een consortium van NGO’s en partners. De toegevoegde waarde van de programma’s van het IDH voor het bedrijfsleven zit vooral in de samenwerking tussen private sector, NGO’s, lokale partners en de lokale overheid. Met name de kennis en het lokale netwerk van NGO’s zoals het WWF en Solidaridad is voor het organiseren en trainen van kleine producenten van groot belang. Het bedrijfsleven beschikt over kennis van de markt en ervaring met het organiseren van een effectief en efficiënt productieproces. Verduurzaming van de handelsketen vraagt om een integrale aanpak van verschillende duurzaamheidsproblemen, zoals organisatie en training van kleine producenten om hen te kunnen laten deelnemen aan duurzaamheidscertificatie. Het bedrijfsleven levert een directe bijdrage aan de training van kleine producenten en investeert in risicovolle, duurzame productiemethoden. Het bedrijfsleven kan dit niet alleen, en het IDH speelt in dit proces veelal een faciliterende en katalyserende rol: zonder het IDH zouden partners elkaar minder snel vinden, en zou minder effectief gebruik kunnen worden gemaakt van het combineren van de competenties van verschillende partners.
Het monitoringsprotocol en de afspraken die gemaakt zijn over jaarlijkse planning en rapportage, alsmede de geplande externe evaluatie in 2010 bieden voldoende waarborg dat er geen directe financiering met ODA-gelden van bedrijfslevenactiviteiten plaatsvindt. Daarnaast is er de IDH-raad, waarin partners uit de verschillende sectoren vertegenwoordigd zijn, die toezicht houdt op voortgang van de activiteiten van het IDH. De IDH-raad komt elk kwartaal bijeen.
Ja, die opvatting deel ik, maar ik maak daarbij de kanttekening dat het Actieplan Duurzame Handel bedoeld is als politiek manifest en niet als projectplan. Het is dan ook niet als zodanig uitgewerkt in doelen en resultaten. Het Actieplan Duurzame Handel zoals aangeboden aan de Tweede Kamer verwoordt het commitment van het bedrijfsleven, NGO’s en vakbonden aan de verduurzaming van internationale handelsketens en het getuigt van de wil om de krachten te bundelen en samen met de overheid de agenda voor duurzame handel te bepalen. Uit het Actieplan vloeit een strategisch overleg voort waar de verschillende partners deze agenda nader zullen uitwerken. Op werkniveau, vooral binnen de programma’s van het IDH, zal hieraan concreet uitwerking worden gegeven. Uiteraard worden de doelen binnen de IDH-programma’s die de komende jaren in het kader van het Actieplan zullen worden uitgerold als gewoonlijk SMART geformuleerd. Er wordt gekeken naar input, output, outcome, en – hoewel waarschijnlijk pas in een later stadium goed meetbaar – impact.
De jaarlijkse begroting van het IDH (bestaande uit de bijdragen van alle partners) bedraagt 43 miljoen euro. Kosten van het secretariaat bedragen 2,8 miljoen per jaar (opgebouwd uit personeelskosten, huur en ict-kosten). Daarmee bedragen de secretariaatskosten 6,4% van het jaarlijks budget.
Ja, het salaris van de directeur valt binnen de DG-norm.
Dit is helaas niet gelukt.