Ingediend | 18 november 2010 |
---|---|
Beantwoord | 9 februari 2011 (na 83 dagen) |
Indieners | Ahmed Marcouch (PvdA), Hans Spekman (PvdA) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | immigratie migratie en integratie |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z17064.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-1362.html |
Ja.
Bij de inrichting van de opvang is er speciale aandacht voor de kwetsbare positie van diverse groepen, onder wie homoseksuelen.
Het beleid om de veiligheid en leefbaarheid te borgen is uitgewerkt in onder meer huisregels, bezoekersregels, een Reglement onthouding verstrekkingen, en een gedragscode. Daarnaast zijn diverse processen ingericht om klachten en meldingen adequaat af te handelen. Het (aanzetten tot) discrimineren, intimideren en uitoefenen van geweld tegen medebewoners, personeel en omwonenden van de opvanglocatie, dan wel tegen ieder ander, is niet toelaatbaar. Uitingen van discriminatie, intimidatie en geweld zullen veelal leiden tot een maatregel (sanctie) op basis van het Reglement onthouding verstrekkingen. Het bestaande beleid dat ertoe dient de veiligheid en leefbaarheid van alle asielzoekers te borgen is toereikend om ook groepsspecifieke problematiek aan te pakken.
Zie antwoord vraag 2.
Allereerst wordt opgemerkt dat homoseksuelen die, ongeacht het land van herkomst, aannemelijk hebben gemaakt op grond van hun geaardheid eengegronde vrees te hebben voor vervolging, in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning op grond van het Vluchtelingenverdrag.
Verder geldt ten aanzien van homoseksuelen uit een aantal landen specifiek beleid. Homoseksuelen uit Afghanistan en Irak worden aangemerkt als risicogroep als bedoeld in de Vreemdelingencirculaire (Vc C14/4.5). Dit betekent dat zij reeds in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel op grond van het Vluchtelingenverdrag indien zij met geringe indicaties aannemelijk hebben gemaakt dat zij vanwege hun geaardheid een gegronde vrees voor vervolging hebben. Hierbij wordt niet verlangd dat zij zich tot de autoriteiten hebben gewend voor bescherming.
Ten aanzien van homoseksuelen uit Iran geldt dat zij zijn aangewezen als specifieke groep die behoudens contra-indicaties, op grond van artikel 29, eerste lid, onder c, Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000) in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel.
In het landgebonden beleid inzake verschillende landen in met name Afrika en Azië wordt expliciet verhoogde aandacht gevraagd voor de positie van homoseksuelen en wordt van hen niet verlangd dat ze zich tot de autoriteiten hebben gewend voor bescherming.
Ingevolge artikel 31 van de Vw2000 is het in beginsel voldoende dat de vreemdeling zijn verklaringen aannemelijk maakt. Bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen gaat het meestal niet om de vraag, of en in hoeverre de verklaringen die de vreemdeling aan zijn aanvraag ten grondslag heeft gelegd kunnen worden bewezen. Als de vreemdeling niet in staat is en ook van hem redelijkerwijs niet gevergd kan worden dat hij zijn verklaringen met bewijsmateriaal ondersteunt, kunnen onder omstandigheden de verklaringen toch geloofwaardig worden geacht en kan derhalve het voordeel van de twijfel worden gegeven (zie ook Vreemdelingencirculaire C14/3.3).
Ik hecht veel waarde aan het onderkennen van gendergerelateerde aspecten, waaronder homoseksualiteit in asielzaken. Bij de IND is hier dan ook extra aandacht voor. De IND hoor- en beslismedewerkers worden op verschillende aspecten die van belang zijn bij het horen en interpreteren van verklaringen getraind door interne en externe experts op dit gebied. In standaard opleidingsmodules wordt veel aandacht besteed aan zaken als het interpreteren van informatie en omgaan met emoties, het adequaat benaderen van asielzoekers van verschillende culturele achtergronden en duiding van verbale en non-verbale signalen in relatie tot de eigen dagelijkse werkpraktijk. Gelet op het belang dat ook de IND hecht aan dit onderwerp worden naast de leermodules tevens speciale bijeenkomsten door de IND georganiseerd. Zo staat er voor 2011 een Masterclass Interviewtechnieken betreffende ethische aspecten bij het doorvragen o.a. met betrekking tot homoseksualiteit gepland.
Voor alle asielzoekers die in de opvang verblijven geldt dat voorkomen moet worden dat zij in een omgeving van agressiviteit, wantrouwen en discriminatie terechtkomen. Hier is het beleid van het COA dan ook op gericht. Ik verwijs hier terzake agressiviteit en discriminatie in asielzoekerscentra graag naar mijn antwoorden op vragen van het lid Voordewind e.a.3 over bedreigingen van ex-moslims in asielzoekerscentra.
Op de asielzoekerscentra worden asielzoekers met specifieke ondersteuningsbehoeften doorverwezen en in contact gebracht met specialistische organisaties. Het is derhalve niet nodig om voor elke groep een eigen vertrouwenspersoon aan te stellen.
Binnen het COA is veel aandacht voor het signaleren van sociale misstanden zoals huiselijk geweld en discriminatie en geweld. De medewerkers worden getraind in het signaleren en boven tafel krijgen van deze misstanden. Hierbij is er een nauwe samenwerking met diverse lokale en regionale hulpverleningsinstanties.
Tijdens het debat over de begroting heb ik u toegezegd dat ik bereid ben met belangenorganisaties te overleggen om na te gaan of zij in dit verband suggesties hebben waarmee het COA aan de slag kan. Dit overleg vond plaats op 31 januari jl. Ik heb afgesproken dat het COA samen met vertegenwoordigers van het COC en Secret Garden evenals met de christelijke Stichting Gave gezamenlijk gaan onderzoeken hoe de meldingsbereidheid kan worden verhoogd van asielzoekers die wegens hun geaardheid of levensovertuiging in de asielopvang te maken hebben met agressie of discriminatie.