Ingediend | 28 juli 2010 |
---|---|
Beantwoord | 8 september 2010 (na 42 dagen) |
Indiener | Kees van der Staaij (SGP) |
Beantwoord door | Maxime Verhagen (minister buitenlandse zaken, minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (CDA) |
Onderwerpen | cultuur en recreatie internationaal organisatie en beleid religie |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z11295.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20092010-3284.html |
Het Setara-instituut wijst op het groeiend aantal problemen dat kerkgemeenschappen in Indonesië ondervinden. In 2008 vonden er volgens de mensenrechtenorganisatie zeventien incidenten gericht tegen Christenen plaats, in 2009 achttien, en in 2010, in de maanden januari tot juli, zou het aantal gestegen zijn tot 28. Setara maakt melding van gevallen waarbij lokale overheden, mede onder druk van islamitische groeperingen, op grond van veronderstelde administratieve onregelmatigheden zijn overgegaan tot het sluiten van kerkgebouwen of weigeren bouwvergunningen voor kerken af te geven. Tevens maakt het rapport melding van een aantal gevallen van intimidatie jegens kerkgemeenschappen. Er was volgens Setara hierbij overigens geen sprake van fysiek geweld tegen personen.
De problemen die Setara aan de orde stelt lijken vooral het gevolg te zijn van een ministerieel decreet uit 2006, dat voorschrijft dat de lokale bevolking inspraak heeft bij de bouw of renovatie van gebouwen van religieuze groeperingen.
Ik vind het belangrijk dat Setara deze problematiek signaleert in zijn rapport en daarmee bijdraagt aan de maatschappelijke bewustwording ten aanzien van dit onderwerp bij zowel gouvernementele als niet-gouvernementele instanties.
De Nederlandse regering volgt de mensenrechtensituatie, waaronder de ontwikkelingen op het gebied van de vrijheid van godsdienstuitoefening, nauwlettend en heeft hierover regelmatig contact met de Indonesische overheid. Ook tijdens de laatste bilaterale politieke dialoog met Indonesië in november 2009 werd hierover gesproken. U kunt ervan op aan dat ik in mijn contacten met de Indonesische overheid aandacht zal blijven vragen voor het belang van godsdienstvrijheid.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
In de Indonesische grondwet is de vrijheid van godsdienst gewaarborgd. Hoewel de overgrote meerderheid van de Indonesische bevolking moslim is, hebben verschillende gebieden in het land een protestantse of katholieke meerderheid.
De Indonesische regering is bijzonder actief in het bestrijden van radicale elementen in haar samenleving. Helaas bestaan er kleine groeperingen die de pluralistische grondhouding van de regering niet erkennen en radicaliseren; zij zijn de laatste jaren actiever geworden in woord en daad. De Indonesische overheid tracht deze groeperingen te identificeren en aan te pakken. Dit is echter niet eenvoudig daar het de Indonesische overheid op lokaal niveau vaak nog aan voldoende middelen en getrainde mensen ontbreekt om zulke radicalisering en religieuze onvrijheden tegen te gaan. Volgens het rapport van Setara komt het bovendien voor dat sommige lokale overheden niet bereid zijn om zich actief in te zetten voor de bescherming van religieuze minderheden.
Publicaties, zoals het rapport van Setara, zijn belangrijk om aandacht te blijven vragen voor de problematiek van interreligieuze spanningen binnen de Indonesische samenleving en dragen bij aan de maatschappelijke bewustwording ten aanzien van dit onderwerp bij zowel gouvernementele als niet-gouvernementele instanties.
Voor de EU vormt vrijheid van religie een belangrijk aandachtspunt. Tijdens de recente EU-Indonesië mensenrechtendialoog van 29 juni 2010 werd door de EU het belang van het respecteren van godsdienstvrijheid en het voeren van een interreligeuze dialoog ter bevordering van begrip en verdraagzaamheid benadrukt (zie ook de beantwoording op de kamervragen van de leden Wilders en De Roon d.d. 5 juli 2010).
Ten slotte kan nog worden vermeld dat Nederland projecten op het gebied van democratisering en mensenrechten ondersteunt.
Zie antwoord vraag 4.
Zie antwoord vraag 4.
Zie antwoord vraag 4.
Zie antwoord vraag 4.