Ingediend | 20 juli 2010 |
---|---|
Beantwoord | 9 augustus 2010 (na 20 dagen) |
Indiener | Kees van der Staaij (SGP) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | cultuur en recreatie religie |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z11095.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20092010-3036.html |
Ja.2
Beleid dat een organisatie met een bepaalde religieuze of levensbeschouwelijke identiteit bij voorbaat categorisch uitsluit van subsidieverlening of de gunning van contracten met de overheid, verdraagt zich niet met artikel 1 van de Grondwet. Ten aanzien van subsidieverlening is dit reeds uiteengezet in de door de vragensteller aangehaalde antwoorden op eerdere schriftelijke vragen4. Hetzelfde geldt – zoals hiervoor opgemerkt – voor contractuele relaties tussen de overheid en organisaties met een religieuze of levensbeschouwelijke identiteit, waarvan in casu sprake was.In het onderhavige geval kan de rechter beoordelen of het concrete besluit om het contract niet te verlengen in overeenstemming is met de wet.
Het is niet aan mij als Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om de weigering van het bestuur van Stadsdeel West om het contract met Youth for Christ tot het verrichten van jongerenwerk in The Mall Westerwijk te verlengen, te beoordelen.
De vraag of het bestuur van een (deel)gemeente mag besluiten om geen subsidie te verstrekken aan een organisatie voor maatschappelijk of sociaal werk op basis van alleen het personeelsbeleid valt niet in algemene zin te beantwoorden. Het antwoord daarop hangt af van de vraag of de betrokken organisatie zelf binnen de grenzen van de Algemene wet gelijke behandeling opereert. De overheid mag van organisaties waarvan zij diensten «inhuurt» of subsidieert, vragen dat deze zich aan de gelijke-behandelingswetgeving houden. De Commissie gelijke behandeling is in haar advies aan de gemeente Amsterdam ingegaan op de vraag welke wervings- en selectie-eisen een organisatie met godsdienstige of levensbeschouwelijke achtergrond binnen de kaders van de gelijke-behandelingswetgeving kan stellen.6
Decentrale overheden zijn vrij om – binnen de grenzen van wet en recht – zelf hun beleid te bepalen en op basis daarvan besluiten te nemen. Het behoort niet tot mijn taken mij in dit concrete geval – dat zich afspeelt op gemeentelijk niveau – te mengen. De rechter kan in een concreet geval beoordelen of het genomen besluit in overeenstemming is met de (Grond)wet en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.