Kamervraag 2010Z08580

Verlies van GGO-koolzaad en het ontbrekend COGEM-advies

Ingediend 20 mei 2010
Beantwoord 8 september 2010 (na 111 dagen)
Indiener Hugo Polderman
Beantwoord door Tineke Huizinga (minister volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer) (CU)
Onderwerpen landbouw natuur en milieu organisatie en beleid planten
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z08580.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20092010-3277.html
1. COGEM Report CGM 2010-02, 2009: «Transport chains and seed spillage of potential GM crops with wild relatives in the Netherlands»
2. Gentech.nl, 1 april 2010: «Amflora onvolledig beoordeeld door COGEM» http://www.gentech.nl/alle_berichten/nederlandse_politiek/amflora_onvolledig_beoordeeld_door_cogem Zie ook Gentech.nl, 12 april 2010: «COGEM: Vrijkomen gg-zaden onvermijdelijk bij import koolzaad» http://www.gentech.nl/alle_berichten/milieu/cogem_vrijkomen_gg_zaden_onvermijdelijk_bij_import_koolzaad
  • Vraag 1
    Kent u het rapport «Transport chains and seed spillage of potential GM crops with wild relatives in the Netherlands»1, waaruit blijkt dat verlies van geïmporteerd koolzaad bij transport kan leiden tot verspreiding van GGO-koolzaad in Nederland?

    Ja.

  • Vraag 2
    Kunt u uiteenzetten hoeveel besmetting er al is in Nederland? Zo nee, wanneer kunt u dit wel?

    Nee. Op basis van het door u genoemde rapport van de COGEM (deelproject 2 van een studie bestaande uit 4 delen) lijkt de kans dat tijdens het transport van koolzaad, genetisch gemodificeerd koolzaad verloren gaat en in het milieu terecht komt, op dit moment klein. Op zijn vroegst kan ik hierover meer zeggen na het vierde deelrapport van de COGEM.
    Het genoemde rapport van de COGEM geeft namelijk aan dat minder dan 3 procent koolzaad verloren gaat tijdens het transport tussen de plaats van binnenkomst en de plaats van verwerking. Het rapport geeft ook aan dat er geen concrete gegevens beschikbaar zijn over de hoeveelheid genetisch gemodificeerd (gg) koolzaad die in Nederland wordt geïmporteerd. Daarnaast geeft het rapport ook aan dat de bulk van het in Nederland geïmporteerde koolzaad afkomstig is uit Europese landen (Frankrijk, Duitsland) terwijl teelt van gg-koolzaad hoofdzakelijk plaats vindt in Canada en de VS. Uit deze landen wordt al 10 jaar nauwelijks koolzaad in Nederland geïmporteerd.

  • Vraag 3
    Gaat de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) ook wild koolzaad testen? Zo ja, wanneer vindt dit onderzoek plaats en hoe ziet de onderzoeksopzet eruit? Zo nee, waarom niet, en bent u bereid hier alsnog opdracht toe te geven?

    Nee. Het genoemde onderzoeksrapport is de tweede deelstudie van een project van de COGEM dat in totaal uit vier deelprojecten zal bestaan. In het derde deelproject zal bekeken worden of wilde koolzaadpopulaties in Nederland voorkomen. Daarnaast zal de VROM-Inspectie in samenwerking met de douane import van koolzaad controleren op aanwezigheid van gg-variëteiten.

  • Vraag 4
    Is het waar dat, zoals de COGEM stelt, het verspreide koolzaad «het kunnen toegelaten en op veiligheid beoordeelde gg-variëteiten zijn, die geen milieurisico vormen?» Hoe en waarop zijn ze beoordeeld?

    Ja. In de EU (en dus ook in Nederland) zijn 6 gg-koolzaad variëteiten toegelaten voor import en verwerking, maar niet voor teelt. Deze variëteiten hebben elk de gebruikelijke procedure doorlopen die geldt voor markttoelating van genetisch gemodificeerde organismen. Een vast onderdeel van die procedure is een inschatting van de risico’s voor mens en milieu van het voorgenomen gebruik van het ggo. Bij de milieurisicoanalyses van de betreffende gg-koolzaadvariëteiten is er rekening mee gehouden dat gg-koolzaad, door vermenging of morsen tijdens transport, in het milieu terecht kan komen. Wanneer de conclusie van de milieurisicoanalyse is dat het betreffende gg-gewas tot verwaarloosbare risico’s voor het milieu leidt, kunnen de variëteiten worden toegelaten.

  • Vraag 5
    Nu de COGEM stelt dat in de controlesystemen die er zijn voor zaad geen aandacht besteed aan het morsen van zaad, welke consequenties verbindt u hieraan en aan het feit dat de besmettingsbron waarop dit rapport zich richt, niet is bewaakt?

    Noch het genoemde rapport, noch de daarbij behorende signalerende aanbiedingsbrief van de COGEM stelt dat er geen aandacht zou worden besteed aan het morsen van zaad, of dat er een «besmettingsbron niet is bewaakt». Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven, wordt bij de veiligheidsbeoordeling van ggo’s wel degelijk rekening gehouden met het morsen van zaad. In het geval van toegelaten gg-koolzaadvariëteiten zijn er dus geen negatieve effecten voor mens en milieu te verwachten.

  • Vraag 6
    Wilt u uiteenzetten welke acties u gaat ondernemen om verspreiding van GGO-koolzaad tegen te gaan?

    Het rapport geeft geen onmiddellijke aanleiding tot nieuwe maatregelen. Dit laat onverlet dat het probleem aan de bron gemonitord moet worden, en dat de VROM-inspectie in samenwerking met de douane, controleert op de aanwezigheid van niet toegelaten gg-koolzaad in in Nederland geïmporteerde koolzaad partijen.
    Na afronding van het gehele COGEM project zal ik bezien of en hoe de resultaten kunnen worden gebruikt om de effectiviteit van controlemaatregelen zo nodig te verbeteren.

  • Vraag 7
    Kent u het artikel «Amflora onvolledig beoordeeld door COGEM»?2

    Ja.

  • Vraag 8
    Bent u zich ervan bewust dat in het advies van de COGEM – wat de basis was om vóór toelating te stemmen- een wezenlijk element blijkt te ontbreken, namelijk de gevolgen van de commerciële teelt voor de verspreiding van antibioticumresistentie? Wilt u de COGEM vragen hierover alsnog te adviseren? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet? Acht u het desalniettemin veilig? Wilt u een overzicht geven van de onafhankelijke wetenschappelijke publicaties waarop u zich baseert?

    Toen Nederland rond 2004 een standpunt moest innemen over de toelating van de genetisch gemodificeerde aardappel «Amflora», zijn de COGEM en het RIKILT om advies gevraagd. Aan hen is de vraag voorgelegd of het voorgenomen gebruik van de aardappel (commerciële teelt en verwerking tot diervoeder) tot risico’s voor mens en milieu kon leiden. Beide organisaties kwamen tot de conclusie dat bij het voorgenomen gebruik de risico’s voor mens en milieu verwaarloosbaar klein zijn. Onderdeel van de beoordeling is daarbij geweest de mogelijke gevolgen van de aanwezigheid van het betrokken antibioticumresistentiegen (AbRgen). Dat niet expliciet wordt geconstateerd dat de verspreiding van het AbRgen geen kwaad kan, doet niet af aan de eindconclusie van het advies. Ik zie dan ook geen reden om de COGEM opnieuw om advies te vragen.
    De beoordeling van de Amflora aardappel is volledig geweest, dit i.t.t. de conclusie in het genoemde artikel. In de beoordeling – die 12 jaar heeft geduurd – hebben naast COGEM en RIKILT diverse andere wetenschappelijke organen zich over deze aardappel gebogen. De Europese voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) heeft, op verzoek van de Europese Commissie, het dossier zelfs drie keer beoordeeld. Dat het betreffende AbRgen reeds voorkomt in het milieu,en horizontale genoverdracht van (gg-) plant naar bacterie nooit in de natuur is waargenomen, wordt onderschreven door de COGEM. Per brief van 1 april 20083 over de markttoelating van de betreffende genetisch gemodificeerde aardappel heb ik u ook toegelicht hoe de EFSA tot de conclusie is gekomen dat dit AbRgen geen risicio’s voor mens en milieu met zich meebrengt.
    Daarnaast bent u onlangs door de minister van LNV, mede namens mij, over de toelating van de gg-aardappel en de aanwezigheid van AbRgenen uitgebreid geïnformeerd in de antwoorden op andere Kamervragen over deze aardappel4.
    Voor een overzicht van de publicaties waarop de genoemde instanties zich baseren, verwijs ik naar de adviezen van deze instanties, die allen publiekelijk toegankelijk zijn via internet (zie referenties onderaan deze brief).

  • Vraag 9
    Bent u bereid uw standpunt aan te passen op grond van (nieuwe) wetenschappelijke inzichten omtrent de gevolgen van de commerciële teelt voor de verspreiding van antibioticumresistentie?

    Ik ben uiteraard bereid mijn standpunt aan te passen als nieuwe wetenschappelijke inzichten daar aanleiding toe geven. In het geval van deze gg-aardappel Amflora is dat echter niet aan de orde.
    http://www.cogem.net/ContentFiles/CGM040610–01.pdf
    Cogem advies Amflora, 2004
    http://www.efsa.europa.eu/en/scdocs/scdoc/323.htm
    EFSA advice application under Directive 2001/18, 2005
    http://www.efsa.europa.eu/en/scdocs/scdoc/48.htm EFSA advice 2004
    http://www.efsa.europa.eu/en/scdocs/scdoc/324.htm EFSA advice on food/feed use under regulation 1829/2003, december 2005
    http://www.efsa.europa.eu/en/scdocs/doc/742.pdf – Statement on ABR on safe use of ABR in gm plants, maart 2007
    http://www.efsa.europa.eu/en/scdocs/scdoc/1108.htm – gmo and biohaz panel on AbR in gm plants, maart 2009

  • Mededeling - 30 juni 2010

    Hierbij deel ik u mede dat de beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid Polderman (SP) over het verlies van ggo-koolzaad en het ontbreken van een COGEM advies, ingezonden 20 mei 2010, niet binnen de gebruikelijke termijn kan plaatsvinden. De noodzakelijke informatie is nog niet voorhanden. Ik zal u binnen 3 weken alsnog een antwoord geven op de gestelde vragen.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2010Z08580
Volledige titel: Vragen van het lid Polderman (SP) aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over verlies van GGO-koolzaad en het ontbrekend COGEM-advies (ingezonden 20 mei 2010).
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20092010-3277
Volledige titel: Vragen van het lid Polderman (SP) aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over verlies van GGO-koolzaad en het ontbrekend COGEM-advies (ingezonden 20 mei 2010).