Ingediend | 21 april 2010 |
---|---|
Beantwoord | 5 juli 2010 (na 75 dagen) |
Indiener | Esther Ouwehand (PvdD) |
Beantwoord door | Maria van der Hoeven (minister economische zaken) (CDA) |
Onderwerpen | natuur- en landschapsbeheer natuur en milieu onderwijs en wetenschap onderzoek en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z07162.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20092010-2796.html |
Het Mars500-project is een samenwerking tussen ESA en het Russische Institute for Biomedical Problems (IBPM). Omdat Nederland hierin geen contractpartner is, heb ik ESA verzocht om nadere informatie over het Mars500-project. ESA heeft mij daarop per email en met kopieën van haar correspondentie met IBPM duidelijk gemaakt dat bij het Mars500-project geen experimenten met apen plaatsvinden. Het bericht over dergelijke experimenten was door IBMP ten onrechte op de Mars500-website geplaatst, maar is door IBMP 1 dag later van deze website verwijderd op nadrukkelijk verzoek van ESA. Met brief van 7 april 2010 heeft IBMP vervolgens aan ESA bevestigd dat het Mars500-project uitsluitend onderzoek betreft naar gevolgen van langdurige menselijk verblijf in de ruimte via een gesimuleerde vlucht van 520 dagen naar Mars.
Mijn door u geciteerd antwoord betreft het Mars500-project. In het kader van het ESA-programma voor Leven en Exacte Wetenschappen (ELIPS) kan wel ruimteonderzoek plaats hebben met ongewervelde dieren of knaagdieren. Zoals ook benadrukt in mijn eerdere beantwoording, houdt ESA zich hierbij volledig aan de op het terrein van onderzoek met dieren van toepassing zijnde regels en wetgeving van de Europese Unie en van COSPAR1. Naar mij bekend zijn er thans geen Nederlandse wetenschappers betrokken bij ruimteonderzoek met dieren.
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Binnen de Wet op de dierproeven is het toegestaan om dierproeven te verrichten, mits het belang van de proef opweegt tegen het ongerief dat het dier wordt aangedaan, en het doel niet op een andere manier kan worden bereikt dan door middel van een dierproef. In Nederland wordt deze afweging over de toelaatbaarheid van dierproeven gemaakt door de Dier Experimenten Commissies (DEC’s). De DEC’s beoordelen daarmee de ethische en maatschappelijke aanvaardbaarheid van een dierproef. Deze beoordelingen worden uitgevoerd in de lidstaat waar het onderzoek plaats vindt. Daarom kan ik alleen spreken voor de Nederlandse situatie.
Zie antwoord vraag 4.
De beantwoording van de vragen van het lid Ouwehand over dierproeven voor ruimteonderzoek zal meer dan de gebruikelijke drie weken in beslag nemen, omdat de informatievoorziening van en afstemming met het Europese Ruimtevaart Agentschap (ESA) nog niet is afgerond. Ik streef ernaar om de vragen zo snel mogelijk te beantwoorden.