Ontvangen 26 februari 2025
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I, onderdeel F, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het voorgestelde artikel 18.6c, vierde lid, onderdelen a en b, en het vijfde lid, wordt «€ 1.030.000,–» vervangen door «het bedrag dat is vastgesteld voor de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht,».
2. In het voorgestelde artikel 18.6d, vijfde lid, onderdelen a, b en c, en het zesde lid, wordt «€ 1.030.000,–» vervangen door «het bedrag dat is vastgesteld voor de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht,».
B
In artikel IV, onderdeel C, tweede subonderdeel, wordt in het voorgestelde onderdeel h «€ 1.030.000,–» vervangen door «het bedrag dat is vastgesteld voor de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht,».
Bij het in het wetsvoorstel opnemen van de maximaal op te leggen boete is aansluiting gezocht bij het bedrag van de zesde categorie van artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Daarbij is een bedrag in euro’s opgenomen. Om aangesloten te blijven bij de boetecategorie in het geval van de tweejaarlijkse indexatie, is het wenselijk om direct te verwijzen naar de boetecategorie zoals vastgesteld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Daarmee wordt gehandeld in lijn met aanwijzing 5.43 uit de Aanwijzingen voor de regelgeving.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, B. Madlener