Ontvangen 6 februari 2024
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 8, tweede en vierde lid, onderdeel b, wordt «onbalansafslag» vervangen door «onbalanskosten».
B
In artikel 10, achtste lid, onderdeel b, wordt na «toepassing van het» ingevoegd «derde en».
C
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdelen a en d, wordt na «de Handelsregisterwet 2007» ingevoegd «, het unieke informatienummer voor rechtspersonen en samenwerkingsverbanden of het op grond van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer toegekende burgerservicenummer».
2. In het tweede lid, onderdeel e, wordt na «adres» ingevoegd «, unieke informatienummer voor rechtspersonen en samenwerkingsverbanden».
3. In het vijfde lid wordt «1 oktober 2024» vervangen door «1 april 2025».
4. In het zesde lid, onderdeel a, wordt «inkomstenverslag» vervangen door «marktinkomstenverslag».
D
Artikel 20, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Na «en wordt» wordt ingevoegd «op».
2. «1 oktober 2024» wordt vervangen door «1 april 2025».
3. Het derde lid komt te vervallen.
E
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden:
Artikel 21 naheffing, teruggaaf en verjaring
2. In het eerste lid wordt na «heft de inspecteur» ingevoegd «, in afwijking in zoverre van artikel 20, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen,».
F
Artikel 22 komt te luiden:
Artikel 22 belastingrente
1. Met betrekking tot een naheffingsaanslag als bedoeld in artikel 21, tweede lid, onderdeel a, wordt belastingrente als bedoeld in Hoofdstuk VA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in rekening gebracht. De belastingrente wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt op 1 april 2025 en eindigt op de dag voorafgaand aan de dag waarop de naheffingsaanslag invorderbaar is ingevolge artikel 9 van de Invorderingswet 1990 en heeft als grondslag de nageheven inframarginale elektriciteitsheffing. Het tijdvak waarover de belastingrente wordt berekend eindigt uiterlijk veertien weken na het tijdstip waarop het nieuwe marktinkomstenverslag is ingediend of de ambtshalve vaststelling van de som van de belastbare marktinkomsten onherroepelijk is geworden.
2. Ingeval een teruggaafbeschikking als bedoeld in artikel 21, tweede lid, onderdeel b, wordt vastgesteld na twaalf weken na het tijdstip waarop het nieuwe marktinkomstenverslag is ingediend of de ambtshalve vaststelling van de som van de belastbare marktinkomsten onherroepelijk is geworden, wordt belastingrente als bedoeld in Hoofdstuk VA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vergoed. De belastingrente wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt op de dag na die twaalf weken en eindigt veertien dagen na de dagtekening van de teruggaafbeschikking en heeft als grondslag het terug te geven bedrag aan inframarginale elektriciteitsheffing.
3. Het percentage van de belastingrente is gelijk aan het percentage dat krachtens artikel 30hb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van toepassing is op de in artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag genoemde belastingen.
4. De artikelen 30h, zesde lid, 30ia en 30j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen zijn van overeenkomstige toepassing.
Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag is aangegeven, geeft nadere bestudering van het wetsvoorstel aanleiding voor enkele redactionele verbeteringen. Met deze nota van wijziging wordt de verhouding tussen artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr) en artikel 21 van het wetsvoorstel explicieter geregeld. Ook wordt de bepaling inzake de belastingrente opnieuw geformuleerd. Met de nieuwe formulering wordt beter aangesloten bij de algemene regels zoals die voor belastingrente krachtens de Awr gelden. Ook wordt wettelijk vastgelegd dat het marktinkomstenverslag het unieke informatienummer voor rechtspersonen en samenwerkingsverbanden (RSIN) of het burgerservicenummer (BSN) van de producent dient te bevatten. Indien de producent elektriciteit opwekt in een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid zijn deze gegevens ook vereist van alle vennoten van die vennootschap. Het RSIN of BSN moet in het marktinkomstenverslag worden opgenomen zodat de gegevensverwerking en de gegevensuitwisseling tussen NEa en de Belastingdienst zo zorgvuldig mogelijk kan plaatsvinden. Denk bijvoorbeeld aan het verifiëren van het te betalen belastingbedrag of het doorzenden van een geschrift van een producent door de Belastingdienst aan de NEa of andersom. Ook zijn deze gegevens van belang om binnen de administratie van de Belastingdienst zo goed mogelijk gebruik te kunnen maken van de voor de heffing en inning beschikbare voorzieningen. Voorts wordt de datum voor welke het marktinkomstenverslag moet worden ingediend, aangifte moet worden gedaan en op die aangifte moet worden voldaan, aangepast naar 1 april 2025. Hiermee wordt naar verwachting gewaarborgd dat er een periode van tenminste zes maanden zit tussen inwerkingtreding van de wet en de datum voor welke het indienen van het marktinkomstenverslag, het doen van aangifte en het voldoen op die aangifte moet plaatsvinden. Deze periode is van belang om producenten en de betrokken uitvoeringsorganisaties voldoende gelegenheid te bieden om uitvoering te geven aan het wetsvoorstel. Ten slotte wordt van de gelegenheid gebruikgemaakt om enkele redactionele aanpassingen aan te brengen. Deze nota van wijziging wordt mede namens de Staatssecretaris van Financiën uitgebracht.
Deze nota van wijziging heeft geen budgettaire gevolgen.
Zoals in de memorie van toelichting is vermeld zal de uitvoeringstoets van de Belastingdienst nog worden herijkt zodra ook de lagere regelgeving voor de inframarginale elektriciteitsheffing beschikbaar is. Onderhavige nota van wijziging zal bij deze lopende herijking worden betrokken. De uitkomsten van de herijking worden met de Tweede Kamer gedeeld zodra de resultaten beschikbaar zijn.
Onderdeel A (artikel 8)
Met dit onderdeel wordt een foutieve vermelding gecorrigeerd. Conform hetgeen is opgenomen in paragraaf 3.6 en voetnoot 29 van de memorie van toelichting moeten hier de onbalanskosten worden vermeld.
Onderdeel B (artikel 10)
Met dit onderdeel wordt de grondslag om nadere regels te stellen over vergelijkbare aankoopovereenkomsten iets verruimd zodat bij die nadere regels ook recht kan worden gedaan aan de samenhang tussen het voorgestelde artikel 10, derde en vijfde lid, van het wetsvoorstel.
Onderdeel C (artikel 11)
Met dit onderdeel wordt aangevuld dat een producent in het marktinkomstenverslag naast zijn unieke Kamer van Koophandel-nummer ook het door de Kamer van Koophandel verstrekte unieke informatienummer voor rechtspersonen en samenwerkingsverbanden (Rechtspersonen en Samenwerkingsverbanden Informatienummer; verder: RSIN) moet vermelden. Dit geldt, indien van toepassing, eveneens voor de andere vennootschappen van wie de gegevens in het marktinkomstenverslag vermeld moeten worden. Indien de producent of vennoot een natuurlijk persoon betreft en niet beschikt over een RSIN zal het burgerservicenummer (BSN) van deze persoon moeten worden vermeld. Voorts wordt de datum voor welke het marktinkomstenverslag moet worden ingediend gesteld op 1 april 2025.
Onderdeel D (artikel 20)
Van de gelegenheid wordt gebruikgemaakt om een redactionele verbetering aan te brengen in de formulering van artikel 20, tweede lid, van het wetsvoorstel. De datum voor welke aangifte moet worden gedaan en moet worden voldaan op die aangifte wordt gesteld 1 april 2025.
Artikel 20, derde lid, van het wetsvoorstel vervalt. Met dat lid werd beoogd zoveel mogelijk ruimte te bieden aan de inspecteur om voor de behandeling van de aangifte en voldoening van de inframarginale elektriciteitsheffing gebruik te maken van de digitale infrastructuur die voor de kolenbelasting voorhanden is. Hoewel voor de geautomatiseerde ondersteuning van de inframarginale elektriciteitsheffing ook het proces van de kolenbelasting wordt gebruikt, bestaat aan de bevoegdheid voor de inspecteur waarin artikel 20, derde lid, van het wetsvoorstel voorzag niet langer behoefte. De generieke bepalingen waarmee in de termijn voor de indiening van de aangifte en de voldoening wordt voorzien volstaan.
Onderdeel E (artikel 21)
Artikel 21, eerste lid, van het wetsvoorstel regelt dat indien de belasting die op aangifte behoort te worden voldaan geheel of gedeeltelijk niet is betaald, of indien te veel is betaald, de inspecteur de te weinig geheven belasting naheft, of teruggaaf verleent van hetgeen te veel is geheven. Een naheffing of teruggave is louter gebaseerd op de vaste gegevens over de heffingsgrondslag die volgen uit het marktinkomstenverslag, een ingediend nieuw marktinkomstenverslag en de (onherroepelijk vaststaande) ambtshalve vaststelling. Op dat punt wijkt artikel 21 dan ook af van artikel 20 van de Awr. Dat wordt met deze nota van wijziging verduidelijkt. Artikel 20, eerste lid, tweede zin, van de Awr zal zich niet voordoen en belet evenmin een naheffing die het gevolg is van de vaste gegevens over de heffingsgrondslag die volgen uit het marktinkomstenverslag, een ingediend nieuw marktinkomstenverslag en de (onherroepelijk vaststaande) ambtshalve vaststelling. Alleen in het uitzonderlijke geval van een administratieve, foute verwerking in de heffing van het (nieuwe) grondslaggegeven door de Belastingdienst zal een teruggaaf en naheffing eigenstandig door de Belastingdienst kunnen plaatsvinden. Andere mogelijkheden of beperkingen om na te heffen of terug te geven zijn er niet voor de Belastingdienst. Van de gelegenheid is tevens gebruikgemaakt om in het opschrift te verduidelijken dat artikel 21 van het wetsvoorstel naast naheffing en verjaring ook betrekking heeft op teruggaaf van de inframarginale elektriciteitsheffing.
Onderdeel F (artikel 22)
Artikel 22 van het wetsvoorstel regelt dat in bepaalde gevallen belastingrente in rekening wordt gebracht. Belastingrente wordt uitsluitend in rekening gebracht bij naheffingsaanslagen die uit hoofde van artikel 21, tweede lid, onderdeel a, van het wetsvoorstel zijn opgelegd. Ook is in artikel 22, eerste lid, van het wetsvoorstel voorzien in een van de Awr afwijkende berekening. Met deze nota van wijziging wordt beoogd om zo dicht mogelijk aan te sluiten bij de bestaande systematiek van de belastingrente. Echter is het voor de Belastingdienst niet mogelijk binnen de termijn waarbinnen de inframarginale elektriciteitsheffing moet worden uitgevoerd, te voorzien in een digitale voorziening om ook bij andere naheffingsaanslagen dan die volgen uit artikel 21, tweede lid, onderdeel, a, van het wetsvoorstel, belastingrente in rekening te brengen. Tezamen met het feit dat dit soort naheffingsaanslagen als gevolg van de gekozen systematiek voor de uitvoering van de inframarginale elektriciteitsheffing niet vaak zullen voorkomen, is ervoor gekozen om bij andere naheffingsaanslagen dan die volgen uit artikel 21, tweede lid, onderdeel, a, van het wetsvoorstel, geen belastingrente in rekening te brengen.
In lijn met artikel 30h, derde lid, van de Awr wordt met deze nota van wijziging voorzien in een zogenoemde rentestop. Het tijdvak waarover de belastingrente wordt berekend eindigt uiterlijk veertien weken na het tijdstip waarop het nieuwe marktinkomstenverslag is ingediend of de ambtshalve vaststelling van de som van de belastbare marktinkomsten onherroepelijk is geworden. De termijn van veertien weken is opgebouwd uit een redelijke termijn van twaalf weken, vermeerderd met de betalingstermijn van 2 weken (14 dagen) die geldt bij een naheffingsaanslag. Deze termijn loopt bij een reguliere naheffingsaanslag van de dagtekening van het aanslagbiljet totdat de naheffingsaanslag invorderbaar wordt ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Invorderingswet 1990. De redelijke termijn van twaalf weken sluit aan bij de naheffings-, teruggaaf- en verjaringstermijnen die in artikel 21 van het wetsvoorstel zijn opgenomen. In lijn met de wijzigingen in de artikelen 11 en 20 van het wetsvoorstel wordt de aanvang van het tijdvak waarover belastingrente wordt berekend gesteld op 1 april 2025.
Artikel 22, tweede lid, van het wetsvoorstel voorziet – ter vervanging van het eerdere voorstel om artikel 30ha van de Awr van overeenkomstige toepassing te verklaren – in een specifieke bepaling voor de vergoeding van belastingrente. Op grond van deze specifieke bepaling wordt belastingrente vergoed ingeval een teruggaafbeschikking als bedoeld in artikel 21, tweede lid, onderdeel b, van het wetsvoorstel wordt vastgesteld na twaalf weken na het tijdstip waarop het nieuwe marktinkomstenverslag is ingediend of de ambtshalve vaststelling van de som van de belastbare marktinkomsten onherroepelijk is geworden. Daarbij wordt de belastingrente enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt op de dag na die twaalf weken en eindigt veertien dagen na dagtekening van de teruggaafbeschikking met als grondslag het terug te geven bedrag aan inframarginale elektriciteitsheffing.
Ingevolge deze nota van wijziging wordt op grond van het voorgestelde artikel 22, derde lid, van het wetsvoorstel voor de hoogte van de belastingrente aansluiting gezocht bij het percentage dat krachtens artikel 30hb van de Awr van toepassing is op de in artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag genoemde belastingen. Als gevolg hiervan zal ten behoeve van de inframarginale elektriciteitsheffing geen zelfstandige aanpassing van het Besluit belasting- en invorderingsrente noodzakelijk zijn.
Voor het overige is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de bepalingen in de Awr die betrekking hebben op de belastingrente. Als gevolg hiervan bepaalt het voorgestelde artikel 22, vierde lid, van het wetsvoorstel krachtens deze nota van wijziging dat de artikelen 30h, zesde lid, 30ia en 30j van de Awr van overeenkomstige toepassing zijn. Deze artikelen faciliteren rechtsherstel (artikel 30h, zesde lid, van de Awr), maatwerk indien gedurende het tijdvak waarover de belastingrente wordt berekend de te betalen belasting al is voldaan (artikel 30ia van de Awr) en rechtsbescherming (artikel 30j van de Awr).
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten