Vastgesteld 18 januari 2024
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben hier enkele vragen en opmerkingen over.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben hierover één vraag.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat de olie- en gasbedrijven de grote winnaars van de energiecrisis in 2022 waren, met recordwinsten. In 2022 verdubbelden de winsten van deze bedrijven wereldwijd naar $ 219 miljard.1 De hoge energierekeningen zijn uiteindelijk te herleiden naar deze winsten. Wat is de verhouding tussen deze wet en de tijdelijke solidariteitsbijdrage (Wet tijdelijke solidariteitsbijdrage, Kamerstuk 36 235)? Hoeveel leverden beide maatregelen op en hoe verhoudt dit zich tot de winstcijfers van beide sectoren, aangezien het voorliggende wetsvoorstel voornamelijk over duurzame energieopwek gaat en de tijdelijke solidariteitsbijdrage over fossiele energie?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat het wetsvoorstel met terugwerkende kracht wordt ingevoerd. Hoe kansrijk acht de regering de mogelijkheid dat deze wet in de toekomst weer van toepassing is door hoge energieprijzen? Wat is dan de procedure?
De leden van de VVD-fractie hebben begrip voor de uitzonderlijke omstandigheden waaronder deze wet tot stand is gekomen. Het wetsvoorstel geeft uitvoering aan de Europese verordening betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen. De uitvoerbaarheid van de verordening bleek voor Nederland complex. Deze leden zijn benieuwd welke lessen worden getrokken uit dit traject voor volgende crises. Hoe wordt er daarnaast voor gezorgd dat tijdens een volgende crisis gebruik wordt gemaakt van de lessen die nu geleerd zijn?
De leden van de BBB-fractie lezen dat de verordening lidstaten van de Europese Unie verplicht om vanaf 1 december 2022 gedurende zeven maanden de marktopbrengsten van producenten die elektriciteit opwekken uit de in de verordening genoemde bronnen, te plafonneren. Deze leden vragen aan de regering of er sinds 2022 in Europese landen om ons heen al eerder soortgelijke maatregelen zijn getroffen zoals nu hier voorligt en wat de gevolgen en reacties daarvan zijn geweest.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen in hoeverre energiecoöperaties onder dit wetsvoorstel vallen. Kunnen energiecoöperaties uitgezonderd kunnen worden? Deze leden zouden dat wenselijk vinden.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zouden graag de 1.500 productie-installaties die onder de inframarginale elektriciteitsheffing vallen nader uitgesplitst zien. Wat is de verdeling naar bron van opwek?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen waarom de mogelijkheid om eindafnemers van elektriciteit te ondersteunen niet is gebruikt. Deze leden hadden het wenselijk en logisch geacht om wel gebruik te maken van deze mogelijkheid.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het wetsvoorstel hoge uitvoeringskosten met zich meebrengt en dat de verwachte opbrengst beperkt zal zijn. Is er al een betere inschatting van wat de uitvoeringskosten zullen bedragen en wat de verwachte opbrengst zal zijn? Zijn er op dit vlak nog lessen die kunnen worden meegenomen om in de toekomst te voorkomen dat veel inspanning nodig is om een beperkte opbrengst te realiseren?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de controle door een accountant is ingeperkt. Als de producent gebruik maakt van de simpele bepaling van «marktinkomsten op basis van day-ahead-prijzen» is geen controle door een accountant meer vereist. Welk risico op fraude brengt dit met zich mee? Hoe wordt dit risico zoveel mogelijk beperkt? En zijn hiervoor nog aanvullende maatregelen nodig?
De fungerend voorzitter van de commissie, Stoffer
De adjunct-griffier van de commissie, De Keijzer