Gepubliceerd: 19 september 2023
Indiener(s): Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66)
Onderwerpen: belasting financiƫn landbouw planten
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36426-2.html
ID: 36426-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van. Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is fiscale klimaatmaatregelen te treffen die de glastuinbouw aan een CO2-heffing onderwerpen, het verlaagde tarief van de glastuinbouw in de energiebelasting uitfaseren en de vrijstelling voor elektriciteitsopwekking middels gas gefaseerd inperken;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2025 als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt, onder verlettering van onderdeel g tot h, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • g. een CO2-heffing glastuinbouw;.

B

Artikel 47, eerste lid, onderdeel g, komt te luiden:

g. installatie voor elektriciteitsopwekking:

een zelfstandige installatie waarin elektriciteit wordt opgewekt door middel van aardgas of elektriciteit, waarbij tot de installatie behoren onderdelen die rechtstreeks worden ingezet voor het opwekken van elektriciteit, daarmee in technisch verband staan en gevolgen kunnen hebben voor het opwekken van elektriciteit, alsmede onderdelen die zijn aangebracht uit het oogpunt van milieuverbetering, veiligheid of efficiëntie;.

C

Artikel 50, zesde lid, onderdeel d, komt te luiden:

  • d. elektriciteit die de verbruiker heeft opgewekt door middel van een installatie voor elektriciteitsopwekking met een totaal opgesteld thermisch vermogen van niet meer dan 20 megawatt.

D

In artikel 60, eerste lid, komen het eerste en tweede aandachtsstreepje te luiden:

  • niet hoger is dan 170.000 kubieke meter, per kubieke meter 30% van het tarief, genoemd in artikel 59, eerste lid, onderdeel a, tweede aandachtsstreepje;

  • hoger is dan 170.000 kubieke meter, maar niet hoger dan 1.000.000 kubieke meter, per kubieke meter 50% van het tarief, genoemd in artikel 59, eerste lid, onderdeel a, derde aandachtsstreepje;.

E

Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:

  • 1. Vrijstelling van de belasting wordt verleend ter zake van de levering of het verbruik van:

    • a. aardgas dat wordt gebruikt in een installatie voor elektriciteitsopwekking tot een volume dat correspondeert met 0,31658 Nm3 per opgewekte kWh elektriciteit;

    • b. aardgas dat wordt gebruikt in een installatie voor elektriciteitsopwekking met behulp waarvan elektriciteit wordt opgewekt uitsluitend door middel van hernieuwbare energiebronnen en elektriciteit;

    • c. elektriciteit die wordt gebruikt in een installatie voor elektriciteitsopwekking; en

    • d. elektriciteit en aardgas die worden gebruikt voor de productie van elektriciteit en voor instandhouding van het vermogen elektriciteit te produceren.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, wordt bij een installatie voor elektriciteitsopwekking met een totaal opgesteld thermisch vermogen van niet meer dan 20 megawatt vrijstelling van de belasting verleend ter zake van de levering of het verbruik van aardgas dat wordt gebruikt voor het opwekken van elektriciteit tot een hoeveelheid die correspondeert met 0,31658 Nm3 per kWh elektriciteit die de exploitant van de installatie invoedt op een distributienet. De hoeveelheid opgewekte elektriciteit die wordt betrokken bij de berekening van de hoeveelheid aardgas waarvoor de vrijstelling wordt verleend is maximaal de hoeveelheid elektriciteit die de exploitant heeft opgewekt met de installatie.

2. Onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot vierde tot en met achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Indien het aardgas, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en in het tweede lid, een bovenste verbrandingswaarde heeft die lager of hoger is dan 35,17 megajoule per Nm3, wordt het volume, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, naar evenredigheid verhoogd, onderscheidenlijk verlaagd.

3. In het zevende lid (nieuw) wordt «het eerste, derde, vierde en vijfde lid» vervangen door «het eerste, tweede, vierde, vijfde en zesde lid».

F

Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «artikel 64, eerste lid,» ingevoegd «onderdeel d,».

2. In het tweede lid wordt «artikel 64, derde lid, eerste volzin, eerste aandachtsstreepje,» vervangen door «artikel 64, eerste lid, onderdeel c, en vierde lid, eerste volzin, eerste aandachtsstreepje,».

3. In het derde lid wordt «artikel 64, derde lid, eerste volzin, tweede aandachtsstreepje, vierde en vijfde lid,» vervangen door «artikel 64, eerste lid, onderdeel b, vierde lid, eerste volzin, tweede aandachtsstreepje, vijfde en zesde lid,».

4. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Op verzoek wordt aan de verbruiker van wie geen belasting wordt geheven als bedoeld in artikel 53 teruggaaf van de belasting verleend met betrekking tot aardgas dat wordt gebruikt op een in artikel 64, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid bedoelde wijze.

5. In het vijfde lid (nieuw) wordt «het eerste tot en met derde lid» vervangen door «het eerste tot en met vierde lid».

G

Na artikel 71a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 71aa

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op broeikasgasinstallaties van een glastuinbouwbedrijf of energiebedrijf voor glastuinbouw als bedoeld in artikel 71t, eerste lid, onderdelen d, onderscheidenlijk e.

H

Artikel 71i wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef komt te luiden: Dit hoofdstuk is van toepassing op industriële installaties met uitzondering van broeikasgasinstallaties van een glastuinbouwbedrijf of energiebedrijf voor glastuinbouw als bedoeld in artikel 71t, eerste lid, onderdelen d, onderscheidenlijk e, dan wel broeikasgasinstallaties die direct of indirect uitsluitend worden geëxploiteerd voor:.

2. Onderdeel a vervalt, onder verlettering van de onderdelen b, c en d tot a, b en c.

I

Na hoofdstuk VIB wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk VIC. CO2-heffing glastuinbouw

Afdeling 1. Algemeen

Artikel 71t
  • 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    a. aardgas:

    producten van de GN-codes 2711 11 00 en 2711 21 00;

    b. broeikasgasinstallatie:

    broeikasgasinstallatie als bedoeld in de artikelen 16.1, tweede lid, en 16.3 van de Wet milieubeheer;

    c. standaard CO2-emissiefactor voor aardgas:

    standaard CO2-emissiefactor voor aardgas in kilogram CO2/GJ aardgas die bij of krachtens artikel 16.12 van de Wet milieubeheer jaarlijks door Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat wordt gepubliceerd;

    d. glastuinbouwbedrijf:

    bedrijf van een minimale omvang voor het telen van gewassen in een kas dat met aardgas warmte opwekt, met uitzondering van het uitsluitend telen van gewassen in een kas bij een huishouden of bij het uitoefenen van beroep of bedrijf aan huis, voor educatieve doeleinden, bij onderzoeksinstellingen of bij volkstuinen; en

    e. energiebedrijf voor glastuinbouw:

    bedrijf van een minimale omvang dat direct of indirect warmte aan een glastuinbouwbedrijf levert die met aardgas is opgewekt, binding met een glastuinbouwbedrijf heeft en zelf geen glastuinbouwbedrijf is.

  • 2. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald wanneer een glastuinbouwbedrijf of energiebedrijf voor glastuinbouw een minimale omvang in bedrijfsoppervlakte, bedrijfsactiviteiten gericht op het telen van gewassen, aardgasverbranding of productie van warmte heeft.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen criteria worden vastgesteld ter beoordeling van het hebben van binding met een glastuinbouwbedrijf als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e. Die criteria kunnen betrekking hebben op onder andere organisatorische, functionele, technische, geografische of juridische relaties met een glastuinbouwbedrijf alsmede de relatieve of absolute omvang van de warmtelevering aan glastuinbouwbedrijven en tevens erop zijn gericht om juridische of technische constructies voor belastingontwijking te bestrijden.

Afdeling 2. Grondslag en belastingplicht

Artikel 71u

Onder de naam CO2-heffing glastuinbouw wordt een belasting geheven ter zake van de emissie van kooldioxide.

Artikel 71v
  • 1. De CO2-heffing glastuinbouw wordt geheven van de exploitant van het glastuinbouwbedrijf, dan wel de exploitant van het energiebedrijf voor glastuinbouw.

  • 2. De exploitant is de rechtspersoon of natuurlijke persoon die het glastuinbouwbedrijf dan wel het energiebedrijf voor glastuinbouw als onderneming drijft.

Afdeling 3. Maatstaf van heffing, verschuldigdheid en tarief

Artikel 71w
  • 1. De belasting wordt berekend over het aantal ton kooldioxide dat is veroorzaakt op basis van het aantal normaalkubiekemeters aardgas dat door het glastuinbouwbedrijf of het energiebedrijf voor glastuinbouw is verstookt.

  • 2. Het aantal ton kooldioxide wordt berekend met de formule: An x 31,65 x standaard CO2-emissiefactor voor aardgas / 1.000.000. Hierbij staat An voor de verstookte hoeveelheid aardgas in normaal kubieke meters en de standaard CO2-emissiefactor voor aardgas.

  • 3. De belastingplichtige monitort de hoeveelheid aardgas die is verstookt overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen regels.

Artikel 71x

De belasting wordt verschuldigd op het tijdstip waarop de emissie van kooldioxide plaatsvindt.

Artikel 71y
  • 1. Het tarief bedraagt per ton kooldioxide € 1,35.

  • 2. Bij aanvang van ieder kalenderjaar na het kalenderjaar 2025 tot en met kalenderjaar 2030 wordt, alvorens artikel 90 wordt toegepast, het tarief, genoemd in het eerste lid, verhoogd met € 1,09.

  • 3. Voor zover er aardgas is verstookt in een broeikasgasinstallatie wordt het tarief, genoemd in het eerste lid, verminderd met de termijnkoers van het broeikasgasemissierecht. Het tarief is niet lager dan nihil. De termijnkoers is voor een kalenderjaar het gewone gemiddelde, in euro, van de dagelijkse éénjaarstermijnkoersen van broeikasgasemissierechten (slotverkoopkoersen) voor levering in december van dat jaar, zoals waargenomen van 1 september tot en met 31 oktober voorafgaand aan datzelfde jaar op de koolstofbeurs in de Europese Unie met het hoogste handelsvolume van die éénjaarstermijncontracten in die maanden.

Afdeling 4. Overig

Artikel 71z

Voor de heffing en invordering van de belasting wordt voor de toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990 en de op die wetten berustende bepalingen onder rijksbelastingdienst verstaan Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

J

In artikel 90, eerste zin, vervalt «, 60, eerste lid» en wordt «71p, eerste en tweede lid,» vervangen door «71p, eerste en tweede lid, 71y, eerste en tweede lid,».

ARTIKEL II

De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2026 als volgt gewijzigd:

A

Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste aandachtsstreepje wordt «30% van het tarief» vervangen door «44% van het tarief».

2. In het tweede aandachtsstreepje wordt «50% van het tarief» vervangen door «60% van het tarief».

B

Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «0,31658 Nm3» vervangen door «0,29004 Nm3».

2. In het tweede lid wordt «0,31658 Nm3» vervangen door «0,29004 Nm3».

ARTIKEL III

De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2027 als volgt gewijzigd:

A

Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste aandachtsstreepje wordt «44% van het tarief» vervangen door «58% van het tarief».

2. In het tweede aandachtsstreepje wordt «60% van het tarief» vervangen door «70% van het tarief».

B

Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «0,29004 Nm3» vervangen door «0,26540 Nm3».

2. In het tweede lid wordt «0,29004 Nm3» vervangen door «0,26540 Nm3».

ARTIKEL IV

De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2028 als volgt gewijzigd:

A

Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste aandachtsstreepje wordt «58% van het tarief» vervangen door «72% van het tarief».

2. In het tweede aandachtsstreepje wordt «70% van het tarief» vervangen door «80% van het tarief».

B

Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «0,26540 Nm3» vervangen door «0,24075 Nm3».

2. In het tweede lid wordt «0,26540 Nm3» vervangen door «0,24075 Nm3».

ARTIKEL V

De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2029 als volgt gewijzigd:

A

Artikel 60, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste aandachtsstreepje wordt «72% van het tarief» vervangen door «86% van het tarief».

2. In het tweede aandachtsstreepje wordt «80% van het tarief» vervangen door «90% van het tarief».

B

Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «0,24075 Nm3» vervangen door «0,21421 Nm3».

2. In het tweede lid wordt «0,24075 Nm3» vervangen door «0,21421 Nm3».

ARTIKEL VI

De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2030 als volgt gewijzigd:

A

Artikel 60 vervalt.

B

In artikel 61 vervalt «artikel 60, eerste en derde lid,».

C

In artikel 62 vervalt «en artikel 60, eerste lid,».

D

Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «0,21421 Nm3» vervangen door «0,18957 Nm3».

2. In het tweede lid wordt «0,21421 Nm3» vervangen door «0,18957 Nm3».

ARTIKEL VII

In de Wet op de accijns vervalt met ingang van 1 januari 2025 artikel 71e.

ARTIKEL VIII

De Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel XXVI, onderdeel B, vervalt.

B

Artikel XXVII, onderdeel B, vervalt.

ARTIKEL IX

Het Belastingplan 2023 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel XXIX, onderdeel B, vervalt.

B

Artikel XXX, onderdeel B, vervalt.

C

Artikel XXXI, onderdeel B, vervalt.

D

Artikel XXXII, onderdeel B, vervalt.

E

Artikel XXXIII, onderdeel B, vervalt.

F

Artikel XXXIV, onderdeel B, vervalt.

ARTIKEL X

Titel 15.13 van de Wet milieubeheer vervalt en het Besluit kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw en de Regeling kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw worden ingetrokken, met dien verstande dat die titel, dat besluit en die regeling van toepassing blijven voor zover de emissie van kooldioxide heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit artikel.

ARTIKEL XI

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2024, met uitzondering van artikel X, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2025.

ARTIKEL XII

Deze wet wordt aangehaald als: Wet fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,