Ontvangen 11 oktober 2023
Artikel I van het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Onderdeel C, onder 2, komt als volgt te luiden:
2. In onderdeel b (nieuw) wordt na «het toltarief plaatsvindt» ingevoegd «onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 7 decies, leden 2 en 2bis, van Richtlijn 99/62/EG».
B
Na onderdeel F worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
G
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid, onderdeel b, sub 4, komt te luiden:
4. gedurende een termijn van vijf jaar, voor zover van toepassing, nadat de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onherroepelijk is en is betaald, of indien de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 12, eerste lid, is vernietigd; of.
2. In het vijfde lid, wordt «artikel 6, eerste of tweede lid» vervangen door «artikel 6, eerste, tweede of derde lid» en wordt «artikel 6, derde of vierde lid» vervangen door «artikel 6, vierde lid».
3. In het achtste lid wordt «krachtens het tweede lid» vervangen door «krachtens het eerste lid».
H
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt «in afwijking van de termijn, bedoeld in artikel 12, tweede lid» vervangen door «in afwijking van de termijn, bedoeld in artikel 12, derde lid».
2. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Indien in afwijking van het vierde lid de bestuurlijke boete niet onmiddellijk is betaald, is enkel na het verstrijken van twee weken nadat de beschikking tot oplegging van de bestuurlijke boete onherroepelijk is geworden, artikel 12, vierde tot en met achtste lid, van toepassing.
3. In het achtste lid wordt «Wordt het beroep gegrond verklaard» vervangen door «Wordt het bezwaar of beroep gegrond verklaard».
Het grootste gedeelte van de voorgestelde wijzigingen heeft betrekking op het herstellen van enkele onvolkomenheden in het onderhavige wetsvoorstel dan wel in de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 (Wet TTH) en is van technische aard. Voor zover hier geen sprake van is, worden de wijzigingen hierna toegelicht.
Artikel I, onderdeel G, onder 1 (wijziging artikel 10, vierde lid, onderdeel b, sub 4, van de Wet TTH)
In de Wet TTH is vastgelegd welke gegevens mogen worden verwerkt in het kader van de tolheffing en hoe lang deze gegevens mogen worden bewaard. Het gaat hierbij om persoonsgegevens die gebruikt worden voor de inning van het toltarief, de controle op tijdige betaling van dit tarief en de handhaving (artikel 10, eerste lid). Daarnaast gaat het om de gegevens die worden vastgelegd en verwerkt door de apparatuur langs de weg (artikel 4a, eerste lid). Het uitgangspunt hierbij is dat er zo min mogelijk gegevens worden verwerkt en dat deze gegevens niet langer dan noodzakelijk worden bewaard.
Bij de voorbereiding van de uitvoering van de tolheffing is geconstateerd dat de formulering van de bewaartermijn van gegevens in het geval van een onherroepelijke bestuurlijke boete problemen voor de uitvoering kan opleveren. In het huidige artikel 10, vierde lid, onderdeel b, sub 4, van de Wet TTH is bepaald dat in het geval dat een bestuurlijke boete onherroepelijk is geworden en is betaald, de betreffende gegevens direct moeten worden verwijderd. Het is echter mogelijk dat na overschrijding van de daarvoor gestelde termijn alsnog een bezwaar of (hoger) beroep wordt ingediend. Op dat moment zal moeten worden beoordeeld of sprake is van een gegronde reden voor het te laat ontvangen van het bezwaar- of (hoger) beroepschrift (een verschoonbare termijnoverschrijding). Om deze beoordeling te kunnen uitvoeren is het noodzakelijk dat over de onderliggende stukken kan worden beschikt. Dit geldt des te meer indien wordt geoordeeld dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is en er moet worden overgegaan tot een inhoudelijke beoordeling. Een andere situatie waarin het noodzakelijk is dat langer over de gegevens kan worden beschikt is als degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd een verzoek tot schadevergoeding indient dan wel schadevergoeding vordert op grond van het civiele recht. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien een bestuurlijke boete (gedeeltelijk) is vernietigd.
Om de hiervoor genoemde redenen wordt met de wijziging van artikel 10, vierde lid, onderdeel b, sub 4, van de Wet TTH bepaald dat in de beschreven gevallen de gegevens langer mogen worden bewaard. Er wordt een bewaartermijn van vijf jaar voorgesteld. Hiermee wordt aangesloten op artikel 3:310 BW, waarin is bepaald dat de rechtsvordering tot schadevergoeding verjaart vijf jaar nadat de benadeelde bekend is geworden met de schade. Ook artikel 8:88 Awb biedt een mogelijkheid te verzoeken om schadevergoeding. In artikel 8:93 Awb, wordt voor de verjaringstermijn aangesloten bij artikel 3:310 BW.
Artikel I, onderdeel H, onder 2 (wijziging artikel 15, vijfde lid, van de Wet TTH)
De huidige formulering van artikel 15, vijfde lid, van de Wet TTH levert voor de uitvoering onduidelijkheid op. Gelet op artikel 15, vierde lid, van de Wet TTH kan onder de daar bepaalde voorwaarden een bestuurlijke boete worden uitgereikt bij de staande houding van een motorrijtuig. In dit vierde lid is tevens bepaald dat in het geval van staande houding de bestuurlijke boete direct moet worden betaald. Als niet wordt voldaan aan de verplichting om direct te betalen, kan een betaling op grond van het huidige zesde lid worden afgedwongen door het motorrijtuig over te brengen naar een daartoe aangewezen plaats of kan door middel van een mechanisch hulpmiddel worden voorkomen dat met het motorrijtuig kan worden weggereden.
Met het voorgestelde vijfde lid wordt bepaald dat in het geval dat de boete niet direct is betaald en geen gebruik is gemaakt van de bevoegdheid van het zesde lid, de bestuurlijke boete twee weken nadat deze onherroepelijk is geworden alsnog wordt verhoogd op grond van artikel 12, vierde tot en met achtste lid, van de Wet TTH. Voor de helderheid wordt hierbij opgemerkt dat de verhoging van de bestuurlijke boete niet mogelijk is tijdens de staande houding (waarbij tot uitreiking van de bestuurlijke boete wordt overgegaan), omdat op het moment van staande houding de boete nog niet onherroepelijk is.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers