Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de Vreemdelingenwet 2000 de beslistermijnen in asiel- en nareiszaken te verlengen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Vreemdelingenwet 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 2u wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. In afwijking van het eerste lid maakt Onze Minister de beslissing op een aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf als gezinslid van een vreemdeling aan wie een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, is verleend, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen negen maanden na indiening van de aanvraag bekend. Onze Minister kan deze termijn verlengen in geval van bijzondere omstandigheden die verband houden met het complexe karakter van de behandeling van de aanvraag.
B
Aan artikel 29 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, wordt niet geweigerd indien de overschrijding van de in het tweede of vierde lid bedoelde termijn op grond van bijzondere omstandigheden objectief verschoonbaar is.
C
Artikel 42, vijfde lid, komt te luiden:
5. Bij wijze van uitzondering kunnen, in naar behoren gerechtvaardigde gevallen, de in het eerste en vierde lid genoemde termijnen met ten hoogste drie maanden worden verlengd indien dit noodzakelijk is met het oog op een behoorlijke en volledige behandeling van de aanvraag.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,