Gepubliceerd: 20 februari 2023
Indiener(s): Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU)
Onderwerpen: belasting financiƫn organisatie en beleid ouderen sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36309-3.html
ID: 36309-3

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

1. Inleiding

In 1957 is de Algemene Ouderdomswet (AOW) ingevoerd als volksverzekering met een opbouwkarakter. Iedereen die in Nederland woont of in dienstbetrekking arbeid verricht en aan de loonbelasting onderworpen is, is verplicht verzekerd voor de AOW en bouwt AOW-recht op. Men kan gedurende maximaal vijftig jaar voor de pensioenleeftijd, verzekerd zijn voor de AOW. In vijftig jaar kan zo een volledig AOW-recht worden opgebouwd. Voor elk jaar dat men tijdens deze periode niet in Nederland woont of werkt, wordt een korting van 2% toegepast.

Het opgebouwde AOW recht kan ook gekort worden om een andere reden. Als men verzekerd is voor de volksverzekeringen en inkomen heeft, is premie volksverzekeringen verschuldigd. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) stelt op basis van door de Belastingdienst aangeleverde gegevens vast wat de gevolgen zijn voor de AOW-opbouw als niet (volledig) is voldaan aan de AOW-premieplicht en berekent wat de eventuele korting op de AOW is. In de wet- en regelgeving wordt dit aangeduid met de term schuldig nalatig verklaren.

Recente uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) zijn aanleiding geweest om de uitgangspunten van schuldig nalatig verklaren en de wet- en regelgeving hierbij tegen het licht te houden en te bezien of herziening van het beleid gewenst is. Alles overwegende is het kabinet van oordeel dat het wenselijk is om de korting vanwege schuldige nalatigheid te laten vervallen, om zo disproportionele effecten voor burgers te voorkomen en de uitvoering van de AOW voor de SVB en de Belastingdienst te vereenvoudigen.

Aanleiding

De CRvB heeft recent een tweetal uitspraken gedaan over de wijze waarop de wettelijke bepalingen omtrent schuldig nalatigheid moeten worden begrepen. In 2016 was een uitspraak van de CRvB (ECLI:NL:CRVB:2016:1915) reden voor opschorting van de gegevenslevering van de Belastingdienst aan de SVB. In deze zaak had betrokkene een schuld aan de Belastingdienst, maar was over het betreffende belastingjaar geen AOW-premie verschuldigd. De voorlopige teruggave was te hoog waardoor die met de (definitieve) aanslag terugbetaald moesten worden. Omdat over het betreffende jaar geen AOW-premie verschuldigd was, kon van schuldige nalatigheid geen sprake zijn. Bij de gegevenslevering van de Belastingdienst aan de SVB kon er geen rekening mee worden gehouden of de betrokkene wel of geen AOW-premie verschuldigd was. Na aanpassingen van de software werd de gegevenslevering tussen de Belastingdienst en de SVB in 2019 hervat. De uitspraak leidde destijds tot een omvangrijke en complexe hersteloperatie voor de Belastingdienst en de SVB.

Hierna heeft de CRvB zich op 10 juli 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:1453) opnieuw uitgesproken over schuldige nalatigheid. De CRvB oordeelde, anders dan haar oordeel van 16 augustus 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:1432), dat het bedrag aan AOW-premie dat al via de loonheffing is betaald niet mag worden betrokken bij het schuldig nalatig verklaren van het onbetaald gebleven bedrag van de AOW-premie op aanslag.

Hieruit volgt dat via de loonheffing ingehouden bedragen voor de premie volksverzekeringen achteraf niet meer mogen worden toegerekend aan de inkomstenbelasting. Er kan alleen van schuldige nalatigheid sprake zijn indien en voor zover AOW-premie, die op aanslag na verrekening van de ingehouden AOW-premie verschuldigd is, niet is betaald. Naar aanleiding van deze nieuwe uitspraak van de CRvB is het proces van gegevensuitwisseling van de Belastingdienst aan de SVB sinds september 2020 opnieuw stilgelegd. De uitspraak van de CRvB vereist wederom aanpassing van de gegevenslevering van de Belastingdienst aan de SVB. Wegens beperkte verandercapaciteit bij Belastingdienst en een overvol IV-portfolio kan de gevraagde ICT-aanpassing niet op korte termijn gerealiseerd worden.

2. Probleemanalyse

Naar aanleiding van de uitspraak van de CRvB van 10 juli 2020 is het vaststellingsproces van schuldige nalatigheid geanalyseerd en gezocht naar mogelijkheden om het proces voor de burger en de uitvoering te vereenvoudigen en ongewenste effecten van het proces weg te nemen. Uit deze analyse is naar voren gekomen dat het proces van schuldig nalatig verklaren ketenafhankelijk, complex en kwetsbaar is en voor burgers disproportioneel kan uitpakken. Zowel vanuit het perspectief van de burger als van de uitvoering zijn er knelpunten waarvoor aanpassingen noodzakelijk zijn. Deze conclusies nopen tot een grondige herziening van de gewenste aanpak als verschuldigde AOW-premies niet worden voldaan.

Het huidige proces tot een verklaring schuldige nalatigheid op hoofdlijnen

Het proces van schuldig nalatig verklaren wordt door de SVB uitgevoerd op basis van gegevens die de Belastingdienst aanlevert. Het proces start op het moment dat de Belastingdienst de aangiftebrief uitreikt aan de burger. Aangifte is niet vrijblijvend maar een verplichting. Op basis van de aangifte stelt de Belastingdienst de verschuldigde inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen vast en formaliseert deze in een belastingaanslag. De Belastingdienst stuurt een aanmaning wanneer een burger te kort schiet in het (volledig) betalen van de belastingaanslag. Resulteert dit niet in een betaling, dan betekent de Belastingdienst een dwangbevel. Na de betekening van het dwangbevel tracht de Belastingdienst met behulp van dwanginvordering de openstaande aanslag in te vorderen. Wanneer deze maatregelen niets opleveren of er geen verhaal bekend is, komt de vordering in het systeem van dynamisch monitoren van de Belastingdienst terecht. In dit systeem kan de Belastingdienst bewaken of er verhaalsmogelijkheden ontstaan bij de burger (zoals een inkomen, uitkering of vermogensbestanddeel).

Zodra de definitieve aanslag vier jaar en zes weken oud is en de verwachting is dat er geen verhaalsmogelijkheden zijn of op korte termijn zullen ontstaan, wordt het AOW-premiedeel van de vordering voorgedragen aan de SVB voor de beoordeling van schuldige nalatigheid (SN). De voordracht wordt eerder gedaan als iemand binnen de termijn van vier jaar en zes weken de AOW-leeftijd bereikt. De burger heeft de mogelijkheid de schuld binnen een termijn van vijf jaar te betalen na definitieve vaststelling van de aanslag. Indien sprake is van SN, stuurt de SVB een SN-besluit waarbij de burger ten minste vier weken de tijd heeft om alsnog zijn openstaande premieschuld te voldoen. Bij het niet (volledig) voldoen van de premieschuld verklaart de SVB de burger SN en wordt dit vastgelegd in de verzekerdenadministratie van de SVB. Bij de aanvraag van het AOW-pensioen stelt de SVB vast met welk percentage het AOW-pensioen wordt gekort. De burger heeft vervolgens geen mogelijkheden meer om deze korting ongedaan te maken.

Burgerperspectief

Vanuit het burgerperspectief zijn er kwetsbaarheden te onderkennen bij het huidige systeem van schuldig nalatig verklaren. De groep burgers waarop het proces van schuldig nalatig verklaren betrekking heeft is divers samengesteld. Er is een groep burgers die al dan niet tijdelijk problemen heeft, zoals gezondheidsproblemen, financiële problemen, huisvestingsproblemen, relatieproblemen en door afgenomen doenvermogen (tijdelijk) niet in staat is om aan de administratieve en financiële verplichtingen richting de overheid te voldoen. Aan de andere kant kan het gaan om burgers die zich bewust onttrekken aan belasting- en premieheffing en communicatie met de overheid en anti-fiscaal gedrag vertonen. Tot slot is er een groep burgers die voor zowel de Belastingdienst als de SVB onvindbaar zijn. Deze personen verblijven in Nederland maar hebben geen adres, of zij verblijven in het buitenland zonder dat de Belastingdienst en SVB over een actueel buitenlands adres beschikken. Burgers die niet bereikbaar zijn dienen veelal geen aangifte in bij de Belastingdienst.

Als er sprake is van een aangifteverplichting en er wordt geen aangifte ingediend, dan wordt in beginsel een ambtshalve aanslag opgelegd die gebaseerd is op een geschat inkomen vanwege het ontbreken van informatie. De SVB verklaart de premieplichtige altijd schuldig nalatig als de aanslag ambtshalve is opgelegd. Dit is wettelijk voorgeschreven1. 54% van de voordrachten voor schuldig nalatig worden gedaan bij aanslagen die door de Belastingdienst ambtshalve zijn opgelegd. In een groot aantal van deze gevallen wordt schuldige nalatigheid vastgesteld zonder een weging van de (persoonlijke) omstandigheden of dat er feitelijk contact is geweest met de betreffende burger. Contact is ook niet mogelijk vanwege het ontbreken van contactgegevens. Tot slot moet worden opgemerkt dat veel post aan de burger over schuldige nalatigheid onbestelbaar retour komt bij de SVB. Vanuit rechtszekerheid is dit onwenselijk, gelijktijdig zijn de mogelijkheden om dit te verbeteren beperkt. Zo is recent in het rapport «Burgers beter beschermd»2 aandacht gevraagd voor de gevolgen van onder meer ambtshalve aanslagen en voor het vermogen van burgers om de gevolgen van het niet voldoen van de aanslag te kunnen overzien.

In februari 2021 kende de SVB ruim 3,5 miljoen AOW-gerechtigden. In 13.222 gevallen is een SN-korting toegepast (0,37% van het totaal). Bij het merendeel van deze gevallen is er sprake van een korting over een of twee premiejaren.

Tabel 1: Aantallen naar hoogte van SN-korting

Korting

Aantal

Percentage van geheel

2% korting

6.501

49%

4% korting

2.821

21%

6% korting

1.622

12%

8% korting

975

7%

10% korting

556

4%

> 10% korting

747

7%

In de huidige situatie leidt een SN-verklaring pas na verloop van (soms tientallen) jaren tot een korting van 2% of meer die gedurende de gehele looptijd van de AOW-uitkering wordt toegepast. Deze gevolgen zijn onomkeerbaar en blijvend.

Uit onderzoeken blijkt dat veel burgers niet ver vooruitdenken en handelen, bijvoorbeeld als het gaat om de planning van hun pensioen en dat ook bij burgers het doenvermogen (tijdelijk) kan ontbreken3. In de brief van 11 juli 2022 heeft het kabinet aangegeven dat extra aandacht nodig is voor burgers die niet uit de voeten kunnen met processen in uitvoering, bijvoorbeeld door een (tijdelijk) verminderd doenvermogen4. In de afgelopen jaren is ook duidelijk geworden dat in wetten en regels niet altijd wordt uitgegaan van een realistisch mensbeeld. Het is daarom belangrijk dat de manier van denken en doen verandert waarbij de mens meer centraal staat.

Voor veel burgers is het onvoldoende duidelijk wat de gevolgen zijn van het niet betalen van de AOW-premie. Dit strookt niet met de uitgangspunten van de Rijksincassovisie. In deze visie is niet alleen transparantie voor de burger uitgangspunt, maar ook afstemming tussen overheidsinstanties om te voorkomen dat door toedoen van een overheidsinstantie burgers in de problemen raken.

Voorts kan het schuldig nalatig verklaren disproportioneel uitpakken voor (soms) kwetsbare burgers. Een relatief kleine premieschuld kan tot een levenslange korting op de AOW-uitkering leiden. Het niet betalen van een premieschuld van bijvoorbeeld € 500,– op een verschuldigd premiebedrag van € 1.000,– leidt tot een korting van 2% op de AOW-opbouw. De korting kan uiteindelijk leiden tot een cumulatief hoger bedrag aan AOW-korting dan de premieschuld betrof. Een korting van 2% komt overeen met ongeveer € 337,– bruto per jaar voor een alleenstaande AOW-gerechtigde (uitkeringsbedrag per 1 juli 2022).

Uit data-onderzoek van de Belastingdienst blijkt voorts dat in ongeveer 30% van de onderzochte populatie (ongeveer 277.000) sprake was van een premieschuld van minder dan € 1.000,– en bij 97% was er sprake van een premieschuld van minder dan € 4.000,–. Bij premieschulden gaat het evenwel om nettobedragen, terwijl de AOW-korting een brutobedrag betreft waarbij het nettobedrag afhankelijk is van de inkomenspositie van betrokkene. Niettemin leidt een AOW-korting van 2% bij een looptijd van de AOW-uitkering van 20 jaar op tot ongeveer bruto € 6.740,–. Een AOW-korting van 2% kan dus ertoe leiden dat er substantieel meer ingehouden wordt op de AOW-uitkering, dan de oorspronkelijke premieschuld.

Tot slot blijkt dat er een grotere kans bestaat dat er aanspraak wordt gemaakt op de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) op grond van de Participatiewet wanneer een AOW-pensioen gekort wordt als gevolg van SN. In die gevallen wordt dan aan de ene kant minder AOW uitgekeerd en wordt dit via een andere weg weer (gedeeltelijk) aangevuld vanuit de AIO. Ongeveer 12% van de personen die een korting op de AOW heeft in verband met SN, doet later een beroep op de AIO. Het beroep op de AIO brengt extra verplichtingen met zich mee, zoals een maximale duur van het verblijf in het buitenland van 13 weken en het doorgeven van wijzigingen in inkomen en vermogen.

Uitvoeringsperspectief – ketenafhankelijkheid, complexiteit en kwetsbaarheid

Om de ketenafhankelijkheid, de complexiteit en de kwetsbaarheden van het SN-proces te duiden, worden de verschillende stadia van het SN-proces nader toegelicht.

Ambtshalve aanslag

De Belastingdienst stuurt een herinneringsbrief als een burger niet reageert op het verzoek om aangifte te doen. Een aanmaning volgt wanneer dit niet resulteert in een aangifte. Ontvangt de Belastingdienst geen aangifte binnen de termijn die in de aanmaning staat, dan volgt (veelal) een ambtshalve aanslag. Hierbij worden de grondslagen op basis van alle beschikbare informatie zo goed mogelijk door de inspecteur geschat. Als de inspecteur overgaat tot het opleggen van een ambtshalve aanslag, dient de burger deze aanslag binnen een bepaalde termijn te voldoen. De Belastingdienst probeert, na het uitblijven van betaling, het op de aanslag verschuldigde bedrag in te vorderen.

Gedeeltelijke betaling van de aanslag

Bij een gedeeltelijke betaling van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, wordt het door de Belastingdienst ontvangen bedrag, op grond van de geldende wettelijke bepaling over toerekening van betalingen, als eerste toegerekend aan de (eventuele) kosten die in rekening zijn gebracht op grond van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de (eventuele) in verband met een verleende vermindering teruggenomen betalingskorting (die abusievelijk niet is verrekend), de invorderingsrente en tot slot de belastingaanslag.5 Toerekening van de betaling geschiedt vervolgens als eerste aan de belasting en vervolgens aan de premie volksverzekeringen.6 Hierna volgt een verdere toerekening van de verschuldigde premie voor de volksverzekeringen conform de toerekeningsregels7. Daaruit volgt dat de betaling eerst wordt toegerekend aan de premie die verschuldigd is gebleven voor de verzekering langdurige zorg en de nabestaandenverzekering en als allerlaatste aan de premie voor de algemene ouderdomsverzekering.

Beoordeling schuldige nalatigheid

Na voordracht door de Belastingdienst probeert de SVB de oorzaak van het niet betalen van de AOW-premie te achterhalen voordat zij een beslissing neemt over de schuldige nalatigheid. De SVB beoordeelt of het niet betalen toerekenbaar is aan de burger als de premieplichtige aangeeft dat er omstandigheden zijn waardoor het niet betalen hem niet kan worden verweten. Hierbij kunnen financiële en sociale omstandigheden van de premieplichtige een rol spelen, zoals: ernstige verslaving, detentie of problematische schulden. De SVB neemt het besluit tot SN als er geen bijzondere omstandigheden zijn. Vervolgens heeft de burger vier weken de tijd om alsnog zijn openstaande AOW-premieschuld te voldoen om een toekomstige korting op de AOW te voorkomen. Het SN-besluit wordt definitief als binnen de gestelde termijn niet wordt voldaan aan de premieschuld.

Bij een ambtshalve aanslag wegens het verlenen van geen of onvoldoende medewerking door betrokkene bij het vaststellen van het premie-inkomen, wordt het inkomen door de Belastingdienst zo goed als mogelijk geschat. Wanneer sprake is van een onvolledige informatiepositie voor de Belastingdienst, kan dit resulteren in een mogelijk onjuist vastgesteld inkomen. Een te hoog vastgesteld inkomen werkt ook door naar de mate van SN als de aanslag niet of niet volledig wordt betaald. In dat geval wordt deze voorgedragen aan de SVB, beoordeelt de SVB de situatie van de belastingplichtige niet, maar verklaart de SVB de premieplichtige altijd schuldig nalatig. Wel ontvangt de burger een aankondiging van het voornemen tot schuldig nalatig verklaren.

Als er sprake is van een ambtshalve aanslag biedt de wet de SVB geen ruimte om rekening te houden met (persoonlijke) omstandigheden van de burger en leidt dat veelal tot een definitief SN-besluit8. Hieruit volgt dat het niet indienen van een aangifte niet alleen kan resulteren in een ambtshalve aanslag met een verzuimboete maar dat dit ook gevolgen heeft voor de beoordeling bij voordracht voor een schuldig nalatig verklaring. Een SN-besluit wordt ook zonder beoordeling op persoonlijke omstandigheden opgelegd als niet is voldaan aan de krachtens de artikelen 2.38, 2.39 en 2.43 van de Wet basisregistratie personen geldende verplichtingen voor zover dit leidt tot het bemoeilijken van de inning van de premieschuld of het opleggen van een SN-verklaring.

Bij de beoordeling van schuldig nalatigheid is de SVB afhankelijk van de gegevens die door de Belastingdienst worden aangeleverd. Deze afhankelijkheid in de keten is kwetsbaar.

Aanvraag van de AOW-uitkering

Bij de aanvraag van een AOW-uitkering wordt eerst de korting op de AOW-uitkering vastgesteld op basis van de Regeling herleiding van gedeelten van kalenderjaren en jaarpremies. Voor elk aanslagjaar waarin een burger schuldig nalatig is verklaard, wordt een percentage berekend van het bedrag aan niet-betaalde AOW-premie ten opzichte van het bedrag aan op aanslag verschuldigde AOW-premie. Als er over meerdere jaren sprake is van schuldige nalatigheid, worden deze percentages opgeteld. Als dat totaalpercentage 50% of meer bedraagt, leidt dat tot een AOW-korting van 2% of een veelvoud daarvan.

Ter illustratie: als een burger in jaar t € 100 AOW-premie niet heeft betaald op een verschuldigd bedrag van € 1.000,–, dan volgt daar een schuldig nalatig percentage uit van 10%. Als dezelfde burger in het volgende jaar € 1.225,– aan AOW-premie niet betaald heeft (op een verschuldigd bedrag van € 2.500,–) volgt daar een schuldig nalatig percentage uit van 49%. Bij de aanvraag van de AOW-uitkering komt het totaal schuldig nalatig percentage uit op 59%. Dan wordt er een korting van 2% op de AOW-uitkering toegepast.

Overige kwetsbaarheden

Gebleken is dat de doorwerking van gewijzigde jurisprudentie zeer complex is. Deze kan namelijk enerzijds zien op (rechtens onaantastbare) SN-besluiten uit een ver verleden (de uitspraak van 10 juli 2020 zag op een aanslag die betrekking had op belastingjaar 2003). Hierbij wordt opgemerkt dat de Belastingdienst de fiscale gegevens van burgers niet onbeperkt mag bewaren. De uitvoering van eventuele herstelacties naar aanleiding van rechterlijke uitspraken is mede afhankelijk van de beschikbaarheid van (oude) fiscale gegevens van burgers en de bereikbaarheid van de gegevens. Daarnaast kunnen rechtelijke uitspraken doorwerking hebben op huidige en/of toekomstige AOW-uitkeringen (duurjurisprudentie). De uitvoering gaat in beginsel uit van de rechtens onaantastbaarheid van een besluit. Het feit dat in de huidige SN-systematiek iedere nieuwe uitspraak van de CRvB gevolgen kan hebben voor SN-verklaringen die in het verleden zijn afgegeven, is niet bevorderlijk voor de robuustheid van de uitvoering en daarmee de rechtszekerheid voor de uitvoering.

Zo heeft de uitspraak uit 2016 geleid tot een herstelactie waarbij ruim 315.000 schuldig nalatig verklaringen zijn getoetst aan de uitspraak, ruim 1.800 lopende AOW-uitkeringen met terugwerkende kracht zijn hersteld en de AOW-opbouw in ongeveer 50.000 gevallen administratief is gecorrigeerd.

De laatste uitspraak van de CRvB heeft gevolgen voor besluiten die worden genomen over SN vanaf de datum van de uitspraak. Als gevolg van deze uitspraak zal het aantal voordrachten van Belastingdienst aan de SVB naar verwachting aanzienlijk verminderen van ongeveer 15.000 naar ongeveer 5.000 per jaar. De rechtens onaantastbare SN-besluiten van vóór datum uitspraak worden niet geraakt door deze uitspraak.

Geconcludeerd kan worden dat de regelgeving op basis waarvan de Belastingdienst het bedrag aan niet-betaalde AOW-premies moet vaststellen en op basis waarvan de SVB vervolgens een besluit tot schuldig nalatig moet nemen, zeer complex is. Daarnaast heeft de SVB bij de beoordeling van een SN-voordracht op basis van een ambtshalve aanslag, geen wettelijke ruimte om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de burger. Voorts is er sprake van kwetsbare ketenafhankelijkheden mede door de lange tijd die gelegen kan zijn tussen het moment waarop de aanslag door de Belastingdienst wordt voorgedragen bij de SVB voor schuldig nalatig verklaren en het moment dat de schuldig nalatig verklaring leidt tot een korting op het AOW-pensioen. Als er ergens in deze langlopende keten van uitvoeringsprocessen iets misgaat of er op grond van jurisprudentie nieuwe inzichten zijn ontstaan, moet voor een eventuele herstelactie dezelfde lange keten doorlopen worden. Vanuit het perspectief van de uitvoering is het daarom wenselijk het schuldig nalatig proces grondig te herzien.

Herziening

Alles overwegende is het kabinet van oordeel dat het proces van schuldig nalatig verklaren vanuit het perspectief van zowel de burger als van de uitvoering vraagt om een fundamentele herziening.

Een dergelijke herziening zou naar het oordeel van het kabinet moeten voldoen aan een aantal randvoorwaarden. Allereerst is het wenselijk het beleid rondom SN sterk te vereenvoudigen om kwetsbare burgers te beschermen tegen mogelijke nadelige gevolgen van SN. Zo zou het voor burgers vroegtijdig duidelijk moeten worden wat de gevolgen zijn van het niet betalen van de AOW-premie en belasting, en zouden maatregelen beter moeten aansluiten bij het doenvermogen van de burger. Voorts zouden de proportionaliteit van de maatregel en rechtszekerheid in processen meer accent kunnen krijgen. Daarnaast is het nodig om ook de uitvoerbaarheid van het systeem voor de betrokken uitvoeringsorganisaties te waarborgen. Tot slot is van belang dat de aanpassingen passen binnen het op solidariteit steunende opbouwkarakter van de AOW. Er moet voldoende inzet blijven om (belasting- en) premieschulden in te vorderen.

Er is gezocht naar alternatieven om het proces van schuldig nalatig verklaren te vereenvoudigen, waarbij ook negatieve effecten en hardvochtigheden van SN zoveel mogelijk worden voorkomen. Hierbij is onder meer gekeken naar aanpassingen in werkprocessen bij de SVB en de Belastingdienst, naar wijziging van regelgeving over toerekening of naar andere vormen van verrekening van de verschuldigde AOW-premie. Bij deze alternatieven bleef de relatie tussen het niet (volledige) betalen van de premie en een korting op de AOW in stand, maar werd het proces van schuldige nalatigheid onvoldoende vereenvoudigd voor de betrokken uitvoeringsorganisaties en burgers of bleef de doorwerking van jurisprudentie in stand.

Alles afwegende is het kabinet tot de conclusie gekomen dat een meer ingrijpende fundamentele herziening nodig is dan met een alternatief bereikt kan worden. Het voorliggende wetsvoorstel ziet dan ook op het afschaffen van het schuldig nalatig verklaren. Op deze wijze kan de disproportionaliteit van schuldig nalatig verklaren worden weggenomen en zullen de kwetsbaarheden in het proces en de uitvoeringsrisico’s zich niet meer voordoen. De regering stelt voor om niet langer een burger schuldig nalatig te verklaren wanneer hij niet (volledig) de premieplicht AOW heeft voldaan. Hierdoor zal er niet langer een korting worden toegepast op de AOW-uitkering wanneer een burger niet aan zijn AOW-premieverplichting heeft voldaan. De plicht tot betaling van de premie blijft.

In de huidige en in de nieuwe situatie blijft de Belastingdienst de openstaande premieschuld invorderen. Ook blijft het zo dat wanneer de Belastingdienst de schuld niet kan invorderen, omdat er bijvoorbeeld geen verhaal bekend is, de situatie van de schuldenaar ten aanzien van verhaalsmogelijkheden blijft monitoren (dynamisch monitoren). Hierdoor kan er alsnog verhaal worden gezocht wanneer uit het systeem blijkt dat er verhaalsmogelijkheden zijn. Op dit moment wordt de openstaande AOW-premieschuld vier jaar en zes weken na de dagtekening van de definitieve aanslag voorgedragen aan de SVB. In de nieuwe situatie wordt de premieschuld niet meer voorgedragen maar blijft de Belastingdienst verhaalsmogelijkheden monitoren. De premieschuld blijft gekoppeld aan de betreffende belastingaanslag. Dit betekent dat de Belastingdienst de premieschuld op dezelfde wijze zal invorderen als de belastingschuld. De premie wordt dan pas oninbaar geleden wanneer de belastingschuld oninbaar wordt geleden.

In de nieuwe situatie worden minder handelingen gevraagd van burgers. Het proces blijft voor hen gelijk tot aan het dynamisch monitoren door de Belastingdienst. Gedurende het monitoren is er geen contact tussen de burger en de Belastingdienst. Wanneer er verhaalsmogelijkheden ontstaan vindt er contact plaats over het invorderen van de openstaande premievordering.

3. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

Alles overwegende is het kabinet van oordeel dat het wenselijk is om de korting vanwege schuldige nalatigheid te laten vervallen, om zo disproportionele effecten voor burgers te voorkomen en de uitvoering van de AOW voor de SVB en de Belastingdienst te vereenvoudigen.

Met dit wetsvoorstel wordt geregeld dat de wettelijke bepalingen inzake schuldig nalatigheid vervallen. Het niet of niet geheel betalen van de verschuldigde AOW-premie zal voortaan niet meer leiden tot een korting op de AOW-uitkering. Met de voorgestelde wijziging verandert het opbouwkarakter van de AOW en de plicht van verzekerden om over hun inkomsten AOW-premie te betalen niet. De huidige korting op de AOW-uitkering en het daaraan gekoppelde vervallen van de premievordering wordt geschrapt en de premievordering wordt gehandhaafd op eenzelfde wijze als de overige belastingen en verschuldigde premies volksverzekeringen.

In artikel 13, eerste lid, van de AOW is geregeld dat op het AOW-pensioen een korting wordt toegepast van 2%:

  • a. voor elk kalenderjaar, dat de pensioengerechtigde na het bereiken van de aanvangsleeftijd, doch vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd niet verzekerd is geweest;

  • b. voor elke jaarpremie op grond van de Wet financiering sociale verzekeringen, welke de pensioengerechtigde na het bereiken van de aanvangsleeftijd schuldig nalatig is geweest te betalen als bedoeld in artikel 61 van die wet.

Met het voorliggende wetsvoorstel komt artikel 13, eerste lid, onderdeel b, van de AOW te vervallen, maar blijft wel het opbouwkarakter van de AOW uitgangspunt, zoals bepaald in onderdeel a van het eerste lid van artikel 13. Dus voor elk jaar dat de burger niet in Nederland woont of werkt en daardoor niet verzekerd is, blijft dit tot een korting van 2% leiden.

Het voorliggende voorstel leidt ertoe dat het niet voldoen aan de premieplicht, vanaf de datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel, niet meer leidt tot een korting op het AOW-pensioen. De premieschuld wordt in deze variant niet anders behandeld dan belastingschuld. Dit voorstel sluit ook aan bij de werkwijze bij niet-betaling van premie bij andere sociale verzekeringen zoals de Algemene nabestaandenwet, Wet langdurige zorg, Zorgverzekeringswet en premies werknemersverzekeringen. Bij deze risicoverzekeringen leidt het niet betalen van de premie ook niet tot een korting op de uitkering of verstrekking9.

Bij burgers die al dan niet met opzet de AOW-premie niet betalen, vervalt hiermee weliswaar de sanctie van een korting op hun AOW-opbouw, maar anders dan de huidige praktijk blijft de premievordering langer intact en zal getracht worden om deze via het incassotraject van de Belastingdienst als onderdeel van de belastingaanslag te incasseren. Invordering van de (volledige) aanslag zal desondanks niet altijd mogelijk zijn. Bijvoorbeeld vanwege het ontbreken van verhaalsmogelijkheden of omdat de belastingschuldige onvindbaar is.

Omdat met dit wetsvoorstel de wettelijke bepalingen inzake schuldige nalatigheid komen te vervallen, kunnen de toerekeningsregels, zoals die zijn opgenomen in de Invorderingswet 1990 (IW 1990) en de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv), ook komen te vervallen.

Bij koninklijk besluit wordt de datum van inwerkingtreding geregeld. De beoogde periode dat het wetsvoorstel inwerking treedt is in het najaar van 2023, de eerstvolgende maand na bekendmaking in het Staatsblad. Afwijken van het vaste verandermoment is voor de Belastingdienst en de SVB uitvoerbaar. Met de beoogde inwerkingtreding komt de korting die voor burgers onevenredig aanvoelt zo spoedig mogelijk te vervallen zonder dat de invoering leidt tot extra belasting van de betrokken uitvoeringsorganisaties. Daarnaast beperkt het de periode dat de werkvoorraad bij de Belastingdienst oploopt.

4. Overgangssituatie

Vanaf de inwerkingtredingsdatum van de wetswijziging zullen geen schuldig nalatig kortingen meer worden toegepast op lopende (ongeveer 15.000) en toekomstige AOW-uitkeringen als gevolg van een premieschuld. Er worden geen nieuwe SN-besluiten meer genomen na die datum. De reeds toegepaste kortingen op AOW-uitkeringen blijven tot aan de inwerkingtredingsdatum van de wetswijziging in stand, maar daarna worden er geen kortingen meer toegepast en komen kortingen wegens SN te vervallen en worden lopende gekorte AOW-uitkeringen hierop aangepast, omdat de grondslag daarvoor per die datum vervalt. Kortingen die nog niet zijn ingegaan naar aanleiding van een besluit tot schuldig nalatig zullen vanaf die datum eveneens niet meer worden toegepast. Eerder opgelegde kortingen met betrekking tot de AOW-uitkering over perioden voor de inwerkingtredingsdatum van de wetswijziging blijven in stand.

Na de uitspraak van de CRvB van 10 juli 2020 is de gegevenslevering van de Belastingdienst aan de SVB stilgelegd, omdat de voordrachten niet aan de jurisprudentie voldeden. Het toepassen van de uitspraak van de CRvB vereist namelijk een aanpassing van de gegevenslevering van de Belastingdienst aan de SVB. Door de beperkte verandercapaciteit bij de Belastingdienst en het overvolle IV-portfolio kan de gevraagde aanpassing niet op korte termijn geëffectueerd worden. De Belastingdienst heeft niet de benodigde capaciteit, mede door de uitvoering van steunpakketten in het kader van corona, om handmatig te beoordelen of premieplichtigen in aanmerking komen voor een voordracht voor schuldig nalatigheid.

Nu er geen nieuwe voordrachten gedaan worden is een beoordeling op die gevallen door de SVB niet mogelijk. Gevolg is wel dat burgers in de werkvoorraad van de Belastingdienst langer dan gebruikelijk gemonitord zullen worden op eventuele verhaalsmogelijkheden. Normaliter kunnen premieschuldigen, die binnen afzienbare tijd de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken, eerder worden voorgedragen voor schuldig nalatigheid. Hierdoor worden zij bij de eerste AOW-uitkering al gekort. Door premieschuldigen langer te monitoren bestaat een grotere kans dat de aanslag, inclusief premieschuld, alsnog geïncasseerd wordt.

Naast de hiervoor geschetste beperkingen om premieschuldige voor te dragen aan de SVB is het ook vanuit het perspectief van de burger passend om af te zien van SN-besluiten.

Om buiten twijfel te stellen dat ook over verstreken perioden geen nieuwe SN-verklaringen meer worden opgelegd, is voorzien in een overgangsbepaling, die regelt dat vanaf de inwerkingtredingsdatum van de wetswijziging geen nieuwe SN-verklaringen meer worden opgelegd op grond van artikel 61 van de Wfsv, zoals dat artikel voor die datum luidde.

5. Ontvangen commentaren

5.1 Uitvoeringsadvies SVB10

Voor de SVB is het wetsvoorstel per eerstvolgende maand na bekendmaking uitvoerbaar en handhaafbaar. Het wetsvoorstel omvat een duidelijke vereenvoudiging van de uitvoering van de SVB, waarbij de premieplicht blijft bestaan en het stelsel zodoende in stand blijft. In de uitvoeringstoets van de SVB is ingegaan op verschillende momenten van inwerkingtreding. Daarbij heeft een inwerkingtreding per toekomstige datum de voorkeur boven inwerkingtreding met terugwerkende kracht.

Voor AOW-gerechtigden zonder AIO-aanvulling stijgt het jaarinkomen. Dit kan gevolgen hebben op bijvoorbeeld de huur- of zorgtoeslag. Ongeveer de helft van alle AOW-gerechtigden met een SN-korting heeft een korting van 2%. Voor hen is het effect op het jaarinkomen en de doorwerking naar andere uitkeringen beperkt. De SVB zal betrokkenen erop wijzen het gewijzigde inkomen door te geven aan de Belastingdienst/Toeslagen om terugvorderingen te voorkomen11.

5.2 Uitvoeringsadvies Belastingdienst12

Voor de Belastingdienst is het wetsvoorstel uitvoerbaar en is invoering in de eerstvolgende maand na bekendmaking mogelijk. Met het wetsvoorstel vervallen er regels en hoeven er minder gegevens verwerkt te worden. Tot slot hoeven de bestaande applicatie en rekenmodules niet aangepast te worden aan de eisen van de CRvB uit de uitspraak van 10 juli 2020.

Het scenario dat schuldige nalatigheid niet komt te vervallen heeft niet de voorkeur van de Belastingdienst vanwege de grote IT-inspanning en personele impact die het opstarten van het proces met zich meebrengt.

5.3 Uitkomsten internetconsultatie13

Het wetsvoorstel is zes weken opengesteld voor internetconsultatie. De consultatie heeft geleid tot een viertal openbare reacties (waaronder de reactie van de ATR, beschreven in paragraaf 7 van de memorie van toelichting) en vier niet-openbare reacties. De internetconsultatie heeft niet geleid tot aanpassingen van het wetsvoorstel.

Uit de reacties op de internetconsultatie blijkt dat het wetsvoorstel complexe materie betreft. In twee reacties wordt de korting vanwege schuldige nalatigheid verward met de korting vanwege verblijf in het buitenland.

De reacties op de internetconsultatie zijn wisselend van aard. Sommige burgers zijn oneens met het wetsvoorstel omdat zij van mening zijn dat men niet AOW kan opbouwen als er niet aan meebetaald wordt, en dat de maatregel een aanzuigende werking zou hebben op migranten. Andere reacties zijn voor het wetsvoorstel omdat een korting vanwege schuldige nalatigheid disproportioneel uit kan pakken voor (kwetsbare) burgers en vanwege de complexe uitvoering.

6. Financiële paragraaf

6.1 Effecten op de overheidsfinanciën

Het afschaffen van schuldige nalatigheid per de inwerkingtredingsdatum van de wetswijziging heeft tot gevolg dat geen enkele burger vanaf deze datum meer wordt gekort op hun AOW wegens het niet voldoen van de premieplicht. Dit leidt naar verwachting tot hogere uitgaven aan AOW-uitkeringen. De budgettaire effecten van dit wetsvoorstel worden voor het eerste volledige jaar geschat op ongeveer € 7,1 miljoen. Het structurele budgettaire effect van het afschaffen van SN wordt geschat op € 3,3 miljoen. Allereerst wordt door het wetsvoorstel de lopende uitkering van AOW-gerechtigden die in het verleden SN zijn verklaard niet langer gekort. Deze groep ontvangt een hogere AOW-uitkering zo lang zij een AOW-uitkering ontvangen. Het budgettaire effect neemt naar de toekomst toe af. Dit komt doordat in het hypothetische scenario dat het SN-proces zou worden voortgezet het jaarlijkse aantal SN-besluiten en de gemiddelde SN-korting lager zou liggen dan in het verleden als gevolg van de CRvB-uitspraak uit 2020 en het effect daarvan op de wijze waarop de SN-korting berekend zou moeten worden.

Het afschaffen van schuldige nalatigheid leidt daarnaast tot een besparing op de AIO-uitkeringslasten. AIO-gerechtigden die eerder een SN-korting zouden ontvangen op de AOW-uitkering zullen door het afschaffen van de SN-korting een hogere AOW-uitkering gaan ontvangen. Door het vervallen van de SN-korting op de AOW-uitkering zullen deze AIO-gerechtigden recht krijgen op een lagere AIO-uitkering. Naar verwachting leidt dit in het eerste volledige jaar tot een besparing op de AIO-uitkeringslasten van € 1,4 miljoen. De structurele besparing op de AIO-uitkeringslasten wordt geschat op € 0,7 miljoen. Onderstaande tabel toont de budgettaire gevolgen voor AOW- en AIO-uitgaven bij een inwerkingtreding op 1 september 2023.

x € 1 mln.

2023

2024

2025

2026

2027

struc

Budgettair effect AOW

1,8

7,1

7,1

7,2

7,2

3,3

Budgettair effect AIO

– 0,4

– 1,4

– 1,4

– 1,4

– 1,4

– 0,7

De budgettaire gevolgen van het afschaffen van SN zijn in de SZW-begroting 2023 ingepast.

6.2 Inkomenseffecten

Het wetsvoorstel leidt tot een positief inkomenseffect voor personen die door het wetsvoorstel niet meer gekort worden op hun AOW-uitkering. Deze personen ontvangen vanaf de AOW-leeftijd een hogere AOW-uitkering dan zonder deze wetswijziging het geval zou zijn geweest. Het exacte inkomenseffect hangt af van de persoonlijke situatie. Voor AOW-gerechtigden met een AIO-aanvulling blijft het jaarinkomen gelijk. De wetswijziging heeft gevolgen voor het toekomstige inkomen van een beperkte groep personen. Daarom is er geen sprake van een zichtbaar inkomenseffect voor de totale groep huishoudens vanaf de AOW-leeftijd.

6.3 Uitvoeringskosten

Uitvoeringskosten SVB

De eenmalige uitvoeringskosten voor de SVB bedragen ongeveer € 303.000,–. De kosten zitten met name op het informeren van AOW-gerechtigden met een SN-korting en het herzien van AOW- en AIO-uitkeringen. Het wetsvoorstel leidt voor de SVB tot structurele besparingen van € 844.000,– per jaar.

Uitvoeringskosten Belastingdienst

Het wetsvoorstel leidt tot een structurele besparing op de uitvoeringskosten van de Belastingdienst van € 160.000 op jaarbasis.

7. Regeldruk

Het voorliggende voorstel leidt tot een vermindering van de regeldruk. Het wetsvoorstel heeft op vier verschillende manieren invloed op de regeldruk van betrokken burgers. In totaal leidt het voorstel tot een vermindering van de structurele regeldrukkosten met € 53.437,50 (ongeveer € 0,05 mln.) per jaar. De voorgestelde wijziging heeft geen effect op de administratieve lasten van bedrijven. Schuldige nalatigheid betreft immers altijd een burger.

Ten eerste moet de groep ouderen die nu een korting heeft op de AOW-uitkering vanwege schuldige nalatigheid geïnformeerd worden over de nieuwe hogere AOW-uitkering. Het betreft ongeveer 15.000 AOW-gerechtigden met minimale eenmalige kennisnemingskosten. De duur om hier kennis van te nemen bedraagt ongeveer 15 minuten per AOW-gerechtigde. Dit staat voor de totale betreffende groep gelijk aan € 56.250 (ongeveer € 0,06 mln.) aan incidentele regeldrukkosten.

Ten tweede leidt het wetsvoorstel tot een structurele vermindering van de regeldruk. In het huidige proces van voordracht door de Belastingdienst tot het besluit om schuldig nalatig te verklaren door de SVB zijn er ongeveer drie contactmomenten: voordat de SVB een vooraankondiging van het voornemen tot schuldig nalatig verklaren doet, de vooraankondiging en het definitieve besluit. Deze drie contactmomenten vervallen met het wetsvoorstel. Het is in enige mate onzeker hoeveel contact er precies met burgers plaatsvindt op deze momenten en hoeveel tijd dit van burgers vergt. Indien bij ongeveer 5% van de voordrachten (geschat op 5.000 per jaar) contact plaatsvindt voor de vooraankondiging om persoonlijke omstandigheden te wegen, en dit ongeveer 5 uur van een burger vraagt (contact met de SVB en benodigde stukken vinden en zoeken over een fiscaal jaar in het verleden) dan komt dat neer op € 18.750 (ongeveer € 0,02 mln.) minder structurele regeldrukkosten. Als bij ongeveer 75% van de 5.000 voordrachten een vooraankondiging plaatsvindt en bij ongeveer 60% van de voordrachten een definitief besluit wordt genomen, dan verlaagt het voorstel de structurele regeldrukkosten (bij een uurtarief van € 15,– en 15 minuten om kennis te nemen van de brieven) met € 25.312,50 (ongeveer € 0,025 mln.). Indien ongeveer 10% van de burgers na een voordracht alsnog de verschuldigde premie betaalt en hier 30 minuten voor nodig heeft, dan leidt het voorstel tot een additionele vermindering van € 3.750. In totaal leidt het bovengenoemde tot een vermindering van de structurele regeldruk van ongeveer € 47.812,50 (ongeveer € 0,048 mln.).

Ten derde heeft het wetsvoorstel gevolgen op het aantal AIO-gerechtigden. De duur van het aanvragen van een AIO-uitkering wordt geschat op een uur. Als ongeveer 75% van de voordrachten zou leiden tot een korting op de AOW-uitkering en 10% daarvan een AIO-uitkering aanvraagt, dan vermindert het voorstel de structurele regeldrukkosten met € 5.625 (ongeveer € 0,006 mln.).

Ten vierde heeft het wetsvoorstel gevolgen voor de ervaren regeldruk van de betrokken burgers. Het voorstel vereenvoudigt de uitvoering van de AOW voor de betrokken uitvoeringsorganisaties en betrokken burgers. De systematiek van schuldige nalatigheid betreft complexe materie voor burgers. Een besluit over schuldige nalatigheid gaat over fiscale jaren in het verleden. Voorts kan sprake zijn geweest van burgers die vanwege tijdelijke problemen mogelijk een verminderd doenvermogen hebben gehad om te voldoen aan de premieverplichtingen voor de AOW. Met het voorstel wordt voor de AOW een kleiner beroep gedaan op het doenvermogen van de betrokken burgers.

7.1 Ontvangen advies Adviescollege toetsing regeldruk

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft in het kader van de internetconsultatie advies uitgebracht over het onderhavige wetsvoorstel. Het college adviseert het wetsvoorstel in te dienen nadat met de adviespunten rekening is gehouden.

Het college geeft aan dat de nut en noodzaak tot ingrijpen in de memorie van toelichting onderbouwd is en het doelbereik van het voorstel helder is. Het schrappen van het proces van schuldig nalatig verklaren is volgens het college een doeltreffende wijze om de beleidsdoelen te bereiken.

Naar aanleiding van het advies van de ATR is de memorie van toelichting aangepast om de status van de verschuldigde AOW-premie in het oude en de nieuwe situatie toe te lichten, of burgers aanvullende handelingen moeten verrichten in het nieuwe proces en om de rekenfout bij de structurele regeldrukvermindering te herstellen.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I, onderdeel A

In artikel 13, eerste en tweede lid, van de AOW vervalt onderdeel b, waarin wordt voorzien in korting van het brutoouderdomspensioen (eerste lid) en de brutotoeslag (tweede lid) nadat een pensioengerechtigde voor een of meer kalenderjaren schuldig nalatig is verklaard. Omdat de mogelijkheid van schuldig nalatig verklaren vervalt, is de korting van het ouderdomspensioen en de toeslag niet langer nodig en blijft korting alleen mogelijk voor de kalenderjaren waarin de pensioengerechtigde of diens partner niet verzekerd is geweest. Reeds lopende schuldignalatigverklaringen hebben na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel daardoor geen gevolgen meer voor de hoogte van de AOW-uitkering en de toeslag. Het derde lid blijft ongewijzigd.

Artikel I, onderdelen B en C

In de artikelen 13a, eerste en tweede lid, en artikel 55, eerste lid, van de AOW worden verwijzingen naar artikel 13 wetstechnisch in overeenstemming gebracht met de wijziging in onderdeel A.

Artikel II, onderdeel A

Als gevolg van het vervallen van de mogelijkheid van schuldig nalatig verklaren in de AOW vervalt in de Wet financiering sociale verzekeringen de derde paragraaf van hoofdstuk 4, waarin de artikelen 61 en 62 zijn opgenomen.

In artikel 61 is de mogelijkheid van schuldig nalatig verklaren geregeld, en vervalt als gevolg van de strekking van dit wetsvoorstel om dergelijke beslissingen niet langer mogelijk te maken. Ook de toerekeningsregels bij gedeeltelijke betaling, opgenomen in het derde en vijfde lid, zijn niet langer nodig omdat deze regels alleen van belang zijn voor de schuldignalatigverklaring. De verdeling van de premie voor de volksverzekeringen over de verschillende fondsen is geregeld in artikel 81 van de Wfsv en in hoofdstuk 5 van de Regeling Wfsv. Ten gevolge van het vervallen van artikel 61 kan ook artikel 62 van de Wfsv, dat enkele regels bevat inzake het beroep tegen een besluit inzake schuldig nalatig verklaren, vervallen.

Artikel II, onderdeel B

In het nieuwe artikel 122s is voorzien in overgangsrecht, dat regelt dat nieuwe besluiten tot schuldig nalatigverklaring niet meer worden genomen vanaf de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wetswijziging. Hiermee wordt buiten twijfel gesteld dat personen die over eerdere perioden schuldig nalatig verklaard hadden moeten worden, niet alsnog een dergelijke verklaring opgelegd krijgen, waardoor eventuele AOW-uitkeringen over die perioden moeten worden herzien. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de vierde paragraaf van het algemene deel van deze memorie.

Artikel III

Op grond van artikel 7, eerste lid, IW 1990 wordt een onder die wet vallende betaling achtereenvolgens toegerekend aan de kosten, de betalingskorting, de invorderingsrente en de belastingaanslag. Op grond van artikel 7, tweede lid, IW 1990 wordt vervolgens de betaling op de belastingaanslag in beginsel naar evenredigheid toegerekend aan de op het aanslagbiljet vermelde in te vorderen bedragen.

Een uitzondering op deze evenredige toerekening is sinds 1 januari 2006 de toerekening bij de betaling van een belastingaanslag waarin naast belasting (en eventueel premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet) tevens premie volksverzekeringen is begrepen. In die gevallen wordt de betaling eerst toegerekend aan de belasting (en indien van toepassing aan de premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet) en pas daarna – dus in de laatste plaats – aan de premie volksverzekeringen. De reden voor deze uitzondering is gelegen in de regeling inzake schuldige nalatigheid, bedoeld in artikel 61 Wfsv. Zoals hiervoor is toelicht, wordt de belastingschuldige op grond van die regeling schuldig nalatig verklaard indien hij de verschuldigde premie niet heeft betaald. Dit laatste heeft onder omstandigheden tot gevolg dat op toekomstige AOW-uitkeringen een korting wordt toegepast.

Met het voorstel om het schuldig nalatig verklaren te schrappen, kan de genoemde uitzondering op de toerekeningsregels eveneens per de datum van inwerkingtreding van deze wetswijziging komen te vervallen.

Artikel IV

De datum van inwerkingtreding wordt bepaald bij koninklijk besluit. Deze datum zal om uitvoeringstechnische redenen worden bepaald op de eerste van een maand nadat het wetsvoorstel tot wet is verheven.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten