Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 13 oktober 2021 en het nader rapport d.d. 23 februari 2022, aangeboden aan de Koning door de Minister van Buitenlandse Zaken, mede de Staatssecretaris van Financiën. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 30 juni 2021, no.2021001287, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 13 oktober 2021, nr. W06.21.0167/III, bied ik U hierbij aan. De tekst van het advies treft u hieronder aan, voorzien van mijn reactie.
Bij Kabinetsmissive van 30 juni 2021, no. 2021001287, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Cyprus tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting, met Protocol; Nicosia, 1 juni 2021 (Trb. 2021, 80), met toelichtende nota.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen over het verdrag.
De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.
De Afdeling adviseert het verdrag te overleggen aan de beide Kamers der Staten-Generaal.
Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.
De vice-president van de Raad van State,
Th.C. de Graaf
Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no. W06.21.0167/III
– De toelichtende nota op het op 1 juni 2021 ondertekende verdrag is gebaseerd op de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011. De toelichtende nota actualiseren naar het huidige Nederlandse fiscale verdragsbeleid, zoals neergelegd in de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2020.1
– Nu het verdrag voorziet in uitwisseling van informatie en daarmee in doorgifte van persoonsgegevens, toelichten dat en waarom wordt voldaan aan het gegevensbeschermingsrecht voor de verwerking van persoonsgegevens.
– In de toelichting op artikel 13 van het verdrag artikel 3 van het protocol bij het verdrag verwerken.
– In de toelichting op artikel 20 van het verdrag artikel 2, eerste lid, van het protocol bij het verdrag verwerken.
Het verdrag geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.
Aan de opmerkingen in de redactionele bijlage bij het advies is gevolg gegeven.
– In reactie op de eerste opmerking is in onderdeel I.0 van de toelichting verduidelijkt dat het verdrag is gebaseerd op de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 en niet op de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2020, omdat de onderhandelingen inzake het Verdrag vóór publicatie van laatstgenoemde notitie zijn afgerond.
– In reactie op de tweede opmerking is in onderdeel II.24 van de toelichting verduidelijkt dat aan het gegevensbeschermingsrecht voor de verwerking van persoonsgegevens is voldaan doordat de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) op Cyprus als EU-lidstaat van toepassing is.
– In reactie op de derde opmerking is onderaan onderdeel II.13 van de toelichting een uitleg bij artikel 3 van het protocol bij het verdrag verwerkt en is de titel van het onderdeel aangevuld.
– In reactie op de vierde opmerking is onderaan onderdeel II.20 van de toelichting een verwijzing naar de in onderdeel II.10 opgenomen uitleg bij artikel 2, eerste lid, van het protocol bij het verdrag verwerkt en is de titel van het onderdeel aangevuld.
Van de gelegenheid is verder gebruikgemaakt om in de toelichtende nota enkele redactionele wijzigingen aan te brengen.
Ik verzoek U, mede namens de Staatsecretaris van Financiën, mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra