Gepubliceerd: 27 september 2021
Indiener(s): Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiƫn) (D66)
Onderwerpen: belasting economie financiƫn handel
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35918-3.html
ID: 35918-3

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

I.

ALGEMEEN

1

 

1.

Inleiding

1

 

2.

Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

2

   

2.1.

Implementatie Horizontale accijnsrichtlijn 2020 – Richtlijn (EU) 2020/262

2

   

2.2.

Implementatie herziene alcoholaccijnsrichtlijn – Richtlijn (EU) 2020/1151

5

   

2.3.

Implementatie richtlijn defensie-inspanningen binnen het Uniekader – Richtlijn (EU) 2019/2235

7

 

3.

Budgettaire aspecten

7

 

4.

EU-aspecten

7

 

5.

Doelmatigheid en doeltreffendheid

8

 

6.

Gevolgen voor bedrijfsleven en burger

8

 

7.

Uitvoeringskosten Douane

9

 

8.

Advies en consultatie

9

II.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

10

BIJLAGE

26

 

Transponeringstabellen

26

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

De Europese Raad heeft in 2019 en 2020 twee richtlijnen vastgesteld die relevant zijn voor de accijns:

  • Horizontale accijnsrichtlijn 2020 – Richtlijn (EU) 2020/262.1

    Deze richtlijn is vastgesteld op 19 december 2019 en betreft een algemene regeling inzake accijns. Het is een herschikking van de huidige horizontale accijnsrichtlijn 2008/118/EG uit 2008 (Horizontale accijnsrichtlijn 2008).2

  • Herziene alcoholaccijnsrichtlijn – Richtlijn (EU) 2020/1151.3

    Deze richtlijn is vastgesteld op 29 juli 2020 en betreft een wijziging van de alcoholaccijnsrichtlijn (Richtlijn 92/83/EEG).4

Tevens heeft de Europese Raad in 2019 een richtlijn vastgesteld die relevant is voor zowel de accijns als de omzetbelasting:

  • Richtlijn defensie-inspanningen binnen het Uniekader – Richtlijn (EU) 2019/2235.5

    Deze richtlijn is vastgesteld op 16 december 2019 en wijzigt de btw-richtlijn en de horizontale accijnsrichtlijn voor wat betreft defensie-inspanningen binnen het Uniekader.

Dit wetsvoorstel implementeert deze drie richtlijnen in de nationale wetgeving. Het gaat om implementatie van bindende EU-rechtshandelingen waarbij weinig tot geen beleidsruimte is. Bij enkele onderdelen van de herziene alcoholaccijnsrichtlijn is bij de implementatie sprake van een beperkte beleidsruimte aangezien het facultatieve richtlijnbepalingen betreft. Het gaat om de wijziging van de heffingsgrondslag van de accijns op bier en het afschaffen van het verlaagd tarief voor kleine brouwerijen. In deze memorie is toegelicht hoe de beleidsruimte bij die bepalingen is ingevuld. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de Wet op de accijns aan te passen naar de geldende spelling. In de bijlage bij deze memorie zijn transponeringstabellen opgenomen. Deze geven aan hoe de wijzigingen zijn geïmplementeerd in de Wet op de accijns (hierna: WA) en de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB 1968).

2. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

2.1. Implementatie Horizontale accijnsrichtlijn 2020 – Richtlijn (EU) 2020/262

De Horizontale accijnsrichtlijn 2020 vervangt de Horizontale accijnsrichtlijn 2008 en ziet op de algemene bepalingen die van toepassing zijn op alle soorten accijnsgoederen. Dit zijn tabaksfabricaten, alcohol en alcoholhoudende dranken en energieproducten. Voor de verschillende soorten accijnsgoederen zijn naast de horizontale accijnsrichtlijn nog afzonderlijke richtlijnen gepubliceerd waarin onder meer de structuur en de accijnstarieven nader zijn geregeld.6 Omdat de Horizontale accijnsrichtlijn 2008 inmiddels herhaaldelijk ingrijpend gewijzigd was en er nieuwe wijzigingen noodzakelijk waren, is besloten tot een herschikking van deze richtlijn. De nieuwe, herschikte richtlijn bevat naast de ongewijzigde bepalingen van de Horizontale accijnsrichtlijn 2008 onder meer de volgende aanpassingen.

De wijzigingen hangen samen met het Douanewetboek van de Unie7 (hierna: DWU) en de bijbehorende gedelegeerde handeling (Verordening (EU) 2015/24468). De Horizontale accijnsrichtlijn 2020 brengt verwijzingen en terminologie in lijn met het DWU. Hierdoor ontstaat betere afstemming tussen accijns- en douaneregelingen. Tevens zorgt de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 voor automatisering van de huidige papieren procedures en voor gemeenschappelijke regels. Dit leidt tot automatisering van de procedure voor overbrenging van tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen binnen de EU die voor commerciële doeleinden worden geleverd. Dit gebeurt door het bestaande geautomatiseerde systeem, het Excise Movement and Control System (hierna: EMCS), uit te breiden. Er ontstaan twee nieuwe rollen voor de marktdeelnemers, de gecertificeerde afzender en de gecertificeerde geadresseerde, zodat het EMCS deze marktdeelnemers kan identificeren.

De Horizontale accijnsrichtlijn 2020 dient vóór 1 januari 2022 te zijn geïmplementeerd in nationale wetgeving. Toepassing van de wijzingen dient vanaf 13 februari 2023 plaats te vinden. Met ingang van die datum zal ook het betreffende gedeelte van dit wetsvoorstel, indien het tot wet wordt verheven, in werking treden. In aanvulling op de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 zal de Europese Commissie, naar verwachting in 2022, gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen opstellen en publiceren ter zake van aanpassing van het EMCS.

Hierna volgt een toelichting op de belangrijkste aanpassingen die voortvloeien uit de Horizontale accijnsrichtlijn 2020.

Douanewetboek van de Unie

De Horizontale accijnsrichtlijn 2008 verwijst meerdere malen naar het inmiddels niet meer van toepassing zijnde Communautair Douanewetboek9 (hierna: CDW). Het CDW is opgevolgd door het DWU. De Horizontale accijnsrichtlijn 2020 verwijst daarom naar de relevante bepalingen uit het DWU. Bepalingen in de nationale wetgeving die zien op het CDW worden eveneens aangepast naar verwijzingen in het DWU.

De Horizontale accijnsrichtlijn 2020 maakt mogelijk de regeling extern douanevervoer te gebruiken voor accijnsgoederen die worden uitgevoerd. Deze accijnsgoederen verliezen hun Uniestatus zodra ze onder de regeling extern douanevervoer worden gebracht en blijven dus onder douanetoezicht totdat de goederen het douanegebied van de Unie verlaten. De Horizontale accijnsrichtlijn 2020 zorgt ervoor dat de regeling extern douanevervoer de controle en het toezicht op het EMCS overneemt. De aangever van het douanevervoer neemt de fiscale verplichtingen over. In de nationale Wet op de accijns wordt opgenomen dat de overbrenging van accijnsgoederen eindigt zodra de goederen onder extern douanevervoer worden gebracht.

De gecertificeerde afzender en de gecertificeerde geadresseerde

De Horizontale accijnsrichtlijn 2020 introduceert twee nieuwe begrippen voor marktdeelnemers: de gecertificeerde afzender en de gecertificeerde geadresseerde. Het zijn marktdeelnemers die tot verbruik uitslagen accijnsgoederen – ofwel goederen waarover accijns is betaald – binnen de EU voor commerciële doeleinden leveren en ontvangen. Voor deze veraccijnsde goederen geldt dat in de lidstaat van bestemming accijns verschuldigd is door de gecertificeerde geadresseerde. Onder de Horizontale accijnsrichtlijn 2008 wordt voor deze overbrengingen gebruik gemaakt van een papieren document, het vereenvoudigd goederendocument (VGD). Door dit te automatiseren en onder te brengen in het EMCS worden de kosten van marktdeelnemers teruggebracht. Ook wordt de fraude teruggedrongen, doordat een efficiënter toezicht op overbrengingen van veraccijnsde accijnsgoederen kan plaatsvinden. Accijnsgoederenplaatshouders en geregistreerde afzenders kunnen ook optreden als gecertificeerde afzender, net zoals accijnsgoederenplaatshouders en geregistreerde geadresseerden kunnen optreden als gecertificeerde geadresseerde. De Europese Commissie zal, naar verwachting in 2022, gedelegeerde en uitvoeringshandelingen vaststellen om dit ook daadwerkelijk onder het EMCS te brengen.

Afstandsverkopen

Onder de Horizontale accijnsrichtlijn 2008 mochten lidstaten verlangen dat afzenders van veraccijnsde goederen die deze verzonden naar personen in een andere lidstaat, een fiscaal vertegenwoordiger aanstelden in de lidstaat van bestemming. Het gaat dan om afnemers die zelf geen economische activiteiten verrichten. Bijvoorbeeld in geval een particulier in Nederland wijn bestelt bij een afzender in Frankrijk. Daarvoor moest de afzender in Frankrijk in Nederland een fiscaal vertegenwoordiger aanstellen om de verschuldigde accijns in Nederland te kunnen voldoen. De Horizontale accijnsrichtlijn 2020 vereist het aanstellen van de fiscaal vertegenwoordiger niet meer. De afzender kan ervoor kiezen om zelf de verplichtingen in de lidstaat van bestemming af te handelen, door zich te melden bij een loket van de autoriteiten in de lidstaat van bestemming en zekerheid te stellen. De mogelijkheid om een fiscaal vertegenwoordiger aan te stellen blijft evenwel bestaan.

Vervaardigen en opslag

In de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 alsmede de Horizontale accijnsrichtlijn 2008 komt de term «vervaardigen» niet meer voor en is vervangen door de term «produceren of verwerken». De term «vervaardigen» komt nog wel in de nationale Wet op de accijns voor en stamt nog uit de Horizontale accijnsrichtlijn van 1992.10 De Wet op de accijns is daarom aangepast, hiermee worden geen materiële wijzigingen beoogd.

De Horizontale accijnsrichtlijn 2020 verduidelijkt dat ook opslag wordt gezien als een grondslag voor de accijns, waar eerder alleen voorhanden hebben van een accijnsgoed werd gebruikt. Bij het voorhanden hebben van een accijnsgoed, kan dit evengoed in opslag zijn, in die zin wordt geen materiële wijziging beoogd. Om die reden is opslag apart opgenomen in de richtlijn en wordt voorgesteld dit overeenkomstig te regelen in de Wet op de accijns.

Overig

Ter zake van de behandeling van toegestane verliezen bestaan er op dit moment verschillen tussen de lidstaten. Om de behandeling van toegestane verliezen te verbeteren, voert de richtlijn gemeenschappelijke drempelwaarden in voor de gevallen waarin geen sprake is van een onregelmatigheid. De Europese Commissie zal deze drempelwaarden nog vaststellen in een gedelegeerde handeling.

Sommige lidstaten, waaronder Nederland, staan een ontheffing van zekerheidstelling toe voor de overbrenging van energieproducten via vaste pijpleidingen. In het kader van de harmonisatie van de procedures is deze ontheffing in de richtlijn opgenomen.

2.2. Implementatie herziene alcoholaccijnsrichtlijn – Richtlijn (EU) 2020/1151

In de herziene alcoholaccijnsrichtlijn – Richtlijn (EU) 2020/1151 – zijn onder meer de volgende aanpassingen opgenomen:

  • verduidelijking van het meetmoment van het aantal graden Plato bij verzoet of gearomatiseerd bier;

  • verhoging van de drempel waarop een verlaagd accijnstarief voor bier mag worden toegepast;

  • uitbreiding mogelijkheid om een verlaagd tarief toe te passen voor kleine producenten van alcoholhoudende dranken;

  • met het oog op vergemakkelijken van de erkenning van de status als kleine zelfstandige producenten wordt (zelf)certificering geregeld; en

  • een uitbreiding van de optionele vrijstelling voor thuisstoken.

De herziene alcoholaccijnsrichtlijn dient vóór 1 januari 2022 te zijn geïmplementeerd. De bepalingen van de richtlijn moeten vanaf 1 januari 2022 worden toegepast. Met ingang van die datum zal ook het betreffende gedeelte van dit wetsvoorstel, in werking treden.

Om de uitvoering en het bedrijfsleven voldoende invoeringstijd te geven geldt voor twee maatregelen een latere inwerkingtreding. De aanpassing van de maatstaf van heffing van accijns op bier en de afschaffing van de toepassing van een verlaagd tarief voor kleine bierbrouwerijen zullen met ingang van 1 januari 2023 in werking treden. Beide maatregelen zijn facultatief waardoor deze wijzigingen later in werking kunnen treden dan per 1 januari 2022.

Wijziging maatstaf van heffing accijns op bier

De Wet op de accijns kent op dit moment vier accijnstarieven voor bier, afhankelijk van het extractgehalte, uitgedrukt in graden Plato. Extractgehalte is het gehalte aan niet-vluchtige stoffen die in het stamwort zijn opgelost, vermeerderd met het gehalte van de stoffen die na de gisting aan het bier zijn toegevoegd. Het gaat hierbij om het Platogehalte van het eindproduct.

Het Europese Hof van Justitie heeft echter op 17 mei 2018 bepaald dat bij de vaststelling van de heffingsgrondslag van gearomatiseerd bier het droge extract van het stamwort in aanmerking moet worden genomen zonder rekening te houden met de smaakstoffen en de suikersiroop die na afloop van de gisting zijn toegevoegd.11 In de praktijk is deze uitspraak lastig uitvoerbaar. Zeker in geval van import is het lastig om te bepalen wat het Platogehalte is van het originele stamwort.

Daarom bepaalt de herziene alcoholaccijns richtlijn nu uitdrukkelijk hoe het Platogehalte moet worden gemeten. De herziene richtlijn bepaalt dat bij het meetmoment van de graden Plato uitgegaan moet worden van het eindproduct en niet van het originele bier in het gearomatiseerde bier. Deze verduidelijking komt de uitvoerbaarheid ten goede. Desondanks stelt het kabinet voor om bij de maatstaf van heffing van bieraccijns over te stappen van extractgehalte op alcoholgehalte. Het aantal graden Plato is namelijk voor de meeste consumenten een nietszeggend gegeven. De richtlijn biedt lidstaten deze mogelijkheid om uit te gaan van het alcoholgehalte. De helft van de Europese lidstaten past deze mogelijkheid al toe en ook de Europese Commissie is voorstander hiervan. Door over te stappen op alcoholpercentage als maatstaf van heffing, kan het aantal tarieven worden teruggebracht tot één tarief: een tarief per volumeprocent alcohol. Hierdoor loopt de belasting evenredig op met het alcoholgehalte en geldt er geen maximale accijns meer in geval van de bieren in de zwaarste categorie. De omzetting van extractgehalte naar alcoholgehalte wordt budgettair neutraal vormgegeven. Door de omzetting zal bier in de huidige laagste categorie door de omzetting iets zwaarder belast dan voorheen. Dat tarief is namelijk al jarenlang gelijk aan dat van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en daardoor is bier uit de laagste categorie relatief lichter belast dan de bieren in de andere categorieën. Een heffingsgrondslag op basis van alcoholgehalte betekent een vereenvoudiging voor de Douane omdat het alcoholgehalte eenvoudiger te achterhalen is dan het Platogehalte.

Kleine producenten van alcoholhoudende dranken

De herziene alcoholaccijnsrichtlijn zorgt voor een uitbreiding van de toepassing van een verlaagd tarief voor kleine producenten van bier en ethylalcohol naar kleine producenten van andere alcoholhoudende dranken dan bier en ethylalcohol. In Nederland geldt er op dit moment een verlaagd accijnstarief voor kleine bierbrouwerijen met een productie tot 200.000 hl bier per kalenderjaar, maar geldt er geen verlaagd tarief voor kleine distilleerderijen. Het verlaagde tarief voor bier bedraagt 92,5/100 deel van het reguliere tarief voor bieren vanaf 7 graden Plato. Op een flesje bier (30cl) komt dit neer op nog geen 1 cent (€ 0,0085) verschil in accijns ten opzichte van het reguliere tarief.

Het kabinet wenst geen gebruik te maken van de uitbreiding van de mogelijkheid van een verlaagd tarief voor kleine producenten van andere alcoholhoudende dranken dan bier en ethylalcohol en stelt in het verlengde hiervan voor om – met het oog op een gelijk speelveld – het huidige verlaagde tarief voor kleine bierbrouwerijen in zijn geheel af te schaffen. Uit de bouwstenen voor een beter belastingstelsel, onderdeel vereenvoudiging, is volgend op een evaluatie uit 2008, nogmaals gebleken dat dit verlaagde tarief zijn werking heeft verloren.12 Het verlaagde tarief was bij de introductie van een nieuwe tariefstructuur in de Wet op de accijns in 1992 een tegemoetkoming voor kleine brouwerijen.

In de herziene alcoholaccijnsrichtlijn is (zelf)certificering van kleine producenten van alcoholhoudende dranken opgenomen. Met een certificaat dat door de autoriteiten op verzoek wordt afgegeven of door zelfcertificering door kleine producenten wordt bewerkstelligd dat kleine producenten binnen alle lidstaten worden erkend en dientengevolge gebruik kunnen maken van een eventueel verlaagd tarief. De Europese Commissie moet de bepalingen omtrent het certificaat nog verder uitwerken in uitvoeringshandelingen. De voorkeur voor Nederland gaat uit naar zelfcertificering. Dit zal nader worden uitgewerkt bij ministeriële regeling aan de hand van de uitvoeringshandelingen van de Europese Commissie.

2.3. Implementatie richtlijn defensie-inspanningen binnen het Uniekader – Richtlijn (EU) 2019/2235

De richtlijn defensie-inspanningen binnen het Uniekader – Richtlijn (EU) 2019/2235 – is gericht op het onderling afstemmen van de btw- en accijnsbehandeling met betrekking tot defensie-inspanningen binnen de EU en de NAVO en moet vóór 1 juli 2022 zijn geïmplementeerd. De bepalingen zullen vanaf 1 juli 2022 worden toegepast. Met ingang van die datum zal ook het betreffende gedeelte van dit wetsvoorstel, indien deze tot wet wordt verheven, in werking treden.

In zowel de BTW-richtlijn 200613 als in de Horizontale accijnsrichtlijn 2008 is voor defensie-inspanningen in het kader van de NAVO een vrijstelling van omzetbelasting respectievelijk accijns opgenomen voor handelingen die hiermee verband houden.

Op basis van de richtlijn defensie-inspanningen binnen het Uniekader wordt geregeld dat er eveneens een vrijstelling gaat gelden voor omzetbelasting en accijns op leveringen van goederen en diensten aan, of invoer van goederen door buitenlandse EU-strijdkrachten. De vrijstellingen gelden voor het begeleidende burgerpersoneel evenals voor de bevoorrading van de messes of kantines. De vrijstelling van omzetbelasting of accijns geldt slechts voor zover de EU-strijdkrachten buiten hun lidstaat deelnemen aan een defensie-inspanning ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (hierna: GVDB). De vrijstellingen hebben geen betrekking op civiele missies in het kader van het GVDB of op goederen en diensten die de EU-strijdkrachten inkopen voor gebruik door henzelf of het hen begeleidende burgerpersoneel in hun eigen lidstaat.

Dit wetsvoorstel implementeert de onderwerpen uit de richtlijn defensie-inspanningen binnen het Uniekader in de Wet OB 1968 en de WA. In aanvulling hierop zal de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 worden aangepast.

3. Budgettaire aspecten

Voor het overgrote deel van het wetsvoorstel geldt dat er aan de implementatie van de drie richtlijnen geen budgettaire gevolgen zijn verbonden.

Bij de wijziging van de heffingsgrondslag van de accijns op bier is de omzetting van extractgehalte naar alcoholgehalte budgettair neutraal vormgegeven. Het afschaffen van het verlaagd tarief voor kleine bierbrouwerijen zal naar verwachting vanaf 2023 jaarlijks € 2 miljoen opleveren.

Bij uitbreiding van het toepassingsgebied van de btw- en accijnsvrijstellingen in het kader van het GVDB ontstaan er budgettaire effecten die relevant zijn voor het lastenkader. Omdat de omvang van de defensieactiviteiten naar verwachting in de toekomst zal toenemen, maar deze uitbreiding op dit moment nog niet bekend is, is het niet mogelijk de budgettaire derving te berekenen. De Europese Commissie verwacht een derving van € 80 miljoen voor alle lidstaten gezamenlijk.

4. EU-aspecten

Dit wetsvoorstel implementeert de volgende richtlijnen:

  • de Richtlijn (EU) 2020/262 houdende een algemene regeling inzake accijns (PbEU 2020, L 58);

  • de Richtlijn (EU) 2020/1151 tot wijziging van Richtlijn 92/83/EEG betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken (PbEU 2020, L 256); en

  • de Richtlijn (EU) 2019/2235 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en Richtlijn 2008/118/EG houdende een algemene regeling inzake accijns wat betreft defensie-inspanningen binnen het Uniekader (PbEU 2019, L 336).

5. Doelmatigheid en doeltreffendheid

Voor de werking van de interne markt is het van belang dat de lidstaten zo uniform mogelijk kunnen opereren op het gebied van de accijns. De Horizontale accijnsrichtlijn 2020 en de herziene alcoholaccijnsrichtlijn strekken hiertoe.

Met betrekking tot de alcoholaccijns is het kabinet voorstander van een gelijk speelveld voor alle kleine producenten van alcoholhoudende dranken, ongeacht welke alcoholhoudende dranken zij produceren. Om die reden wenst het kabinet het verlaagde tarief dat nu alleen geldt voor kleine brouwerijen, af te schaffen. Door afschaffing van het verlaagd tarief voor kleine brouwerijen gelden voor alle kleine producenten de normale tarieven ongeacht welke alcoholhoudende dranken worden geproduceerd. Uit de bouwstenen voor een beter belastingstelsel, onderdeel vereenvoudiging, is volgend op een evaluatie uit 2008, nogmaals gebleken dat het verlaagde tarief voor kleine brouwerijen zijn werking heeft verloren.14 Het verlaagde tarief was bij de introductie van een nieuwe tariefstructuur in de Wet op de accijns in 1992 een tegemoetkoming voor kleine brouwerijen.

Verder wenst het kabinet vanuit het oogpunt van vereenvoudiging de heffingsmaatstaf van de accijns op bier over te stappen van Platogehalte op alcoholpercentage. Dit komt de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid ten goede. De overstap brengt het aantal tarieven terug tot één tarief: een tarief per volumeprocent alcohol. Hierdoor wordt alcoholarm bier automatisch lichter belast dan zwaarder bier.

In relatie tot de richtlijn defensie-inspanningen binnen het Uniekader geldt dat Nederland voorstander is van het vereenvoudigen en harmoniseren van (inter)nationale regelgeving waardoor de EU en de NAVO elkaar kunnen versterken. De richtlijn defensie-inspanningen binnen het Uniekader is gericht op het onderling afstemmen van de btw- en accijnsbehandeling met betrekking tot defensie-inspanningen binnen de EU en de NAVO en draagt daardoor bij aan het verder ontwikkelen en effectiever maken van het GVDB.

6. Gevolgen voor bedrijfsleven en burger

Voor de implementatie van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 geldt dat voor de automatisering en harmonisatie van procedures volgens de Europese Commissie de incidentele kosten € 14,5 miljoen zijn voor alle marktdeelnemers in de EU. Naar rato is dat voor de marktdeelnemers in Nederland een incidentele kostenpost van € 725.000.

Jaarlijks geldt volgens de Europese Commissie voor marktdeelnemers in de EU een besparing op de regelgevingskosten tot € 32,27 miljoen en € 4,35 miljoen aan terugkerende kosten. Naar rato is dat voor de marktdeelnemers in Nederland een jaarlijkse besparing van € 1,4 miljoen.

De overige maatregelen in dit wetsvoorstel hebben geen of slechts zeer beperkte structurele gevolgen voor de administratieve lasten voor burgers en bedrijven. In het verlengde hiervan is er naar verwachting geen impact op het doenvermogen van burgers. Daarnaast leidt dit wetsvoorstel niet tot vermogensongelijkheid voor burgers.

De maatregelen opgenomen in dit wetsvoorstel leidt niet tot uitvraag van (persoons)gegevens anders dan uit hoofde van de richtlijnen die in dit wetsvoorstel worden geïmplementeerd worden voorgeschreven. Om die reden is geen gegevensbeschermingseffectbeoordeling uitgevoerd.

7. Uitvoeringskosten Douane

Dit wetsvoorstel is door de Douane beoordeeld met de uitvoeringstoets. De gevolgen voor de uitvoering zijn beschreven in de uitvoeringstoets die als bijlage is bijgevoegd.

De Douane en de Belastingdienst achten de maatregelen uitvoerbaar per de voorgestelde data van inwerkingtreding. De incidentele uitvoeringskosten zijn € 3,6 miljoen. De uitvoeringskosten worden gedekt op begroting IX B.

Met betrekking tot de wijziging van de grondslag voor de accijns op bier en het vervallen van het tarief voor kleine brouwerijen is door de Douane aangegeven dat deze aanpassingen in verband met benodigde wijzigingen in de automatisering vanuit uitvoeringsoptiek niet eerder in werking kunnen treden dan 1 januari 2023. De beoogde inwerkingtreding van deze maatregelen is hierop aangepast.

In aanvulling op de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 zal de Europese Commissie, naar verwachting in 2022, gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen opstellen en publiceren ter zake van aanpassing van het EMCS. Pas na die publicatie kunnen Douane en bedrijfsleven daarvan de gevolgen voor de uitvoering bepalen. Dit geldt eveneens voor de bepalingen omtrent het certificaat die de Europese Commissie nog verder moet uitwerken in uitvoeringshandelingen, hetgeen is voorzien in het najaar van 2021.

8. Advies en consultatie15

Het kabinet heeft het wetsvoorstel niet geconsulteerd, aangezien het wetsvoorstel dient ter implementatie van bindende EU-rechtshandelingen. De bepalingen van de richtlijnen bevatten weinig tot geen beleidsruimte.

Bij enkele onderdelen van de herziene alcoholaccijnsrichtlijn is wel sprake van beleidsruimte. Aangezien deze bepalingen relevant zijn voor de alcoholbranche, zijn alcoholbranchepartijen hierop geattendeerd en geconsulteerd.

Meest in het oog springende onderdeel bij de consultaties met de alcoholbranche is de wijziging van de heffingsgrondslag van de bieraccijns van Platogehalte naar alcoholgehalte. Een heffingsgrondslag in geval van bier op grond van alcoholgehalte maakt de heffing van alcoholaccijns inzichtelijker en transparanter ten opzichte van de heffing van alcoholaccijns bij andere alcoholhoudende dranken. Voor andere alcoholhoudende dranken dan bier geldt immers het alcoholgehalte al als uitgangspunt bij de heffing van accijns. De bierbranche heeft aandacht gevraagd voor de werkbaarheid van een heffingsgrondslag op basis van alcoholgehalte. Voor kleine bierbrouwerijen geldt dat het productieproces niet gericht is op alcoholgehalte. In tegenstelling tot bij grote bierbrouwerijen is het door kleine bierbrouwerijen gebrouwen bier wat betreft het uiteindelijke alcoholgehalte minder «stabiel». Grote bierbrouwerijen zijn beter in staat om bier te brouwen met een voorspelbaar alcoholgehalte. Alle bierbrouwers dienen evenwel het alcoholgehalte te vermelden op het etiket. Hierbij moet voldaan worden aan de voorwaarden gesteld bij Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten (PbEU 2011, L 304). Bij de vermelding van het alcoholgehalte op het etiket zijn op basis van de hiervoor genoemde verordening toleranties naar boven en naar beneden toegestaan. Bij biersoorten met een alcoholgehalte van ten hoogste 5,5 volumeprocent alcohol is een tolerantie van 0,5 volumeprocent toegestaan. Bij biersoorten met een alcoholgehalte van meer dan 5,5 volumeprocent alcohol is een tolerantie van 1 volumeprocent alcohol toegestaan. De toleranties bij vermelding op het etiket gelden naast de toleranties die inherent zijn aan de toegepaste analysemethode. De bierbranche heeft aangedragen om bij een heffingsgrondslag op grond van alcoholgehalte vergelijkbare toleranties toe te laten als bij de vermelding van het alcoholgehalte op het etiket. Deze suggestie om toleranties toe te staan wordt meegenomen bij de nadere uitwerking bij ministeriële regeling met betrekking tot het bepalen van het alcoholgehalte.

Een ander aandachtspunt bij de consultaties is de mogelijkheid tot toepassing van een verlaagd accijnstarief voor kleine producenten. Het kabinet wenst geen gebruik te maken van de uitbreiding van de mogelijkheid van een verlaagd tarief voor kleine producenten van andere alcoholhoudende dranken dan bier en ethylalcohol en stelt in het verlengde hiervan voor om – met het oog op een gelijk speelveld – het huidige verlaagde tarief voor kleine bierbrouwerijen in zijn geheel af te schaffen. De kleine bierbrouwerijen hebben gewezen op de impact die de afschaffing van het verlaagde tarief zal hebben op individuele kleine bierbrouwerijen op het moment dat afschaffing van het verlaagde tarief niet wordt doorberekend in de prijs. Daartegenover werd door andere branchepartijen steun uitgesproken voor een gelijk speelveld. Het belasten van alcohol zou niet afhankelijk moeten zijn van het feit of de alcohol afkomstig is van een grote of een kleine producent.

Met betrekking tot de wijziging van de heffingsgrondslag van de accijns op bier en het afschaffen van het verlaagde tarief voor kleine bierbrouwerijen heeft de branche nog gewezen op de tijd die nodig zal zijn om beide maatregelen door te kunnen voeren. Een inwerkingtreding per 1 januari 2022 zal voor de branche te vroeg zijn. Mede gelet hierop is gekozen voor een inwerkingtreding per 1 januari 2023 voor genoemde twee maatregelen.

De overige maatregelen met beleidsruimte binnen de herziene alcoholaccijnsrichtlijn, te weten uitbreiding van de mogelijkheid tot een verlaagd tarief voor licht bier en een vrijstelling voor thuisstoken en (zelf)certificering kleine producenten, zijn kort aangestipt bij de consultaties maar hebben geen bijzondere inzichten of aandachtspunten naar voren gebracht.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I

Artikel I, onderdelen A, K, L, N, O, Q, R, S, T, V, W, Y, Z, AA, BB, CC, DD, EE, GG, BBB, DDD, JJJ, KKK, NNN (artikelen 1, 5, 6, 8a, 9, 11a, 11b, 11c, 12, 14, 25, 26, 29, 31, 32, 38, 78, 82, 94, 95 en 102 en afdelingen 2a, 3 en 7 van de Wet op de accijns)

Ingevolge deze onderdelen worden in de artikelen 1, 5, 6, 8a, 9, 11a, 11b, 11c, 12, 14, 25, 26, 29, 31, 32, 38, 78, 82, 94, 95 en 102 en de afdelingen 2a, 3 en 7 van de WA het woord «produkt» of woorden die deels bestaan uit «produkt» vervangen door «product», respectievelijk deels door «product». Met deze voorgestelde wijziging worden deze artikelen aangepast aan de geldende spelling.

Artikel I, onderdeel B (artikel 1a van de Wet op de accijns)

In artikel 1a, eerste lid, WA worden begrippen gedefinieerd die worden gebruikt in de WA en de daarop gebaseerde bepalingen. Artikel 1a WA wordt ingevolge dit wetsvoorstel in lijn gebracht met de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 opgenomen begrippen. Zo worden de begrippen accijnsgoederenplaats en belastingentrepot in artikel 1a, eerste lid, WA, aangepast. Dit houdt verband met de term «vervaardigen» uit de WA. De term «vervaardigen» stamt uit de Horizontale accijnsrichtlijn 1992.16 In de opvolger van deze richtlijn, de Horizontale accijnsrichtlijn 2008, was de term «vervaardigen» al vervangen door het «produceren en verwerken» van goederen. De definities worden daarop aangepast. Dit geldt ook voor de aanpassing van artikel 1a, vierde lid, WA waarbij «vervaardigen» wordt vervangen door «verwerken». Deze wijziging heeft geen materiële gevolgen. Daarnaast wordt in de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 de term «opslag» expliciet genoemd naast «voorhanden hebben». Daarom wordt in de WA de term «opslag» toegevoegd bij de desbetreffende definities.

Het begrip «invoer» wordt in artikel 1a, eerste lid, WA, aangepast aan het DWU. Bij invoer gaat het om het in het vrije verkeer brengen van goederen, bedoeld in artikel 210 DWU. Een nieuw begrip in de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 is «onregelmatige binnenkomst», dit begrip wordt bij dit wetsvoorstel opgenomen in artikel 1a, eerste lid, WA. Tevens worden de in de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 geïntroduceerde begrippen voor de entiteiten, gecertificeerde afzender en gecertificeerde geadresseerde, opgenomen in artikel 1a, eerste lid, WA. De gecertificeerde afzender is een natuurlijke of rechtspersoon die met een vergunning veraccijnsde goederen mag verzenden. De gecertificeerde geadresseerde is een natuurlijke of rechtspersoon die veraccijnsde goederen mag ontvangen. Zij zullen gebruik dienen te maken van het EMCS. Daarnaast is nog een aantal begrippen geïntroduceerd in de Horizontale accijnsrichtlijn 2020, te weten de begrippen «lidstaat van bestemming», «teruggaaf» en de «reiziger die zich naar een derdelandsgebied of derde land begeeft». Deze begrippen worden ingevolge dit wetsvoorstel opgenomen in artikel 1a, eerste lid, WA.

De begrippen «weg» en «elektronisch administratief document» komen niet meer terug in artikel 1a, eerste lid, WA. Het begrip «weg» kwam voorheen voor in artikel 71c WA ter zake van lpg-teruggaafregelingen. Laatstgenoemd artikel is echter met ingang van 1 januari 2017 vervallen waardoor een begripsomschrijving van «weg» niet meer nodig is. Het begrip «elektronisch administratief document» komt in de WA niet als zodanig terug waardoor deze begripsbeschrijving kan komen te vervallen.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt de definities op een alfabetische volgorde te vermelden in plaats van voor elke definitie een apart onderdeel te benoemen.

De aanpassingen opgenomen in artikel I, onderdeel B, treden met ingang van 1 januari 2022 in werking. Dit geldt ook voor de begrippen opgenomen in artikel I, onderdeel B, die in de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 zijn geïntroduceerd. Deze nieuwe begrippen krijgen echter pas materiële betekenis wanneer de artikelen die betrekking hebben op deze nieuwe begrippen in werking treden op grond van artikel VI met ingang van 13 februari 2023.

Artikel 1a, tweede lid, WA bepaalt dat bij ministeriële regeling de data, genoemd in het eerste lid, bij de GN-code, vervangen kunnen worden door de datum van de versie van de in dat onderdeel bedoelde verordening die aan de wijziging van de GN-code ten grondslag heeft gelegen, alsmede de GN-codes, genoemd in deze wet en de daarop berustende bepalingen. Door de aanpassing van artikel 1a, tweede lid, WA ziet deze bepaling niet alleen op GN-codes ter zake van minerale oliën maar ook op GN-codes ter zake van alcohol.

Artikel I, onderdeel C (artikel 1a van de Wet op de accijns)

In artikel 1a, eerste lid, WA zijn de begrippen «douaneschorsingsregeling» en «vervaardigen» gedefinieerd. Zodra de bepalingen als gevolg van de implementatie van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 met ingang van 13 februari 2023 moeten worden toegepast, kunnen de begrippen «douaneschorsingsregeling» en «vervaardigen» vervallen aangezien aan deze begrippen per die datum geen materiële betekenis meer toekomt voor de toepassing van de WA.

In de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 is het begrip douaneschorsingsregeling vervallen. Dit houdt verband met het feit dat in het DWU het begrip douaneschorsingsregeling in tegenstelling tot zijn voorganger, het CDW, niet wordt gebruikt. De WA wordt op dit punt op een aantal plekken aangepast. In lijn hiermee komt in artikel 1a, eerste lid, WA het begrip douaneschorsingsregeling te vervallen.

De term «vervaardigen» stamt zoals eerder aangegeven uit de Horizontale accijnsrichtlijn 1992. In de opvolger van deze richtlijn, Richtlijn 2008/118/EG, was de term «vervaardigen» al vervangen door het produceren en verwerken van goederen. Nu de term ook in de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 niet meer terugkomt, wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om deze term uit artikel 1a, eerste lid, WA te halen. Deze wijziging heeft geen materiële gevolgen.

Artikel I, onderdeel D (artikel 2 van de Wet op de accijns)

Artikel 2 WA wordt aangepast conform artikel 6 van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020. Artikel 2 WA gaat over het belastbare feit uitslag tot verbruik. Zo wordt «opslaan» toegevoegd bij voorhanden hebben en duidelijk gemaakt dat ook sprake kan zijn van uitslag tot verbruik in gevallen van een onregelmatigheid. Bij de productie van accijnsgoederen wordt overeenkomstig artikel 6, derde lid, onderdeel c, van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 toegevoegd dat dit ook de verwerking van accijnsgoederen omvat.

Artikel I, onderdeel D, derde lid, regelt dat artikel 2, eerste lid, onderdeel d, WA wordt aangepast conform artikel 6, derde lid, onderdeel d, van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020. Er is geen sprake van invoer wanneer de douaneschuld, onder bepaalde voorwaarden, teniet is gegaan.

Met artikel I, onderdeel D, vierde lid, wordt artikel 2, derde lid, WA aangepast aan het DWU.

Bij artikel 2, vijfde en zesde lid, WA wordt ingevolge dit wetsvoorstel bij onherstelbaar verlies duidelijk gemaakt dat hiervan ook sprake kan zijn bij een gedeeltelijk verlies.

In de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 is het begrip douaneschorsingsregeling vervallen. Dit houdt verband met het feit dat in het DWU het begrip douaneschorsingsregeling in tegenstelling tot zijn voorganger, het CDW, niet wordt gebruikt. De WA wordt op dit punt op een aantal plekken aangepast. In lijn hiermee wordt artikel 2, zevende lid, WA aangepast.

In de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 is een verlies dat verband houdt met de aard van de goederen opgenomen in artikel 6, zevende lid. In de WA wordt dit overgenomen in het achtste lid (nieuw) van artikel 2 WA. De Europese Commissie zal gedelegeerde handelingen opstellen met daarin de vastgestelde drempel, waarbij verlies boven de drempel zal worden behandeld als uitslag tot verbruik.

Artikel I, onderdeel D, tiende en elfde lid, regelen de aanpassing van artikel 2, negende lid (nieuw) en tiende lid (nieuw), WA in verband met de vervanging van het begrip «vervaardigen» door «produceren en verwerken».

Artikel I, onderdeel E (artikel 2a van de Wet op de accijns)

In artikel 2a WA, eerste en derde lid, wordt het bepaalde uit artikel 16, eerste lid, onderdeel a, onder V, van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 toegevoegd, dat geen sprake is van uitslag tot verbruik voor accijnsgoederen die naar het douanekantoor van uitgang worden gebracht onder de gestelde voorwaarden. Deze situatie kan ook van toepassing zijn voor goederen die vanuit een andere lidstaat de Unie verlaten, daarom wordt ook artikel 2a, tweede lid, WA aangepast.

Artikel I, onderdeel F (artikel 2b van de Wet op de accijns)

In de voorgestelde wijziging van artikel 2b, tweede lid, WA wordt beschreven wanneer de overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling eindigt in de gevallen wanneer deze goederen onder de regeling extern douanevervoer worden geplaatst. Dit volgt uit artikel 19 van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020.

Artikel I, onderdeel G (artikel 2e van de Wet op de accijns)

Artikel 2e WA ziet op de overbrenging van veraccijnsde goederen die op het grondgebied van de ene lidstaat en naar het grondgebied van een andere lidstaat worden overgebracht om daar voor commerciële doeleinden te worden geleverd. De Horizontale accijnsrichtlijn 2020 regelt de automatisering van de procedure voor overbrenging van tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen binnen de EU die voor commerciële doeleinden worden geleverd. Hiertoe wordt het bestaande geautomatiseerde systeem, het EMCS, uitgebreid. Dit resulteert in twee nieuwe rollen voor marktdeelnemers, de gecertificeerde afzender en de gecertificeerde geadresseerde, die door het EMCS geïdentificeerd kunnen worden. Artikel 33 van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 bepaalt dat deze veraccijnsde goederen die voor commerciële doeleinden worden geleverd, uitsluitend overgebracht mogen worden van een gecertificeerde afzender naar een gecertificeerde geadresseerde. Artikel 2e, eerste lid, WA wordt op dat punt aangepast. In artikel 2e, tweede lid, WA is in lijn met artikel 33, tweede lid, van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 geregeld wat onder «geleverd voor commerciële doeleinden» wordt beschouwd.

Artikel 2e, derde lid, WA bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur ter verzekering van de heffing, regels worden gesteld met betrekking tot de verplichtingen waaraan moet worden voldaan met betrekking tot accijnsgoederen die voor commerciële doeleinden worden geleverd of gebruikt. Onder de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 worden de veraccijnsde overbrengingen geregistreerd in het EMCS en zullen die aldus worden vervoerd onder begeleiding van een elektronisch vereenvoudigd administratief document. Dit wordt geregeld in het Uitvoeringsbesluit accijns.

Goederen die al aan boord zijn van een schip of een vliegtuig dat een verbinding tussen een andere lidstaat en Nederland verzorgt, worden niet aangemerkt als accijnsgoederen waarover accijns is verschuldigd. Dit wordt verduidelijkt in het nieuwe vierde lid van genoemd artikel 2e WA.

In artikel 2e, zesde en zevende lid, WA is overeenkomstig artikel 33, derde en vierde lid, van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 bepaald wanneer de overbrenging van de veraccijnsde goederen aanvangt respectievelijk eindigt.

Artikel 2e, achtste lid, WA bepaalt dat bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van artikel 2e WA. Van deze bevoegdheid is reeds gebruik gemaakt door in artikel 3c van de Uitvoeringsregeling accijns te definiëren wat voor de toepassing van artikel 2e WA moet worden verstaan onder «normale reservoirs» en «container voor speciale doeleinden».

Artikel I, onderdeel H (artikel 2f van de Wet op de accijns)

Uit de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 volgt dat veraccijnsde goederen die op het grondgebied van de ene lidstaat en naar het grondgebied van een andere lidstaat worden overgebracht om daar voor commerciële doeleinden te worden geleverd, dat deze veraccijnsde goederen worden overgebracht door een gecertificeerde afzender naar een gecertificeerde geadresseerde in een andere lidstaat. Voor andere gevallen geldt, volgens artikel 44 van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020, dat veraccijnsde goederen ook door een afzender die een zelfstandige economische activiteit verricht naar een andere lidstaat kunnen worden verzonden, dit betreft afstandsverkopen. Voorheen werd hier de term «verkoper» toegepast. Voor de gevallen dat een dergelijke afzender goederen verzendt naar een in Nederland gevestigde persoon, wordt aangemerkt dat sprake is van uitslag tot verbruik (artikel 2f, eerste lid, WA). De afzender die een zelfstandige economische activiteit verricht is de tot voldoening van de accijns in de lidstaat van bestemming gehouden persoon. Voorafgaand aan de zending hij zich melden bij de inspecteur in Nederland of hij kan voorafgaand aan de verzending een fiscaal vertegenwoordiger in Nederland aanwijzen. Dit wordt bepaald in artikel 50f, eerste lid, WA. De accijns wordt verschuldigd op het tijdstip dat de accijnsgoederen worden geleverd. Dit wordt bepaald in artikel 52, derde lid, onderdeel f, WA. De in Nederland verschuldigde accijns wordt geheven van de afzender die een zelfstandige economische activiteit verricht of zijn fiscaal vertegenwoordiger ingevolge artikel 51, eerste lid, onderdeel j, WA. De afzender die een zelfstandige economische activiteit verricht in de andere lidstaat kan aldaar, ingevolge artikel 44, vijfde lid, van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020, de door hem aldaar betaalde accijns terugvragen.

Artikel I, onderdeel I (artikel 3 van de Wet op de accijns)

In artikel 3 WA wordt de situatie beschreven indien veraccijnsde goederen tijdens het vervoer in Nederland of in een andere lidstaat vernietigd of geheel of gedeeltelijk verloren zijn gegaan, door een niet te voorziene omstandigheid of door de aard van de goederen. Indien dit ten genoegen van de inspecteur wordt aangetoond is er geen sprake van uitslag tot verbruik.

Voor de gevallen beschreven in artikelen 2e en 2f WA zal de Europese Commissie, op grond van artikel 6, tiende lid, in samenhang met artikel 45, tweede lid, van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020, gedelegeerde handelingen opstellen, met daarin de vastgestelde drempel, waarbij pas een verlies boven de drempel zal worden behandeld als uitslag tot verbruik. Mocht een lidstaat echter gegronde reden hebben om te vermoeden dat sprake is van fraude of een onregelmatigheid, dan is ook onder de vastgestelde drempel sprake van uitslag tot verbruik, dit is neergelegd in artikel 3, vierde lid, WA.

Artikel I, onderdeel J (artikel 4 van de Wet op de accijns)

In het eerste lid van artikel 4 WA wordt verduidelijkt, dat de artikelen 2e en 2f WA van toepassing zijn, indien er in Nederland een onregelmatigheid plaatsvindt.

In het nieuwe zesde lid van artikel 4 WA wordt artikel 46, vijfde lid, van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020, overgenomen. Aldaar wordt bepaald dat niet registreren of certificeren van een noodzakelijke vergunning wordt beschouwd als een onregelmatigheid die in Nederland wordt geacht te hebben plaatsgevonden.

Artikel I, onderdeel K (artikel 5 van de Wet op de accijns)

In de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 alsmede de Horizontale accijnsrichtlijn 2008 komt de term «vervaardigen» die in de WA thans wordt gebruikt niet voor. Deze stamt nog uit de Horizontale accijnsrichtlijn van 1992. Zowel onder de Horizontale accijnsrichtlijn 2008 en Horizontale accijnsrichtlijn 2020 worden in de plaats van «vervaardigen» de begrippen «produceren» en «verwerken» gebruikt. Artikel 5 WA wordt daarop aangepast, hiermee wordt geen materiële wijziging beoogd.

In artikel 6, derde lid, aanhef en onderdeel b, van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 is verduidelijkt dat ook opslag wordt gezien als uitslag tot verbruik, waar eerder alleen voorhanden hebben van een accijnsgoed werd gebruikt. Bij het voorhanden hebben van een accijnsgoed, kan dit evengoed in opslag zijn, in die zin wordt geen materiele wijziging beoogd. Echter, met het opnemen van de term opslag dan wel opslaan in de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 worden de vraag of opslag ook gezien kan worden als voorhanden hebben onnodig gemaakt en wordt opslag apart eveneens genoemd in die richtlijn alsmede daardoor mede in de WA.

Artikel I, onderdeel M (artikel 7 van de Wet op de accijns)

In artikel 7, eerste lid, WA is het accijnstarief voor bier opgenomen. Het huidige accijnstarief is afhankelijk van het extractgehalte van het bier, uitgedrukt in percenten Plato. Hierbij geldt een onderverdeling in vier categorieën op basis van de percenten Plato. Zoals is vermeld in het algemene deel van de toelichting wordt voorgesteld de maatstaf van heffing van de bieraccijns te wijzigen van percenten Plato naar alcoholgehalte. Hiertoe wordt artikel 7 WA aangepast. Op grond van deze aanpassing is nog slechts één tarief opgenomen: € 7,49 per hectoliter bij een temperatuur van 20°per volumeprocent alcohol, waarbij het minimumbedrag aan accijns ten minste € 8,83 bedraagt. Dit minimumbedrag komt overeen met het tarief voor de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Het minimumbedrag is om te voorkomen dat de heffing op (alcoholarm) bier lager uitkomt dan de heffing op alcoholvrije dranken. Gedeelten van een hectoliter worden rekenkundig afgerond op twee decimalen. Het alcoholpercentage wordt naar beneden afgerond op één decimaal.

Het verlaagd tarief voor kleine brouwerijen komt zoals toegelicht in het algemene deel van de toelichting te vervallen. Door vorengenoemde wijzigingen komt artikel 7, derde tot en met zevende lid en tiende lid, WA te vervallen.

In artikel 7, tweede lid, WA wordt opgenomen dat bij ministeriële regeling regels worden gesteld met betrekking tot het bepalen van het alcoholgehalte. Bij lagere regelgeving zal worden bepaald op welke wijze dan wel aan de hand van welke methode het alcoholgehalte zal moeten worden bepaald. Tevens zal bij lagere regelgeving worden geregeld van welk alcoholgehalte kan worden uitgegaan indien bier verpakt is in een kleinhandelsverpakking en welke toleranties zijn toegestaan indien bier is verpakt op een andere wijze dan in kleinhandelsverpakking. Door de wijziging van de heffingsmaatstaf komt artikel 7, achtste lid, WA te vervallen aangezien het niet langer nodig is om het extractgehalte te bepalen. Artikel 7, negende lid, WA dat bepaalt dat het volume van het bier in geconcentreerde vorm wordt herleid tot het volume van voor gebruik gereed bier, komt eveneens te vervallen. Herleiden tot volume voor gebruik gereed bier is niet langer nodig. Onder de nieuwe maatstaf van heffing – het alcoholvolumepercentage – zal het totale volume van de alcohol gelijk blijven ongeacht of sprake is van geconcentreerd bier of verdund bier voor consumptie.

De wijziging van de heffingsgrondslag van de accijns op bier en het afschaffen van het verlaagde tarief voor kleine bierbrouwerijen treden in werking met ingang van 1 januari 2023. Op grond van artikel 7 WA geldt tot 1 januari 2023 als heffingsgrondslag het extractgehalte van het bier, uitgedrukt in percenten Plato. Overeenkomstig het bepaalde in de herziene alcoholaccijnsrichtlijn en op basis van de wet (artikel 7, zesde lid, WA) gaat het om het extractgehalte van het eindproduct. Gelet op de eerdergenoemde uitspraak van het Europees Hof van Justitie van 17 mei 2018 is echter door de Douane het standpunt ingenomen dat uitgegaan mag worden van het aantal graden Plato van het originele bier vóór bijmenging met water, suiker en/of smaakstoffen. Om te voorkomen dat brouwerijen in korte tijd met meerdere wijzigingen in de heffingsgrondslag te maken krijgen, kunnen brouwerijen ook in het jaar 2022 nog een beroep kunnen doen op het ingenomen standpunt. Artikel 1, onderdeel 1, van de herziene alcoholaccijnsrichtlijn staat toe dat lidstaten nog tot 31 december 2030 mogen blijven uitgaan van het originele stamwort van het bier.

Artikel I, onderdeel O (artikel 9 van de Wet op de accijns)

In artikel 9 WA worden de verwijzingen naar de codes van de gecombineerde nomenclatuur geactualiseerd.

Artikel I, onderdelen P en U (artikelen 10 en 11d van de Wet op de accijns)

Ingevolge deze onderdelen wordt in de artikelen 10 en 11d WA de in de aangifte thans in de praktijk geldende afronding van gedeelten van een hectoliter op twee decimalen vastgelegd in de wet.

Artikel I, onderdeel X (artikel 13 van de Wet op de accijns)

Ingevolge dit onderdeel wordt in artikel 13 WA de in de aangifte in de praktijk geldende afronding van gedeelten van een hectoliter op drie decimalen vastgelegd in de wet, evenals de afronding van het alcoholpercentage in volumeprocenten naar beneden op één decimaal.

Artikel I, onderdeel FF (artikel 37 van de Wet op de accijns)

In de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 alsmede Horizontale accijnsrichtlijn 2008 komt de term «vervaardigen» die in de WA thans wordt gebruikt niet voor. Deze stamt nog uit de Horizontale accijnsrichtlijn van 1992. Zowel onder de Horizontale accijnsrichtlijn 2008 en Horizontale accijnsrichtlijn 2020 worden in de plaats van «vervaardigen» de begrippen «produceren» en «verwerken» gebruikt. Artikel 37 WA wordt daarop aangepast, hiermee wordt geen materiële wijziging beoogd.

Artikel I, onderdelen HH, II en JJ (artikelen 40, 42 en 42a van de Wet op de accijns)

In de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 alsmede Horizontale accijnsrichtlijn 2008 komt de term «vervaardigen» die in de WA thans wordt gebruikt niet voor. Deze stamt nog uit de Horizontale accijnsrichtlijn van 1992. Zowel onder de Horizontale accijnsrichtlijn 2008 en Horizontale accijnsrichtlijn 2020 worden in de plaats van «vervaardigen» de begrippen «produceren» en «verwerken» gebruikt. In artikel 6, derde lid, aanhef en onderdeel b, van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 is verduidelijkt dat ook opslag wordt gezien als uitslag tot verbruik, waar eerder alleen voorhanden hebben van een accijnsgoed werd gebruikt. Bij het voorhanden hebben van een accijnsgoed, kan dit evengoed in opslag zijn, in die zin wordt geen materiele wijziging beoogd. Echter, met het opnemen van de term opslag dan wel opslaan in de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 worden de vraag of opslag ook gezien kan worden als voorhanden hebben onnodig gemaakt en wordt opslag apart eveneens genoemd in die richtlijn alsmede daardoor mede in de WA.

De artikelen 40, 42 en 42a WA worden naar aanleiding hiervan aangepast, hiermee worden geen materiële wijzigingen beoogd.

Artikel I, onderdeel KK (artikel 50a van de Wet op de accijns)

In artikel 50a, derde lid, WA wordt verduidelijkt dat voor een geregistreerde geadresseerde die incidenteel goederen ontvangt, dat de afzender welomschreven moet zijn bij het verlenen van de vergunning.

Artikel I, onderdeel LL (artikel 50e van de Wet op de accijns)

In artikel 50e WA wordt een tekstuele verbetering aangebracht zodat verwezen wordt naar de vergunning, bedoeld in artikel 50a of 50d WA.

Artikel I, onderdeel MM (artikel 50f van de Wet op de accijns)

Uit artikel 44 van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 volgt dat de afzender in een andere lidstaat die een zelfstandige economische activiteit verricht zich moet melden bij de lidstaat van bestemming voorafgaand aan het verzenden van de goederen. Indien de lidstaat dat toelaat, kan deze afzender ook een fiscaal vertegenwoordiger in die lidstaat aanwijzen. Artikel 50f, eerste, WA wordt op dit punt aangepast. Ook de aanpassing van artikel 50f, vierde lid (nieuw) en vijfde lid (nieuw), WA vloeien hieruit voort. In artikel 50f, zesde lid, WA wordt geregeld dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur zal worden bepaald hoe de afzender zich kan melden bij de inspecteur.

Artikel I, onderdeel NN (afdeling 2c van de Wet op de accijns)

In de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 worden twee nieuwe begrippen voor marktdeelnemers geïntroduceerd: de gecertificeerde afzender en de gecertificeerde geadresseerde. Het zijn marktdeelnemers die tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen binnen de EU voor commerciële doeleinden leveren en ontvangen. Voor deze goederen geldt op grond van artikel 33 van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 dat in de lidstaat van bestemming accijns is verschuldigd door de gecertificeerde geadresseerde. Onder de Horizontale accijnsrichtlijn 2008 wordt voor deze overbrengingen gebruik gemaakt van een papieren document, het VGD. Door dit te automatiseren en onder te brengen in het EMCS worden de kosten van marktdeelnemers teruggebracht. Ook wordt de fraude teruggedrongen, doordat een efficiënter toezicht op overbrengingen van veraccijnsde accijnsgoederen kan plaatsvinden. Accijnsgoederenplaatshouders en geregistreerde afzenders kunnen ook optreden als gecertificeerde afzender, net zoals accijnsgoederenplaatshouders en geregistreerde geadresseerden kunnen optreden als gecertificeerde geadresseerde, indien dit over dezelfde locatie gaat als waarvoor de vergunningen accijnsgoederenplaats geregistreerde afzender en geregistreerde geadresseerde zijn afgegeven. Indien een accijnsgoederenplaatshouder, een geregistreerde afzender of geregistreerde geadresseerde op een andere locatie een vergunning gecertificeerde afzender of gecertificeerde geadresseerde willen verkrijgen, dienen zij daarvoor een apart verzoek in. De Europese Commissie zal, naar verwachting in 2022, gedelegeerde en uitvoeringshandelingen vaststellen om dit ook daadwerkelijk onder het EMCS te brengen. Om deze twee soorten marktdeelnemers te verankeren in de WA, wordt een nieuwe afdeling geïntroduceerd met een zestal artikelen.

In artikel 50h WA en artikel 50j WA wordt geregeld dat een gecertificeerde geadresseerde respectievelijk een gecertificeerde afzender een verzoek om een vergunning moeten doen om bij de Douane te worden geregistreerd als zijnde gecertificeerde afzender en gecertificeerde geadresseerde. Indien een gecertificeerde geadresseerde of gecertificeerde afzender incidenteel goederen ontvangt of verzendt, kan de inspecteur de vergunning beperken tot een één welomschreven afzender of geadresseerde, een welomschreven tijdvak of tot één overbrenging. Dit volgt uit artikel 50h, tweede lid, WA, en artikel 50j, tweede lid, WA, overeenkomstig artikel 35, achtste lid, van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020. Op grond van artikel 50h, derde lid, WA en artikel 50j, derde lid, WA kunnen bij algemene maatregel van bestuur ter verzekering van de heffing, regels worden gesteld waaraan een gecertificeerde geadresseerde moet voldoen ten aanzien van de administratie en het stelsel van toezicht.

Artikel 50i, eerste lid, WA bepaalt welke gegevens moeten worden verstrekt bij het verzoek om een vergunning voor het zijn van een gecertificeerde geadresseerde. Hetzelfde is geregeld ter zake van de gecertificeerde afzender in artikel 50k, eerste lid, WA. Overeenkomstig artikel 35, zevende lid, van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020, is in artikel 50i, tweede lid, WA respectievelijk artikel 50k, tweede lid, WA bepaald dat een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats of een geregistreerde geadresseerde/afzender als gecertificeerde geadresseerde of gecertificeerde afzender kan optreden na kennisgeving aan de inspecteur.

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels, mogelijk voortvloeiend uit de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen van de Europese Commissie, worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van de bepalingen van deze afdeling. Dit kan bijvoorbeeld betrekking hebben op de benodigde gegevens voor de verstrekking van een vergunning of de wijze waarop die gegevens kunnen worden verstrekt.

In artikel 50l WA is geregeld dat met betrekking tot de vergunningen voor de gecertificeerde geadresseerde en de gecertificeerde afzender artikelen 43, 44, 45, 46, 48, 49 en 50 WA (die zien op de voor een accijnsgoederenplaats vereiste vergunning) van overeenkomstige toepassing zijn. Genoemde artikelen regelen het verlenen of weigeren van een vergunning, de inhoud van de vergunning, het aanpassen van de vergunning, het intrekken van de vergunning en de omstandigheid dat alle beslissingen van de inspecteur met betrekking tot het verzoek en de vergunning bij voor bezwaar vatbare beschikking dienen te geschieden.

Artikel I, onderdeel OO (artikel 51 van de Wet op de accijns)

Artikel 51 WA geeft aan bij wie de accijns geheven moet worden. De aanpassingen volgen op de aanpassingen hiervoor in de WA nu daar nieuwe begrippen zijn geïntroduceerd.

Indien sprake is van invoer wordt de accijns geheven van de aangever in de zin van artikel 5, vijftiende lid, DWU of enige andere persoon als bedoeld in artikel 77, derde lid, DWU en in het geval van een onregelmatigheid ieder die daarbij betrokken is. Dit volgt uit artikel 7, eerste lid, onderdeel d, van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020.

Bij toepassing van artikel 2e, eerste lid, WA is het de gecertificeerde geadresseerde waarvan de accijns wordt geheven (artikel 51, eerste lid, onderdeel h, WA). Indien niet voldaan is aan de voorwaarden, kan de accijns geheven worden bij alle bij de overbrenging betrokken personen (artikel 51, eerste lid, onderdeel i, WA). Bij toepassing van artikel 2f, eerste lid, WA kan de accijns worden geheven bij de afzender in een andere lidstaat die een zelfstandige economische activiteit verricht, of de door hem aangewezen fiscaal vertegenwoordiger (artikel 51, eerste lid, onderdeel j, WA).

Artikel I, onderdeel PP (artikel 52 van de Wet op de accijns)

Omdat in de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 voorhanden hebben steeds samen wordt genoemd met opslag, wordt artikel 52 WA op dat punt aangepast. Dit geldt tevens voor productie of verwerking. Artikel 52 WA ziet op het tijdstip van verschuldigdheid van de accijns. Omdat artikel 2e, eerste lid, WA is aangepast, wordt onderdeel e van het derde lid van artikel 52 WA ook aangepast. De accijns wordt in dat geval verschuldigd op het tijdstip dat de accijnsgoederen zijn ontvangen.

Artikel I, onderdelen QQ, EEE (artikelen 53 en 84a van de Wet op de accijns)

In de artikelen 53 en 84a WA wordt «te zamen» vervangen door «tezamen». Met deze voorgestelde wijziging worden die artikelen aangepast aan de geldende spelling.

Artikel I, onderdeel RR (artikel 53a van de Wet op de accijns)

Artikel 53a WA gaat over het tijdstip waarop de accijns op aangifte moet zijn voldaan, in afwijking van de situaties, bedoeld in artikel 53 WA. Voor de nieuwe situatie uit artikel 2f WA, de afzender in een andere lidstaat die een zelfstandige economische activiteit verricht, wordt in het aan te passen eerste lid, onderdeel b, van artikel 53a WA ook het tijdstip van het voldoen van de accijns op aangifte bepaald.

Artikel I, onderdeel SS (artikel 56 van de Wet op de accijns)

Artikel 56 WA gaat over het stellen van zekerheid voor vergunninghouders. De gecertificeerde geadresseerde alsmede de afzender in een andere lidstaat dienen overeenkomstig artikel 35 van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 ook zekerheid te stellen voor de accijns die zij verschuldigd kunnen worden (artikel 56, eerste lid, WA). Veraccijnsde goederen die door een gecertificeerde afzender naar een gecertificeerde geadresseerde worden verzonden, worden evengoed in de lidstaat van bestemming aan accijns onderworpen. Uit artikel 17 van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 volgt dat zekerheid stellen voor de overbrenging van energieproducten door middel van een vaste pijpleiding achterwege kan blijven, tenzij de inspecteur motiveert waarom toch zekerheid gesteld dient te worden. Dit wordt opgenomen in het nieuwe vijfde lid van artikel 56 WA.

Artikel I, onderdelen TT en UU (artikel 64 en 64a van de Wet op de accijns)

Voorgesteld wordt de vrijstellingen, genoemd in artikel 64 WA, te verdelen over twee bepalingen, de artikelen 64 en 64a WA. Op deze wijze worden de vrijstellingen die zien op alcohol en alcoholhoudende producten afgescheiden van de vrijstellingen die betrekking hebben op minerale oliën, sigaretten en rooktabak. Met deze splitsing wordt geen materiële wijziging beoogd.

In artikel 27 van de Richtlijn alcoholaccijns vinden twee wijzigingen plaats met betrekking tot de vrijstellingen, hiermee wordt een uniforme toepassing van de vrijstelling voor volledig gedenatureerde alcohol beoogd en worden de voorwaarden voor de wederzijdse erkenning tussen lidstaten van volledig gedenatureerde alcohol verduidelijkt. Indien sprake is van gedenatureerde alcohol wordt tevens vastgelegd dat het onderhoud en de reiniging van apparatuur voor de productie daarvan deel uitmaakt van het productieproces en dat de gedenatureerde alcohol die voor het productieproces wordt gebruikt, eveneens in die vrijstelling deelt. Voorgesteld wordt om in het nieuwe artikel 64a WA de vrijstellingen die specifiek zien op alcohol en alcoholhoudende producten op te nemen. De vrijstellingen, genoemd in artikel 64a WA, worden wel in lijn gebracht met het gewijzigde artikel 27 van de Richtlijn alcoholaccijns. Daarnaast wordt een facultatieve vrijstelling uit artikel 27 van die richtlijn overgenomen in artikel 64a WA. Dit betreft de vrijstelling voor alcohol indien deze gebruikt wordt in ziekenhuizen of apotheken voor medische doeleinden. Dit behelst een codificatie van de bestaande praktijk, op dit moment wordt de vrijstelling toegepast middels een verzoek aan de inspecteur.

Artikel I, onderdeel VV (artikel 65 van de Wet op de accijns)

Artikel 65 WA ziet op de situatie dat de bestemming van de accijnsgoederen niet duidelijk blijkt uit de goederen als zodanig, of de situatie dat accijnsgoederen worden gebruikt voor de productie van accijnsgoederen als bedoeld in artikel 64 WA of een vrijgestelde bestemming krijgen. Omdat wordt voorgesteld dat bepaalde vrijstellingen uit artikel 64 WA worden verplaatst naar artikel 64a WA, moet in artikel 65 WA de verwijzing naar artikel 64a WA worden toegevoegd. Met deze wijziging wordt geen inhoudelijke wijziging beoogd.

Artikel I, onderdeel WW (artikel 69 van de Wet op de accijns)

In overeenstemming met artikel 12, eerste lid, onderdeel b bis, van de Horizontale accijnsrichtlijn 2008 wordt in het voorgestelde artikel 69, eerste lid, onderdeel e, WA bepaald dat vrijstelling van accijns wordt verleend voor accijnsgoederen die zijn bestemd voor het gebruik door de EU-strijdkrachten, voor zover die EU-strijdkrachten buiten hun lidstaat deelnemen aan een defensie-inspanning ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het GVDB.

Artikel I, onderdeel XX (artikel 71 van de Wet op de accijns)

Een gecertificeerde afzender die veraccijnsde goederen overbrengt naar een gecertificeerde geadresseerde zal de betaalde accijns terug willen vragen voor die goederen. De goederen zullen immers in de lidstaat van bestemming eveneens aan accijns worden onderworpen. Als de gecertificeerde afzender een bericht terugkrijgt via het EMCS, zoals genoemd in de artikelen 24 en 37 van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020, dan is een verzoek om teruggaaf van accijns gerechtvaardigd. Daarom wordt artikel 71, eerste lid, onderdelen e en f, WA aangepast.

Artikel I, onderdeel YY (artikel 71i van de Wet op de accijns)

Artikel 71i WA betreft een horizonbepaling voor de teruggaaf van accijns voor vloeibaar gemaakt aardgas, die van toepassing was van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2018. Omdat deze teruggaaf niet meer aan de orde is en belanghebbenden voor de periode 2014 tot en met 2018 ook geen teruggaaf meer kunnen vragen, wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om deze bepaling bij dit wetsvoorstel te laten vervallen.

Artikel I, onderdeel ZZ (afdeling 1 van hoofdstuk VI en artikel 72a van de Wet op de accijns)

Zoals vermeld in het algemene deel van de toelichting is in de herziene Richtlijn alcoholaccijns met het oog op het vergemakkelijken van de erkenning van de status als kleine zelfstandige producenten van alcoholhoudende dranken, (zelf)certificering van deze kleine producenten geregeld. Onder de herziene Richtlijn alcoholaccijns wordt het voor kleine producenten van alcoholhoudende dranken uit een lidstaat van verzending makkelijker om in de lidstaat van bestemming gebruik te maken van een eventueel verlaagd tarief voor kleine producenten door middel van een certificaat. De autoriteiten in de lidstaat van verzending kunnen het certificaat afgeven of lidstaten kunnen bepalen dat kleine producenten zelf verklaren dat zij voldoen aan de relevante voorwaarden van het zijn van een kleine producent als bedoeld in artikel 4, tweede lid, artikel 9bis, tweede lid, artikel 13bis, vierde lid, artikel 18bis, derde lid, en artikel 22, tweede lid, van de herziene Richtlijn alcoholaccijns. In Nederland is gekozen voor deze laatstgenoemde optie van zelfcertificering, hetgeen wordt geregeld in artikel 72a, eerste lid, WA. Naast de bevestiging dat de kleine producent voldoet aan de van toepassing zijnde criteria opgenomen in de herziene Richtlijn alcoholaccijns, dient de kleine producent tevens de hoeveelheid alcoholhoudende dranken die per jaar wordt geproduceerd of verwerkt in de accijnsgoederenplaats in de verklaring op te nemen. De jaarlijkse productie dient aan het einde van het jaar door de producent te worden bezien teneinde te kunnen beoordelen of terecht wordt voldaan aan de door de lidstaat van bestemming gestelde maximale hoeveelheden geproduceerde of verwerkte alcoholhoudende dranken.

De Europese Commissie bepaalt de vormgeving van het certificaat. Hiertoe zal de Europese Commissie uitvoeringshandelingen opstellen. In geval van zelfcertificering regelen de uitvoeringshandelingen de voorschriften voor het invullen van het administratieve document voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns of van in een lidstaat reeds tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen.

In artikel 72a, tweede lid, WA wordt bepaald dat bij ministeriële regeling voorwaarden en beperkingen kunnen worden gesteld met betrekking tot verklaring door de kleine producent. Mede afhankelijk van de nog te bepalen uitvoeringshandelingen door de Europese Commissie zal vervolgens worden bezien of het noodzakelijk is van de delegatiebevoegdheid van artikel 72a, tweede lid, WA gebruik te maken.

Artikel I, onderdeel AAA (artikel 74 van de Wet op de accijns)

In de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 alsmede Horizontale accijnsrichtlijn 2008 komt de term «vervaardigen» die in de WA thans wordt gebruikt niet voor. Deze stamt nog uit de Horizontale accijnsrichtlijn van 1992. Zowel onder de Horizontale accijnsrichtlijn 2008 en Horizontale accijnsrichtlijn 2020 worden in de plaats van «vervaardigen» de begrippen «produceren» en «verwerken» gebruikt. Artikel 74 WA wordt daarop aangepast, hiermee wordt geen materiële wijziging beoogd.

Artikel I, onderdeel CCC (artikel 80 van de Wet op de accijns)

In de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 komt het begrip douaneschorsingsregeling niet meer terug, door het vervallen van dit begrip in het DWU. Artikel 80 WA gaat over de regels die bij algemene maatregel van bestuur gesteld kunnen worden ter verzekering van de accijns in bepaalde met name genoemde situaties. Voor goederen die nog niet zijn ingevoerd gelden ingevolge het tweede lid van artikel 80 WA die regels echter niet. Goederen die nog niet zijn ingevoerd hebben nog de status van niet-Uniegoederen. Reden om voor te stellen om in het tweede lid van artikel 80 WA daarbij aansluiting te zoeken.

Artikel I, onderdeel FFF (artikel 86 van de Wet op de accijns)

Indien accijnsgoederen veelvuldig en regelmatig tussen twee of meer lidstaten worden overgebracht kan de inspecteur in overleg met die andere lidstaten vereenvoudigde procedures vaststellen. Met de introductie van de gecertificeerde afzender en de gecertificeerde geadresseerde hoeft het niet meer alleen te gaan om goederen die onder een accijnsschorsingsregeling worden vervoerd, maar kan ook sprake zijn van het vervoer van veraccijnsde goederen. Op grond van artikel 41 van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 mogen ook voor deze goederen vereenvoudigde procedures worden vastgesteld. Voorgesteld wordt om artikel 86 WA in die zin aan te passen. Dit wordt gerealiseerd door de verwijzing naar een overbrenging onder een accijnsschorsingsregeling te laten vervallen.

Artikel I, onderdeel GGG (artikel 90 van de Wet op de accijns)

In de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 alsmede Horizontale accijnsrichtlijn 2008 komt de term «vervaardigen» die in de WA thans wordt gebruikt niet voor. Deze stamt nog uit de Horizontale accijnsrichtlijn van 1992. Zowel onder de Horizontale accijnsrichtlijn 2008 en Horizontale accijnsrichtlijn 2020 worden in de plaats van «vervaardigen» de begrippen «produceren» en «verwerken» gebruikt. Artikel 90 WA wordt daarop aangepast, hiermee wordt geen materiële wijziging beoogd.

Artikel I, onderdelen HHH en III (artikelen 91 en 93 van de Wet op de accijns)

De voorgestelde wijzigingen in de artikelen 91 en 93 WA volgen niet uit de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 zelf, maar bevatten een begrip dat niet meer voorkomt in de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 of het Douanewetboek van de Unie, namelijk een douaneschorsingsregeling. Dit wordt veranderd door de desbetreffende/relevante in artikel 210 van het DWU opgenomen douaneregelingen uitdrukkelijk te benoemen in de artikelen 91 en 93 WA. Inhoudelijk wordt hiermee geen wijziging beoogd.

Artikel I, onderdelen LLL en MMM (artikelen 97 en 98 Wet op de accijns)

Ingevolge artikel 62 WA zijn de bepalingen van het DWU van overeenkomstige toepassing ter zake van een uitslag tot verbruik in de zin van artikel 2, eerste lid, onderdeel d, WA. Indien accijnsgoederen onregelmatig het grondgebied van de Europese Unie binnenkomen gaat de accijnsschuld teniet indien de douaneschuld teniet is gegaan op grond van artikel 124, eerste lid, onderdeel e, DWU. Dit betreft het geval waarin goederen waarvoor invoerrechten zijn verschuldigd in beslag worden genomen en tegelijkertijd of naderhand worden verbeurdverklaard. Voor het bepalen van de hoogte van de straf ter zake van de grond waarvoor de goederen in beslag zijn genomen mogen de lidstaten in de nationale wetgeving echter wel rekening houden met de hoogte van de douaneschuld die zou zijn ontstaan als die schuld niet teniet zou zijn gegaan. Nu de bepaling uit het DWU, artikel 124, van overeenkomstige toepassing is voor de heffing van de accijns mag in de WA worden geregeld dat bij het bepalen van de straf wel rekening wordt gehouden met de hoogte van de accijns die verschuldigd zou zijn indien deze niet teniet zou zijn gegaan. De onderhavige voorgestelde wijziging in de artikelen 97 en 98 WA draagt daarvoor zorg.

Artikel I, onderdeel OOO (artikel 102b van de Wet op de accijns)

In artikel 54 van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 staat dat de lidstaten de ontvangst van accijnsgoederen onder de in de artikelen 33, 34 en 35 van Horizontale richtlijn 2008 vastgestelde formaliteiten toe moeten staan tot en met 31 december 2023. Het gaat hier over veraccijnsde goederen die vanuit de ene lidstaat worden overgebracht naar de andere lidstaat en de ontvanger geen particulier betreft of aan particulieren in het geval de overbrenging niet onder de artikelen 2d of 2f WA valt. Artikel 2e WA ziet op goederen die niet voor eigen behoefte van de particulier meegenomen worden. Artikel 2f WA ziet in deze situatie op een in Nederland gevestigde persoon, niet zijnde een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats, een geregistreerde geadresseerde of een zelfstandig bedrijf waarvoor goederen vanuit een andere lidstaat naar Nederland worden verzonden of vervoerd. Met het voorgestelde artikel 102b WA wordt bewerkstelligd dat belanghebbenden, indien zij dit wensen, tot en met 31 december 2023 gebruik kunnen maken van de bepalingen in de WA en de op deze wet berustende bepalingen zoals deze luidden op 12 februari 2023. Het staat belanghebbenden vrij om vanaf 13 februari 2023 evenwel gebruik te maken van de wetgeving zoals deze geldt per 13 februari 2023. Belanghebbenden zullen dan gebruikmaken van de nieuwe vergunningen, de gecertificeerde geadresseerde en de gecertificeerde afzender.

Artikel II

Artikel II, onderdeel A (artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting 1968)

De voorgestelde wijziging van artikel 15 Wet OB 1968 omvat een uitbreiding van het in artikel 15, tweede lid, Wet OB 1968 opgenomen recht op aftrek van omzetbelasting. De uitbreiding van dat tweede lid regelt dat recht op aftrek ontstaat voor invoer van goederen in Nederland door of voor de strijdkrachten van andere lidstaten ten behoeve van een defensie-inspanning ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het GVDB.

Op basis van artikel 15, tweede lid, onderdeel b, Wet OB 1968 brengt de ondernemer in aftrek de omzetbelasting, bedoeld in artikel 15, eerste lid, Wet OB 1968, voor zover de goederen en diensten door de ondernemer worden gebruikt voor handelingen die overeenkomstig de artikelen 143, onder f, g, h, en i, 144 en 146 tot en met 153 van de BTW-richtlijn 2006 zijn vrijgesteld. Het is noodzakelijk dat artikel 15, tweede lid, Wet OB 1968 goed is afgestemd op de nieuwe bepalingen van de BTW-richtlijn 2006, in het bijzonder op artikel 143, eerste lid, onderdeel g bis, en artikel 151, eerste lid, onderdelen b bis en b ter, van die richtlijn. Er is geen expliciete verwijzing vereist naar de nieuwe bepalingen van genoemd artikel 151, gelet op de redactie van dat artikel 15, tweede lid, onderdeel b. Wel is in laatstgenoemde bepaling een toevoeging van een verwijzing naar het artikel 143, eerste lid, onderdeel g bis, van de BTW-richtlijn 2006 noodzakelijk. Daarmee wordt artikel 15, tweede lid, onderdeel b, Wet OB 1968 dan in overeenstemming gebracht met de laatstgenoemde richtlijnbepaling. De wijziging omvat dus een uitbreiding van het genoemde tweede lid, onderdeel b, en regelt dat ook recht op aftrek van omzetbelasting ontstaat voor de invoer van goederen in Nederland door de strijdkrachten van andere lidstaten, ten behoeve van die strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines. Deze bepaling geldt alleen voor zover die strijdkrachten deelnemen aan een defensie-inspanning ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het GVDB. De invoer van deze goederen wordt dan verricht zonder dat voor die handeling een prijsopdrijvend effect bestaat vanwege niet-aftrekbare omzetbelasting.

Artikel II, onderdeel B (artikel 17a van de Wet op de omzetbelasting 1968)

Artikel 17a, vierde lid, Wet OB 1968 schrijft voor dat het binnen Nederland komen van goederen die zijn verzonden of vervoerd vanuit een andere lidstaat, waar de goederen ter beschikking hebben gestaan van de Nederlandse krijgsmacht voor NAVO-doelen zonder dat over deze goederen aldaar belasting is geheven of voldaan, gelijkgesteld wordt met een intracommunautaire verwerving van goederen onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, Wet OB 1968.

Het voorgestelde artikel 17a, vierde lid, Wet OB 1968 is gebaseerd op het nieuwe artikel 22, eerste en tweede alinea, van de BTW-richtlijn 2006. Deze nieuwe bepaling garandeert dat met een intracommunautaire verwerving onder bezwarende titel ook wordt gelijkgesteld de goederen die binnen Nederland komen en die zijn verzonden of vervoerd vanuit een andere lidstaat, waar zij ter beschikking hebben gestaan zonder dat over deze goederen aldaar belasting is geheven of voldaan in verband met het gebruik ervan in het kader van het GVDB. Deze bepaling is van toepassing voor zover de invoer van die goederen in Nederland niet zou zijn vrijgesteld. Het gaat hierbij vooral om goederen die ter beschikking staan van de Nederlandse krijgsmacht. Het voorgestelde artikel 17a, vierde lid, onderdeel a, Wet OB 1968 strekt dus ertoe dat over zodanige goederen bij terugkomst in Nederland omzetbelasting wordt verschuldigd door deze terugkomst aan te merken als intracommunautaire verwerving onder bezwarende titel. Artikel 17a, vierde lid, onderdeel b, Wet OB 1968 behelst het oorspronkelijke artikel 17a, vierde lid, Wet OB 1968. Deze wijziging heeft geen inhoudelijke betekenis.

Voorbeeld

Een Nederlands defensieonderdeel opereert in Duitsland in het kader van het GVDB en schaft aldaar goederen aan die worden gebruikt in het kader van het GVDB. De levering van goederen aan het defensieonderdeel is, op grond van de Duitse equivalent van artikel 151, eerste lid, onderdeel b bis, BTW-richtlijn 2006, vrijgesteld van btw. Vervolgens keert het defensieonderdeel terug naar Nederland en neemt een gedeelte van de goederen uit Duitsland mee. De overbrenging van de goederen van Duitsland naar Nederland wordt, op grond van voorgesteld artikel 17a, vierde lid, onderdeel a, Wet OB 1968, voor de btw aangemerkt als een intracommunautaire verwerving onder bezwarende titel.

Artikel III

Artikel III, onderdeel A (artikel 45a van de Wet belastingen op milieugrondslag)

Artikel 45a van de Wet belastingen op milieugrondslag verklaart een aantal leden van artikel 2 WA van overeenkomstige toepassing. Het gaat dan om het belastbare feit als sprake is van kolen die verloren zijn gegaan of worden vernietigd. Omdat bij dit wetsvoorstel in artikel 2 WA het tiende lid opschuift naar het elfde lid, wordt genoemd artikel 45a hierop aangepast.

Artikel III, onderdeel B (artikel 47 van de Wet belastingen op milieugrondslag)

In artikel 47, eerste lid, onderdeel a, van de Wet belastingen op milieugrondslag wordt voor de begripsomschrijving van «motorrijtuig» de verwijzing naar artikel 1a WA aangepast, omdat bij dit wetsvoorstel bij de opsomming van de begripsbepalingen in artikel 1a, eerste lid, WA een alfabetische volgorde zonder lettering wordt gehanteerd.

Artikel IV

Artikel IV (artikel 37 van de Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken)

Artikel 37 van de Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken verklaart een aantal leden van artikel 2 WA van overeenkomstige toepassing. Het gaat dan om het belastbare feit als sprake is van alcoholvrije dranken die verloren zijn gegaan of worden vernietigd. Omdat bij dit wetsvoorstel in artikel 2 WA het tiende lid opschuift naar het elfde lid, wordt genoemd artikel 37 van de Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken hierop aangepast.

Artikel V

Artikel V, onderdeel A (artikel 9.7.1.1 van de Wet milieubeheer)

In artikel 9.7.1.1 van de Wet milieubeheer worden in de begripsomschrijvingen van «importeur», «leverancier tot eindverbruik» en «leveren aan de Nederlandse markt voor vervoer» de verwijzingen naar artikel 1a WA aangepast, omdat bij dit wetsvoorstel bij de opsomming van de begripsbepalingen in artikel 1a, eerste lid, WA een alfabetische volgorde zonder lettering wordt gehanteerd.

Artikel V, onderdeel B (artikel 9.8.1.1 van de Wet milieubeheer)

In artikel 9.8.1.1 van de Wet milieubeheer worden in de begripsomschrijvingen van «importeur» en «rapportageplichtige» de verwijzingen naar artikel 1a WA aangepast, omdat bij dit wetsvoorstel bij de opsomming van de begripsbepalingen in artikel 1a, eerste lid, WA een alfabetische volgorde zonder lettering wordt gehanteerd.

Artikel VI

Artikel VI (inwerkingtreding)

Dit artikel regelt de inwerkingtreding. De wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2022. Voor een aantal wijzigingen is in een inwerkingtreding met een latere datum voorzien. De wijzigingen die voortvloeien uit de implementatie van de richtlijn defensie-inspanningen binnen het Uniekader worden vanaf 1 juli 2022 worden toegepast. De wijziging van de heffingsgrondslag van de accijns op bier en het afschaffen van het verlaagde tarief voor kleine bierbrouwerijen treden in werking met ingang van 1 januari 2023. De wijzigingen die voortvloeien uit de implementatie van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 moeten op grond van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 vanaf 13 februari 2023 worden toegepast. Gelet hierop wordt afgeweken van het beleid omtrent vaste verandermomenten en is in artikel VI van het wetsvoorstel voorgesteld dat de wijzigingen voortvloeiend uit de Horizontale accijnsrichtlijn 2020 een inwerkingtredingsdatum hebben van 13 februari 2023.

De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief

BIJLAGE

Transponeringstabellen

Tabel 1: Transponeringstabel in verband met de implementatie van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020

Artikel, -lid of -onderdeel richtlijn

Te implementeren in

Beleidsruimte ja/nee?

Bijzonderheden

Artikel 1

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Dit artikel van de richtlijn geeft aan dat de richtlijn de algemene regeling vaststelt voor de heffing van accijns op het verbruik van accijnsgoederen. Ook geeft dit artikel aan in welke gevallen nog andere belastingen geheven kunnen worden op accijnsgoederen.

Artikel 2

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

nee

Dit artikel van de richtlijn geeft aan dat het DWU van overeenkomstige toepassing is op bepaalde situaties in de accijns.

Artikel 3, eerste t/m zevende lid

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 1a, eerste lid, WA, het artikel is herschikt.

Artikel 3, achtste lid

artikel 1a, eerste lid, WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 1a, eerste lid, WA (begrip «onregelmatige binnenkomst») wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 3, leden 9, 10 en 11

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 1a, eerste lid, WA, de begripsomschrijvingen zijn aangepast overeenkomstig de gehanteerde formulering in de richtlijn.

Artikel 3, leden 12 t/m 16

artikel 1a, eerste lid, WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 1a, eerste lid, WA (begrippen «gecertificeerde afzender», gecertificeerde geadresseerde», «lidstaat van bestemming» en «teruggaaf») wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 4, eerste lid

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Dit onderdeel van de richtlijn geeft aan dat de richtlijn van toepassing is op het grondgebied van de Unie.

Artikel 4, tweede en derde lid

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Deze onderdelen van de richtlijn geven aan op welke gebieden de richtlijn niet van toepassing is. Dit ligt reeds besloten in artikel 1a, eerste lid, WA.

Artikel 4, vierde t/m zesde lid

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Deze onderdelen van de richtlijn betreffen specifieke bepalingen voor Spanje, Frankrijk en Griekenland.

Artikel 5

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Dit artikel van de richtlijn heeft betrekking op gebieden met een bijzondere territoriale status. Dit ligt reeds besloten in artikel 1a, eerste lid, WA.

Artikel 6, eerste lid

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 2, eerste lid, WA, aanpassing overeenkomstig de gehanteerde formulering in de richtlijn.

Artikel 6, tweede lid

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 52, eerste lid, WA.

Artikel 6, derde lid, onderdelen a t/m c

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 2, eerste lid, onderdelen a t/m c, WA, aanpassing overeenkomstig de gehanteerde formulering in de richtlijn

Artikel 6, derde lid, onderdeel d

Artikel 2, eerste lid, onderdeel d, en artikel 97 en 98 WA

ja

De lidstaten kunnen een straf stellen op het moment dat een douaneschuld teniet is gegaan overeenkomstig artikel 124, eerste lid, onder e, van het DWU. Dit is opgenomen in artikel 97 en 98 WA.

Artikel 6, vierde lid

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 52, tweede lid, WA, aanpassing overeenkomstig de gehanteerde formulering in de richtlijn.

Artikel 6, vijfde en zesde lid

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Aanpassing van artikel 2, vijfde lid, WA overeenkomstig de gehanteerde formulering in de richtlijn.

Artikel 6, zevende lid

artikel 2, achtste lid, WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 2, achtste lid, WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 6, achtste lid

Behoeft geen implementatie

n.v.t.

Dit onderdeel van de richtlijn regelt dat lidstaten eigen voorschriften kunnen opstellen. Voor Nederland is dat reeds gebeurd in artikel 2a WA.

Artikel 6, negende lid

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Aanpassing van artikel 2, zesde lid, WA overeenkomstig de formulering in de richtlijn.

Artikel 6, tiende lid

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

n.v.t.

Dit artikel betreft een bevoegdheidsdelegatie tot het opstellen van gedelegeerde handelingen voor de Europese Commissie.

Artikel 7, eerste lid, onderdelen a tot en met c

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 51, eerste lid, onderdelen a tot en met c, WA.

Artikel 7, eerste lid, onderdeel d

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Aanpassing van artikel 51, eerste lid, onderdeel d, WA overeenkomstig de gehanteerde formulering in de richtlijn.

Artikel 7, tweede lid

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 51, derde lid, WA.

Artikel 8

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Dit artikel geeft aan dat lidstaten zelf de procedure en tarieven vaststellen voor het heffen en innen van de accijns.

Artikel 9

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 2c WA.

Artikel 10

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Dit artikel geeft aan dat lidstaten zelf de voorwaarden bepalen voor de terugbetaling en kwijtschelding van accijns.

Artikel 11

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 69 WA.

Artikel 12

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 2a WA en daarop gebaseerde lagere regelgeving.

Artikel 13

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 66b.

Artikel 14, eerste lid

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Dit artikel geeft aan dat elke lidstaat de voorschriften inzake de productie, het voorhanden hebben, de verwerking en de opslag van accijnsgoederen vaststelt.

Artikel 14, tweede lid

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 1a, eerste lid, WA.

Artikel 15

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 42 WA en artikel 56 WA.

Artikel 16, eerste lid, onderdeel a, subonderdelen i t/m iv, onderdeel b, tweede t/m vijfde lid

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 2a WA.

Artikel 16, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel v

artikel 2a, eerste lid, onderdeel f, tweede lid, onderdeel e, en derde lid, onderdeel f

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 2a WA (accijnsgoederen die naar het douanekantoor van uitgang wordt gebracht) wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 17, eerste, derde lid, vierde en vijfde lid

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 56 WA.

Artikel 17, tweede lid

artikel 56, vijfde lid

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 56, vijfde lid, WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 18, eerste lid

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 1a, eerste lid, WA.

Artikel 18, tweede lid, onderdeel a

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 56, eerste lid, WA.

Artikel 18, tweede lid, onderdelen b en c

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 50b, eerste lid, WA.

Artikel 18, derde lid

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Artikel 50a, derde lid, is verduidelijkt.

Artikel 19

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 2b WA. Artikel 2b, tweede lid, WA is aangevuld met de situatie waarin accijnsgoederen onder de regeling extern douanevervoer worden geplaatst, overeenkomstig artikel 19 van de richtlijn.

Artikel 20

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 2a WA en de daarop gebaseerde lagere regelgeving (artikelen 2, 3 en 3a van het Uitvoeringsbesluit accijns).

Artikel 21

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 2a WA en de daarop gebaseerde lagere regelgeving (artikelen 2, 3 en 3a van het Uitvoeringsbesluit accijns).

Artikel 22

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Volgt reeds uit artikelen 2a WA en de daarop gebaseerde lagere regelgeving (artikel 2, negende en tiende lid, en artikel 3a, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit accijns).

Artikel 23

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 2a WA en de daarop gebaseerde lagere regelgeving (artikel 2, elfde en twaalfde lid, en artikel 3a, vierde en vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit accijns).

Artikel 24

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 2a WA en de daarop gebaseerde lagere regelgeving (artikel 2, dertiende en veertiende lid, artikel 3, derde en vierde lid, en artikel 3a, zesde en zevende lid, van het Uitvoeringsbesluit accijns).

Artikel 25

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Volgt reeds uit artikelen 2a en 2b WA en de daarop gebaseerde lagere regelgeving.

Artikel 26

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 2a WA en de daarop gebaseerde lagere regelgeving (artikel 3c van het Uitvoeringsbesluit accijns).

Artikel 27

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 2a 2b WA en de daarop gebaseerde lagere regelgeving (artikel 3d van het Uitvoeringsbesluit accijns).

Artikel 28

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 2a WA en de daarop gebaseerde lagere regelgeving (artikel 4a van het Uitvoeringsbesluit accijns).

Artikel 29

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

n.v.t.

Dit artikel betreft een bevoegdheidsdelegatie en toekenning van uitvoeringsbevoegdheden voor de Europese Commissie.

Artikel 30

Behoeft geen implementatie op grond van artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 2a WA.

Artikel 31

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 86 WA.

Artikel 32

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 2d WA en de daarop gebaseerde lagere regelgeving.

Artikel 33, eerste lid

Artikel 2e, eerste lid, WA

n.v.t.

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 2e, eerste lid, WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 33, tweede lid

Artikel 2e, tweede lid, WA

n.v.t.

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 2e, tweede lid, WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 33, derde lid

artikel 2e, zesde lid, WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 2e, zesde lid, WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 33, vierde lid

artikel 2e, zevende lid, WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 2e, zevende lid, WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 34, eerste lid

Artikel 51, eerste lid, onderdeel h, WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 51, eerste lid, onderdeel h, WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 34, tweede lid

Artikel 51, eerste lid, onderdeel i, WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 51, eerste lid, onderdeel i, WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 34, derde lid

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Aanpassing van artikel 2e, vierde lid, WA aan de gehanteerde formulering in de richtlijn.

Artikel 35, eerste lid

Artikel 2e WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 2e WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 35, tweede lid, onderdeel a

Artikel 56, eerste lid, WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 56, eerste lid, WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 35, tweede lid, onderdeel b

Artikel 51, eerste lid, onderdeel h, WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 51, eerste lid, onderdeel h, WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 35, tweede lid, onderdeel c

Artikel 50h, derde lid, WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 50h, derde lid, WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op afdeling 2c WA (artikel I, onderdeel NN).

Artikel 35, derde en vijfde lid

Artikel 56 WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 56 WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 35, vierde lid

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

nee

Dit artikel heeft aan dat de zekerheid die wordt gesteld in een van de lidstaten geldig is in alle lidstaten.

Artikel 35, zesde lid

Artikel 50k, tweede lid, WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 50k, tweede lid, WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op afdeling 2c WA (artikel I, onderdeel NN).

Artikel 35, zevende lid

Artikel 50i, tweede lid, WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 50i, tweede lid, WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting op afdeling 2c WA (artikel I, onderdeel NN).

Artikel 35, achtste lid

Artikel 50h, tweede lid en 50j, tweede lid, WA

ja

Op grond van dit lid kan de inspecteur de vergunning beperken tot een één welomschreven afzender of geadresseerde, een welomschreven tijdvak of tot één overbrenging.

Artikel 36

Artikel 2e WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 2e WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 37

Artikel 2e WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 2e WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 38

Artikel 2e WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 2e WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 39

Artikel 2e WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 2e WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 40

Artikel 2e WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 2e WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 41

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 86 WA.

Artikel 42

Artikel 2e WA

ja

Lidstaten kunnen onderling vereenvoudigde procedures vaststellen voor veelvuldige en regelmatige overbrengingen van veraccijnsde goederen over hun grondgebieden. Dit is niet aan de orde.

Artikel 43

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

n.v.t.

Dit artikel betreft een bevoegdheidsdelegatie en toekenning van uitvoeringsbevoegdheden voor de Europese Commissie.

Artikel 44, eerste lid

Artikel 2f, eerste lid, WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 2f, eerste lid, WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 44, tweede lid

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 52, derde lid, onderdeel f, WA.

Artikel 44, derde lid

Artikel 51, eerste lid, onderdeel j, WA

ja

Lidstaten kunnen bepalen dat, indien de afzender of de fiscaal vertegenwoordiger zich niet heeft gehouden aan de voorschriften, de tot voldoening van accijns de geadresseerde van de accijnsgoederen is. Van deze mogelijkheid wordt geen gebruik gemaakt.

Artikel 44, vierde lid, onderdeel a

Artikel 50f, eerste lid, WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 50f, eerste lid, WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 44, vierde lid, onderdelen b en c

Artikel 50f, zesde lid, WA

ja

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 50f, zesde lid, WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 44, vijfde lid

Artikel 71, eerste lid, onderdeel e, WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 71, eerste lid, onderdeel e, WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 44, zesde lid

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

ja

Dit artikel geeft lidstaten de mogelijkheid om specifieke voorschriften vast te stellen voor accijnsgoederen die onder een bijzondere nationale distributieregeling vallen. Dat is in Nederland niet aan de orde.

Artikel 45, eerste lid

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Aanpassing van artikel 3, eerste lid, WA aan de gehanteerde formulering in de richtlijn.

Artikel 45, tweede lid

Artikel 3, vierde lid, WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 3, vierde lid, WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 45, derde lid, eerste alinea

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Aanpassing van artikel 3, derde lid, WA aan de gehanteerde formulering in de richtlijn.

Artikel 45, derde lid, tweede alinea

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 56 WA.

Artikel 46, eerste en tweede lid

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Volgt reeds artikel 4, eerste t/m derde lid, WA.

Artikel 46, derde lid, eerste alinea

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 51, eerste lid, WA, aanpassing overeenkomstig de gehanteerde formulering en de nieuwe begrippen in de richtlijn.

Artikel 46, derde lid, tweede alinea

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 71 WA en artikel 56 WA, aanpassing overeenkomstig de gehanteerde formulering en de nieuwe begrippen in de richtlijn.

Artikel 46, vierde lid

Implementatie door bestaande regelgeving

n.v.t.

Volgt reeds uit artikel 4, vijfde lid, WA.

Artikel 46, vijfde lid

Artikel 4, zesde lid, WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 4, zesde lid, WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 47

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Dit artikel geeft lidstaten de mogelijkheid merktekens te verlangen die voor belastingdoeleinden worden gebruikt. In Nederland kennen we dat in de vorm van accijnszegel voor tabaksproducten, zie artikel 73 WA.

Artikel 48

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Dit artikel geeft lidstaten de mogelijkheid om kleine wijnproducenten te ontheffen van de wettelijke verplichtingen omtrent de accijns. Nederland heeft in het verleden geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid en wenst hier geen verandering in aan te brengen.

Artikel 49

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Dit artikel geeft aan dat zolang er geen Unie-bepalingen zijn betreffende de bevoorrading van schepen en luchtvaartuigen, de lidstaten hun nationale voorschriften betreffende vrijstellingen voor de bevoorrading mogen handhaven.

Artikel 50

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Dit artikel ziet op lidstaten die een overeenkomst hebben gesloten betreffende verantwoordelijkheid voor de bouw en onderhoud van een grensoverschrijdende brug en daarmee kunnen afwijken van bepalingen in de richtlijn. Dit is niet van toepassing op Nederland.

Artikel 51

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Dit artikel gaat over de uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie voor de Europese Commissie.

Artikel 52

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Dit artikel geeft aan dat de Europese Commissie wordt bijgestaan door het Accijnscomité.

Artikel 53

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Dit artikel geeft aan dat de Europese Commissie elke vijf jaar bij het Europees Parlement en de Raad een verslag over de werking van de richtlijn indient.

Artikel 54

Artikel 102b WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 102b WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 55

Artikel VI van het wetsvoorstel Wet implementatie richtlijnen accijns 2022

nee

Dit artikel geeft aan dat bepaalde artikelen uit de richtlijn uiterlijk op 31 december 2021 door de lidstaten in wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen moet zijn omgezet en dat de Europese Commissie hiervan de tekst moet worden toegestuurd.

Artikel 56

Behoeft geen implementatie o.g.v. artikel 55 van de richtlijn.

n.v.t.

Dit artikel ziet op de intrekking van richtlijn 2008/118/EG.

Artikel 57

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

nee

Dit artikel ziet de inwerkingtreding en de toepassing.

Artikel 58

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

nee

Dit artikel geeft aan dat de richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Tabel 2: Herziene alcoholaccijnsrichtlijn

Artikel, -lid of -onderdeel richtlijn

Te implementeren in

Beleidsruimte ja/nee?

Bijzonderheden

Artikel 1, onderdeel 1

artikel 7 WA

ja

Artikel 3 van de richtlijn alcoholaccijns 92/83 geeft lidstaten de beleidsruimte om in plaats van graden Plato de bieraccijns te heffen op basis van alcoholpercentage. Van deze mogelijkheid wordt in het wetsvoorstel gebruik gemaakt en zal de heffingsgrondslag per 1 januari 2023 uitgaan van alcoholpercentage. Tot 1 januari 2023 geldt op grond van artikel 7 WA als heffingsgrondslag Platogehalte van het eindproduct. In het jaar 2022 mogen brouwerijen een beroep doen op het standpunt van de Douane waarin wordt goedgekeurd dat uitgegaan mag worden van het originele stamwort in plaats van het eindproduct. Artikel 1, onderdeel 1, tweede volzin, van de herziene alcoholaccijnsrichtlijn staat dit toe.

Artikel 1, onderdeel 2

Implementatie door bestaande regelgeving

ja

Dit artikel van de herziene alcoholaccijnsrichtlijn geeft lidstaten de mogelijkheid een verlaagd tarief toe te passen op bier tot 3,5% vol. Op grond van de huidige bepaling in de richtlijn alcoholaccijns 92/83, ligt de grens bij 2,8%. Nederland heeft geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid en ziet geen aanleiding om hier verandering in te brengen.

Artikel 1, onderdeel 3

Artikel 9, eerste lid, WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 9, eerste lid, WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 1, onderdeel 4

Behoeft geen implementatie

ja

Dit artikel van de herziene alcoholaccijnsrichtlijn geeft lidstaten de mogelijkheid een verlaagd tarief toe te passen voor kleine zelfstandige wijnproducenten. Dit wordt in Nederland niet geïmplementeerd.

Artikel 1, onderdeel 5

Artikel 9, tweede lid, WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 9, tweede lid, WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 1, onderdeel 6

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

nee

Dit artikel van de herziene alcoholaccijnsrichtlijn geeft aan dat lidstaten in beginsel één tarief toepassen op alle niet-mousserende gegiste dranken en één tarief op alle mousserende gegiste dranken. Dit zou leiden tot twee uniforme tarieven, onafhankelijk van het alcoholvolumegehalte. Dit is reeds geïmplementeerd in artikel 10 en 11d WA.

Artikel 1, onderdeel 7

Behoeft geen implementatie

ja

Dit artikel van de herziene alcoholaccijnsrichtlijn geeft lidstaten de mogelijkheid een verlaagd tarief toe te passen voor kleine zelfstandige producenten van andere gegiste dranken. Dit wordt in Nederland niet geïmplementeerd.

Artikel 1, onderdeel 8

Behoeft geen implementatie

nee

Dit artikel van de herziene alcoholaccijnsrichtlijn geeft aan dat de bepalingen in de richtlijn alcoholaccijns 92/83 inzake «wijn» geacht worden gelijkelijk te gelden voor andere gegiste dranken als omschreven in de richtlijn zelf. Dit is geen bepaling die hoeft te worden geïmplementeerd.

Artikel 1, onderdeel 9

Behoeft geen implementatie

ja

Dit artikel van de herziene alcoholaccijnsrichtlijn geeft aan dat een lidstaat één enkel verlaagd tarief mag toepassen op bepaalde wijnen. Het artikel is bijgewerkt naar de huidige stand van zaken met betrekking tot de van toepassing zijnde verordeningen. Nederland heeft geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid.

Artikel 1, onderdeel 10

Behoeft geen implementatie

ja

Dit artikel van de herziene alcoholaccijnsrichtlijn geeft lidstaten de mogelijkheid een verlaagd tarief toe te passen voor kleine zelfstandige producenten van tussenproducten. Dit wordt in Nederland niet geïmplementeerd.

Artikel 1, onderdeel 11

Behoeft geen implementatie

ja

Dit artikel van de herziene alcoholaccijnsrichtlijn ziet op specifieke bepalingen voor de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek en de Republiek Polen, alsmede voor alle lidstaten voor dranken die worden gedistilleerd uit fruit dat door een particulier is geproduceerd. Nederland zal dit niet implementeren.

Artikel 1, onderdeel 12

Behoeft geen implementatie

n.v.t.

Dit artikel van de herziene alcoholaccijnsrichtlijn ziet op specifieke bepalingen voor de Franse Republiek en de Helleense republiek.

Artikel 1, onderdeel 13

Artikel 72a WA

ja

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 72a WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 1, onderdeel 14

Artikel 1a, eerste lid, WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 1a, eerste lid, WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 1, onderdeel 15

Artikel 64a, eerste lid, onderdeel b, WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 64a, eerste lid, onderdeel b, WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 1, onderdeel 16

Behoeft geen implementatie

n.v.t.

Dit geschrapte artikel zag op vrijstellingen die het Verenigd Koninkrijk mocht toepassen.

Artikel 1, onderdeel 17

Behoeft geen implementatie

n.v.t.

Dit artikel geeft aan dat de Europese Commissie wordt bijgestaan door het Accijnscomité en dat de Europese Commissie elke vijf jaar bij het Europees Parlement en de Raad een verslag over de werking van de richtlijn indient.

Artikel 2

Artikel VI van het wetsvoorstel Wet implementatie richtlijnen accijns 2022

nee

Dit artikel geeft aan dat de richtlijn vóór 31 december 2021 door de lidstaten in wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen moet zijn omgezet en dat de Europese Commissie hiervan de tekst moet worden toegestuurd.

Artikel 3

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

nee

Dit artikel geeft aan wanneer de richtlijn is werking treedt, namelijk de twintigste dag na die van de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

n.v.t.

Dit artikel geeft aan dat de richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Tabel 3: Richtlijn defensie-inspanningen binnen het Uniekader

Artikel, -lid of -onderdeel richtlijn

Te implementeren in

Beleidsruimte ja/nee?

Bijzonderheden

Artikel 1, onderdeel 1

Artikel 17a, vierde lid, onderdeel a, Wet OB 1968

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 17a, vierde lid, onderdeel a, Wet OB 1968 wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 1, onderdeel 2

Artikel 15, tweede lid, onderdeel b, Wet OB 1968

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 15, tweede lid, onderdeel b, Wet OB 1968 wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 1, onderdeel 3

Implementatie door bestaande regelgeving

nee

Volgt reeds uit artikel 15, tweede lid, onderdeel b, Wet OB 1968 en artikel 39 AWR

Artikel 2

Artikel 69, eerste lid, onderdeel e, WA

nee

Voor een toelichting op de aanpassing van artikel 69, eerste lid, onderdeel e, WA wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Artikel 3

Artikel VI van het wetsvoorstel Wet implementatie richtlijnen accijns 2022

n.v.t.

Dit artikel geeft aan dat de richtlijn uiterlijk op 30 juni 2022 door de lidstaten in wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen moet zijn omgezet en dat de Europese Commissie hiervan de tekst moet worden toegestuurd. De bepalingen zullen worden toegepast vanaf 1 juli 2022.

Artikel 4

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

n.v.t.

Dit artikel geeft aan wanneer de richtlijn is werking treedt, namelijk de twintigste dag na die van de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.