Ontvangen 27 november 2020
Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel II worden voor onderdeel A twee onderdelen ingevoegd, luidende:
aA
Artikel 2.11, tweede lid, komt te luiden:
2. Bij omgevingsplan kunnen geen omgevingswaarden worden vastgesteld in aanvulling op of in afwijking van omgevingswaarden die bij omgevingsverordening, bij algemene maatregel van bestuur, bij besluit als bedoeld in artikel 2.12a, eerste lid, 2.13a, eerste lid, of 2.15, tweede lid, of in deze wet zijn vastgesteld, tenzij bij de omgevingsverordening, de maatregel, het besluit of, als omgevingswaarden in deze wet zijn vastgesteld, bij algemene maatregel van bestuur anders is bepaald.
bA
Artikel 2.12, tweede lid, komt te luiden:
2. Bij omgevingsverordening kunnen geen omgevingswaarden worden vastgesteld in aanvulling op of in afwijking van omgevingswaarden die bij algemene maatregel van bestuur, bij besluit als bedoeld in artikel 2.15, tweede lid, of in deze wet zijn vastgesteld, tenzij bij de maatregel, het besluit of, als omgevingswaarden in deze wet zijn vastgesteld, bij algemene maatregel van bestuur anders is bepaald.
B
In artikel II wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:
Aa
In artikel 2.24, eerste lid, wordt «bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde omgevingswaarden» vervangen door «bij algemene maatregel van bestuur of in deze wet vastgestelde omgevingswaarden».
C
In artikel II, onderdeel B, wordt in artikel 3.9, vierde lid, onder a, «artikel 2.15, eerste lid, onder f» vervangen door «artikel 2.15a, eerste lid».
D
In artikel II, onderdeel C, wordt «Aan het slot van artikel 3.18» vervangen door «Aan het slot van artikel 3.18, derde lid,».
E
In artikel II wordt na onderdeel D een onderdeel toegevoegd, luidende:
Da
Aan artikel 20.2, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Voor een in deze wet vastgestelde omgevingswaarde vindt de aanwijzing plaats bij algemene maatregel van bestuur.
Als het Rijk bij algemene maatregel van bestuur (amvb) een omgevingswaarde vaststelt, kunnen gemeenten en provincies geen omgevingswaarden vaststellen in aanvulling op of in afwijking van die bij amvb vastgestelde omgevingswaarde, tenzij bij die amvb anders is bepaald (artikel 2.11, tweede lid, en artikel 2.12, tweede lid, van de Omgevingswet). Zoals de leden van de fracties van de VVD en het CDA in het verslag constateren, gelden deze bepalingen niet voor decentrale omgevingswaarden in aanvulling op of in afwijking van de omgevingswaarde voor stikstofdepositie in het voorgestelde artikel 2.15a van de Omgevingswet. Dat is een omissie in het wetsvoorstel, die wordt hersteld met onderdeel A van deze nota van wijziging. Naar aanleiding van deze wijziging ben ik nagegaan of ook andere bepalingen van de Omgevingswet moeten worden aangepast aan de mogelijkheid dat een omgevingswaarde wordt vastgesteld in de wet. Dat leidt tot een wijziging van de artikelen 2.24 en 20.2, zie de onderdelen B en E.
Onderdeel C corrigeert een onjuiste verwijzing in de voorgestelde wijziging van artikel 3.9 van de Omgevingswet.
Onderdeel D stelt buiten twijfel dat de wijziging van artikel 3.18 van de Omgevingswet doelt op het derde lid van dat artikel.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten