Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 februari 2021
Bij brief van 4 december 2020 (Kamerstuk 35 600, nr. 9) heb ik, anticiperend op de voorhangprocedure van artikel 23.5 van de Omgevingswet, uw Kamer het ontwerpbesluit aangeboden tot wijziging van enkele algemene maatregelen van bestuur (stikstofreductie en natuurverbetering, hierna: ontwerpbesluit). Het ontwerpbesluit bevat nadere regels over het wetsvoorstel stikstofreductie en natuurverbetering (Kamerstuk 35 600, hierna: het wetsvoorstel). Bij brief van 17 december (Kamerstuk 35 600, nr. 54) heb ik u meegedeeld dat enkele van de door uw Kamer aangenomen amendementen het noodzakelijk maken om het ontwerpbesluit aan te vullen. In het voorlopig verslag over het wetsvoorstel (Kamerstuk 35 600, E) hebben de leden van de fracties van GroenLinks en PvdA van de Eerste Kamer gevraagd om toezending van het aangepaste ontwerpbesluit vóór de plenaire behandeling van het wetsvoorstel door die Kamer. Bij brief van heden heb ik aan dat verzoek voldaan. Om ook uw Kamer zo goed mogelijk te informeren, bied ik ook u hierbij het aangepaste ontwerpbesluit aan1.
Behalve naar aanleiding van de amendementen is het ontwerpbesluit ook op enkele andere punten aangepast, mede naar aanleiding van consultatiereacties. Afgezien van wetstechnische en redactionele correcties bevat het aangepaste ontwerpbesluit de volgende wijzigingen ten opzichte van de versie van 4 december 2020:
• Het aangepaste ontwerpbesluit introduceert enkele nieuwe bepalingen in het Omgevingsbesluit (Ob) en het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)2 vanwege de amendementen met de nummers 18 (overleg met andere landen en Europese Commissie) en 50 (provinciale gebiedsplannen). Die amendementen voegen bepalingen toe aan de Wet natuurbescherming (Wnb).3 De natuurwetgeving wordt opgenomen in de Omgevingswet zodra de Omgevingswet en de Aanvullingswet natuur Omgevingswet in werking treden. Blijkens de toelichting bij deze amendementen gaan de indieners ervan uit dat de regering de inhoud van de betrokken bepalingen in het stelsel van de Omgevingswet regelt bij algemene maatregel van bestuur (amvb). Deze amendementen zijn beleidsneutraal omgezet.
• Naar aanleiding van het amendement met Kamerstuk 35 600, nr. 19 (aanvullend programma voor het legaliseren van voorheen vergunningvrije projecten met geringe depositie) zijn aan het ontwerpbesluit nadere regels toegevoegd over dat programma, over het verzamelen en verstrekken van gegevens ten behoeve van monitoring en bijsturing en over de – jaarlijkse – verslaglegging aan het parlement.4
• De amendementen met Kamerstuk 35 600 nrs. 49 en 21 (toevoeging aan de Wnb en de Omgevingswet van twee nieuwe omgevingswaarden voor stikstofdepositie voor 2025 en 2035) hebben ertoe geleid dat het aangepaste ontwerpbesluit nu overal verwijst naar «omgevingswaarden» in plaats van «omgevingswaarde».
• Aan artikel III, dat het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) wijzigt, zijn bepalingen toegevoegd5 waarmee wordt geregeld dat een bouwmelding en een sloopmelding6 ook moeten beschrijven welke maatregelen worden getroffen om te voldoen aan het nieuwe artikel 7.19a Bbl. Dat artikel verplicht om adequate maatregelen te nemen om de stikstofemissie op de bouw- of sloopplaats te beperken. Er is gekozen dit te regelen in een indieningsvereiste zodat het bevoegd gezag tijdig informatie over de invulling van het artikel ontvangt. Door aan te sluiten bij bestaande procedures blijven de lasten beperkt.7
• Mede met het oog op artikel 7.19a Bbl wordt artikel 7.5, vierde lid, Bbl aangevuld met de bepaling dat een maatwerkvoorschrift de uitvoering van een vastgesteld projectbesluit niet mag belemmeren. Bij het nemen van een projectbesluit is de wijze waarop het project wordt uitgevoerd vaak nog niet duidelijk. Daardoor is het ook niet mogelijk om in dat stadium al concreet in te gaan op de plicht om de stikstofemissie op de bouwplaats te beperken. De toegevoegde zin voorkomt dat er bij langlopende of grote projecten later in de tijd voor de bouw- of sloopactiviteit voorschriften worden gesteld die niet meer goed zijn in te passen.
• Aan artikel IV, dat het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) wijzigt, is op verzoek van het IPO en de VNG een bepaling toegevoegd (artikel 4.31) waarin wordt verduidelijkt dat de Minister van LNV het bestuursorgaan is dat het in artikel 3.10 van de Omgevingswet bedoelde programma moet vaststellen als aannemelijk is dat niet wordt voldaan of niet zal worden voldaan aan de drie wettelijke omgevingswaarden voor stikstofdepositie. In zo’n geval zal de Minister, overeenkomstig artikel 3.11 van de Omgevingswet, het programma stikstofreductie en natuurverbetering wijzigen en dus geen ander programma vaststellen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten