Ontvangen 9 november 2020
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel F, wordt in het voorgestelde artikel 71i, onderdeel c, «voor het verwarmen of koelen van ruimten van gebouwen of locaties» vervangen door «het verwarmen of koelen van ruimten van gebouwen of locaties, daaronder begrepen het nagenoeg uitsluitend verwarmen of koelen van ruimten van gebouwen of locaties».
B
In artikel II, onderdeel E, wordt in het voorgestelde artikel 16b.1, eerste lid, in de alfabetische volgorde een definitiebepaling ingevoegd, luidende:
historisch industrieel emissieverslag: verslag ten behoeve van het vaststellen van het historisch activiteitenniveau van afvalverbrandingsinstallaties en lachgasinstallaties;.
C
In artikel II, onderdeel E, wordt in het voorgestelde artikel 16b.3, derde lid, «het emissieverslag en de verificatie van het industrieel emissieverslag» vervangen door «het industrieel emissieverslag, het historisch industrieel emissieverslag en de verificatie van deze emissieverslagen».
D
In artikel II, onderdeel E, komt in het voorgestelde artikel 16.b.25 het opschrift te luiden:
Artikel 16b.25.
E
In artikel II, onderdeel H, wordt in het voorgestelde artikel 18.6a, derde lid, «16b.7, eerste of tweede lid, dan wel het derde lid in verbinding met artikel 16.19, vierde lid» vervangen door «16b.7», wordt «10b.10» vervangen door «16b.10» en wordt «16.b22» vervangen door «16b.22».
F
In artikel II, onderdeel I, wordt in het voorgestelde artikel 18.16c «16b.7, eerste of tweede lid, dan wel het derde lid in verbinding met artikel 16.19, vierde lid» vervangen door «16b.7».
G
In artikel II, onderdeel J, wordt «18.16c, eerste lid» vervangen door «18.16c».
H
In artikel II, onderdeel K, wordt «18.16c, eerste lid» vervangen door «18.16c».
Deze nota van wijziging voorziet in een aanpassing waarmee wordt voorkomen dat enkele installaties in de gebouwde omgeving onbedoeld in de CO2-heffing worden betrokken. Daarnaast worden enkele omissies hersteld en verduidelijkingen aangebracht.
Installaties in de gebouwde omgeving
De CO2-heffing industrie is van toepassing op industriële installaties, waaronder broeikasgasinstallaties. Voor de broeikasgasinstallaties zijn een aantal uitzonderingen geformuleerd die buiten het bereik van de heffing blijven. In het voorgestelde artikel 71i, onderdeel c, van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) worden de broeikasgasinstallaties voor de gebouwde omgeving uitgezonderd. Deze installaties worden bijvoorbeeld gebruikt voor het verwarmen of koelen van ruimtes in ziekenhuizen en universiteiten. Er is gebleken dat deze installaties in de praktijk ook enkele beperkte, bijkomstige activiteiten kunnen hebben die niet vallen onder het verwarmen of koelen van ruimten van gebouwen of locaties. Gedacht kan worden aan warmteverbruik voor sterilisatie van instrumenten in een ziekenhuis. Om te voorkomen dat deze installaties onbedoeld in de CO2-heffing industrie worden betrokken, wordt in deze nota van wijziging de uitzonderingsbepaling in artikel 71i, onderdeel c, Wbm ruimer geformuleerd. Daardoor blijven broeikasgasinstallaties die direct of indirect uitsluitend worden geëxploiteerd voor het verwarmen of koelen van ruimten van gebouwen of locaties, of worden geëxploiteerd voor het nagenoeg uitsluitend verwarmen of koelen van ruimten van gebouwen of locaties buiten het bereik van de heffing.
Omissies en verduidelijkingen
Deze nota van wijziging herstelt een aantal omissies in de artikelen 16b.25, 18.6a, 18.16c, 18.16e en 18.16g van de Wet milieubeheer (Wm). Het betreft een aantal kennelijke verschrijvingen en het integraal toevoegen van artikel 16b.7 Wm in de opsommingen in de artikelen 18.16a en 18.16c Wm, in plaats van alleen de leden 1, 2, 3 en 4 van dat artikel 16b.7, opdat ook de bij ministeriele regeling gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop de aanvraag om een goedkeuring van een industrieel monitoringsplan moet geschieden, de gegevens en de bescheiden die door de aanvrager moeten worden verstrekt en de wijze waarop die gegevens moeten worden verkregen, handhaafbaar zijn.
In het voorgestelde artikel 16b.3, derde lid, Wm wordt tot slot verduidelijkt dat het gaat om het industrieel emissieverslag, zoals ook genoemd in het eerste en tweede lid van dat artikel. Alle industriële installaties dienen jaarlijks een industrieel emissieverslag in ten behoeve van de vaststelling van de industriële jaarvracht. Alleen afvalverbrandingsinstallaties en lachgasinstallaties dienen daarnaast eenmalig een historisch industrieel emissieverslag in voor het vaststellen van het historisch activiteitenniveau ten behoeve van de bepaling van het aantal dispensatierechten. Voor de volledigheid is het historisch industrieel emissieverslag toegevoegd aan artikel 16b.3, derde lid, en is aan artikel 16b.1, eerste lid, Wm een definitiebepaling van het «historisch industrieel emissieverslag» toegevoegd.
Uitvoeringsgevolgen
De NEa heeft het wetsvoorstel beoordeeld met de HUF-toets.1 Voor het in deze nota van wijziging opgenomen herstel van een onbedoeld effect en enkele technische omissies geldt dat de door de NEa ter zake van het wetsvoorstel uitgebrachte HUF-toets onverkort van kracht is.
De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief