Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 maart 2022
Op 17 november 2020 (Handelingen II 2020/21, nr. 25, item 8) is de motie van de leden Dijk en Smeulders aangenomen, waarin wordt verzocht om mogelijkheden te onderzoeken of werkgevers de door werknemer gespaarde verlofdagen kunnen onderbrengen bij een derde partij, zodat meer mensen eerder kunnen stoppen met werken met behoud van salaris.1
Onder het bij een derde partij onderbrengen van verlofdagen wordt in deze brief verstaan het extern onderbrengen van de financiering van de aanspraak op verlof en waarbij wel sprake blijft van een aanspraak op verlof in de relatie werkgever – werknemer.
Allereerst is het goed om op te merken dat uit de «rapportage cao-afspraken 2020»2 die jaarlijks door het Ministerie van SZW wordt opgesteld, blijkt dat er in veel cao’s afspraken zijn opgenomen die betrekking hebben op verlofsparen. Veel werknemers hebben dus de mogelijkheid om verlofuren op te sparen. In de cao’s zijn verschillende afspraken opgenomen, zoals eerder stoppen met werken voorafgaand aan pensionering, of omzetten van verlofsparen in studieverlof of het daadwerkelijk uit betalen van de uren. Het verlof kan uit verschillende bronnen gespaard worden zoals bovenwettelijke uren, overwerkuren, een deel van de eindejaarsuitkering of vakantietoeslag en compensatie-uren. Het onderzoek laat ook zien dat gespaarde verlofuren vooralsnog op de balans van de werkgever staan. Wel geven sommige sectoren aan dat zij de komende tijd graag willen onderzoeken of zij het verlofsparen bij een derde partij kunnen onderbrengen.
Om invulling te geven aan de motie zijn gesprekken gevoerd met werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers uit een aantal sectoren (hierna: sectoren) die in de praktijk al gekeken hebben naar de mogelijkheid om de uitvoering van verlofsparen bij een derde partij onder te brengen. Aan hen is de vraag gesteld welke overwegingen zij hebben om de financiering van aanspraken op verlof eventueel uit te besteden en in hoeverre uitbesteding voor hen een reële optie is.
Overwegingen gesprekpartners
Gesprekpartners hebben aangegeven dat zij verlofsparen graag bij een derde partij extern willen onderbrengen. De gespaarde verlofuren van de werknemer komen namelijk direct voor rekening van de werkgever op het moment dat de werknemer het verlof opneemt. Doordat vooraf niet duidelijk is wanneer een werknemer de gespaarde verlofuren wil opnemen of laten uitbetalen, kan het zijn dat de werkgever hierdoor verrast wordt en op dat moment voor een extra uitgave komt te staan. Het is natuurlijk wel zo dat de werkgever formeel moet instemmen met het op te nemen verlofsaldo. Echter over het algemeen bepaalt de werknemer vaak het moment van opname. Door het verlofsparen extern te beleggen wordt de toezegging met betrekking tot het verlofsparen meer expliciet gemaakt en vooraf gefinancierd. Verder geven gesprekspartners ook aan dat op deze manier fondsvorming ontstaat, waardoor beleggen van de ingelegde gelden mogelijk wordt. Het rendement dat hierdoor wordt behaald kan een bijdrage leveren aan de kosten van het verlofsparen.
Toch blijkt het extern onderbrengen van het verlofsparen in de praktijk lastig te zijn. Hiervoor noemen de gesprekpartners een aantal redenen. Ten eerste zien werkgevers een financieel risico door de waardestijging van de ingelegde verlofuren. De gespaarde uren van de werknemer die door de werkgever extern wordt belegd, worden door reguliere en periodieke salarisverhogingen namelijk steeds meer waard. Dit speelt natuurlijk ook in de situatie dat de werkgever de uitvoering niet heeft uitbesteed maar op de eigen balans heeft staan, maar dit effect wordt bij uitbesteding wel meer zichtbaar. Een externe uitvoerder zal namelijk eisen dat dit risico vanaf het begin wordt afgedekt.
Ten tweede is het rendement van de beleggingen wellicht te laag waardoor de werkgever alsnog dient bij te storten. Het ingelegde geld kan namelijk gebruikt worden om te beleggen om met de rendementen de uitvoeringskosten te dekken en om te indexeren. De vraag is dan echter of de te verwachten rendementen hoog genoeg hiervoor zullen zijn en of er niet alsnog door de werkgever een extra bijdrage geleverd moet worden.
Ten derde wordt aangegeven dat de uitvoering niet aantrekkelijk is voor externe uitvoerders vanwege de geringe omvang en de onzekerheid over inleg en opname. Verlofsparen is qua omvang te klein en daarom niet aantrekkelijk voor uitvoerders. Daarnaast is er veel onzekerheid voor uitvoerders, omdat van tevoren niet te zeggen is hoeveel verlofuren gespaard worden en hoeveel verlofuren opgenomen worden en op welk moment. Immers de gespaarde verlofuren kunnen niet alleen worden ingezet in de jaren voorafgaand aan pensionering, maar ook tijdens het werkzame leven, bijvoorbeeld voor een sabbatical. Daarmee is het administreren van zo’n fonds en het voeren van een adequaat beleggingsbeleid lastig en bewerkelijk.
Ten vierde wordt aangegeven dat de ontwikkeltijd lang is. Het kost uitvoerders in ieder geval 1,5 tot 2 jaar om een systeem op te zetten om verlofsparen extern te kunnen onderbrengen. Het vergt dus een aanzienlijke tijdsinvestering. Er is op dit moment nog geen standaardproduct op de markt beschikbaar.
Reactie
Op basis van de gevoerde gesprekken ben ik tot de conclusie gekomen dat het in principe mogelijk is om de financiering van de aanspraken op verlof onder te brengen bij een derde partij en dat het ook iets is wat de sectoren, waar een gesprek mee is gevoerd, graag zouden willen. Echter lopen zij in de praktijk tegen de bovengenoemde problemen aan, waarbij met name de kosten van uitbesteding zwaar wegen. Dat weerhoudt ze op dit moment om die stap te zetten. Zij hebben echter wel aangegeven voornemens te zijn om nader te onderzoeken of het extern beleggen van het verlofsparen voor de toekomst alsnog mogelijk kan worden gemaakt.
De mogelijkheid om verlofsparen onder te brengen bij een derde partij is een kwestie waarbij werkgevers en vakbonden aan zet zijn. Daarom lijkt het mij zinvol om dit onderwerp nogmaals bij hen aan de orde te stellen.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten