Vastgesteld 2 november 2020
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken 1), belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt Verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
Algemeen |
1 |
|
1. |
Inleiding |
1 |
2. |
Inhoud van het voorstel |
4 |
3. |
Overgangsrecht, inwerkingtreding en evaluatie |
8 |
4. |
Advies en consultatie |
9 |
Artikelsgewijs |
9 |
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enige andere wetten in verband met het versterken van de democratische legitimatie van gemeenschappelijke regelingen. Graag willen zij daarover diverse opmerkingen maken en de regering een aantal vragen voorleggen. Deze leden zijn het eens met het doel van het wetsvoorstel, te weten het verbeteren van de democratische legitimatie van gemeenschappelijke rege-lingen. Democratische legitimatie van samenwerkingsverbanden is immers belangrijk. Er wordt een aantal instrumenten voorgesteld die de positie van gemeenteraden c.q. gemeenteraadsleden moet versterken. De leden van de VVD-fractie vragen zich in het algemeen af of de gedane voorstellen echt leiden tot het vergroten van de democratische legitimatie van gemeenschappelijke regelingen. Lost het wetsvoorstel de geconstateerde problemen daadwerkelijk op? Hoe wordt met het wetsvoorstel de democratische legitimatie verbeterd? De leden van de VVD-fractie vragen de regering daar nader op in te gaan. Het is deze leden overigens opgevallen dat de regering in reactie op het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State stelt dat het voorstel de demo-cratische legitimatie van gemeenschappelijke regelingen niet direct verbetert. Wat het voorstel doet is het verbeteren van de middelen en de randvoor-waarden om tot betere legitimatie te komen.
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie de regering nader in te gaan op het risico van rolonduidelijkheid waar de Afdeling advisering van de Raad van State op wijst. Hoe ziet de regering dat? Tot slot van deze paragraaf vragen deze leden of overwogen is om de gehele Wet gemeenschappelijke regelingen nader te bezien in plaats van het wijzigen van de wet op onderdelen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enige andere wetten in verband met het versterken van de democratische legitimatie van gemeenschappelijke regelingen. Deze leden onderkennen dat de legitima-tie van gemeenschappelijke regelingen direct gekoppeld is aan de mogelijk-heden die de raden hebben tot het uitoefenen van controle en het stellen van kaders bij samenwerkingsverbanden waaraan de gemeente deelneemt. Deze leden hechten er dan ook aan dat gemeenteraden voldoende mogelijkheden en informatie hebben om deze rol goed in te kunnen vullen. Het voorliggende wetsvoorstel beschouwen deze leden als een stap in de goede richting. Wel hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie ondersteunen de gedachte dat de democratische legitimatie van, en politieke verantwoording over, gemeentelijke samenwerking verbeterd moet worden. De afgelopen jaren zijn veel taken van het Rijk richting de gemeenten gedecentraliseerd. Veel gemeenten moeten samenwerken om bepaalde taken te kunnen uitvoeren. Raadsleden vervullen hun controlerende rol, na een recente wetswijziging, door hun collegeleden die deelnemen in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling aan te sturen. Toch ervaart men dat de volksvertegenwoordiging niet genoeg controle kan uitoefenen op de gemeenschappelijke regelingen. Als antwoord hierop heeft de regering een aantal aanvullende bevoegdheden opgenomen in het wetsvoorstel om de democratische legitimatie van de gemeenschappelijke regelingen te vergroten. Waaronder een uitbreiding van de zienswijzeprocedure, een gemeenschap-pelijke adviescommissie en een actieve informatieplicht van gemeenschap-pelijke regelingen naar de gemeenteraden. Een veelgehoord probleem is dat raadsleden overbelast zijn. Ook wordt weleens vernomen dat het gemeente-raden ontbreekt aan expertise, ondersteuning, tijd en prioriteit om zich voldoende bezig te houden met de gemeenschappelijke regelingen, zoals ook de Raad van State beschrijft in haar advies bij het voorstel. Ook is de Raad voor openbaar bestuur (hierna: ROB) bezig met een advies over de vraag welke ondersteuning heden ten dage vereist is voor gemeenteraden. Kan de regering nader toelichting geven op welke manier dit wetsvoorstel bijdraagt aan een oplossing voor de genoemde achterliggende problematiek bij gemeente-raden. In algemene zin zouden deze leden de regering ook willen uitnodigen tot een bredere beschouwing op de vraag in welke mate de democratisering van gemeenschappelijke regelingen symptoombestrijding is en in welke mate grotere gemeenten een oplossing voor de onderliggende vraag zou kunnen zijn. Hierbij zou de regering ook kunnen betrekken welke meer fundamentele aanpassingen zij ziet om dit probleem te adresseren. Niet voor niets heeft de regering de ROB ook gevraagd om te adviseren over het fenomeen van de regionalisering van het decentraal bestuur waarin, in de woorden van de ROB: «De kwestie is dat – in eerste plaats – deze regio’s geen congruente indeling vertonen en daardoor als een lappendeken een nieuwe, officieuze bestuurs-laag vormen tussen provincies en gemeenten en – in de tweede plaats – geen formele vorm van democratie hebben die verantwoording en legitimiteit organiseren.»
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel om de Wet gemeenschappelijke regelingen zodanig aan te passen dat de democratische controle op de gemeenschappelijke regelingen wordt versterkt. Deze leden zijn blij dat dit wetsvoorstel nu dan eindelijk naar de Kamer is gekomen. Over het voorliggende wetsvoorstel hebben deze leden een aantal vragen en opmerkingen die zij graag aan de regering willen voorleggen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben zorgen over het gebrek aan tijd bij met name raadsleden waardoor zij naast hun vele reguliere werkzaamheden als raadslid ook nog controle moeten kunnen uitoefenen op de gemeenschap-pelijke regelingen waarin hun gemeenten in participeren. Met dit wetsvoorstel wordt dat probleem niet echt effectief aangepakt zo lijkt het. Kan de regering hier nog eens nader op ingaan en aangeven hoe dit probleem wel zou kunnen worden opgelost?
De leden van de SP-fractie hebben het wetsvoorstel om gemeenschappelijke regelingen democratischer te maken gelezen en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen. De leden van de fractie van de SP zien een ernstige uitholling van de lokale en regionale zeggenschap door de enorme hoeveelheid gemeenschappelijke regelingen en de slechte democratische controle. De leden van de fractie van de SP zien dus de noodzaak voor een versterking van de lokale democratie maar hebben grote twijfels bij of dit wetsvoorstel die noodzakelijke verandering gaat brengen. De leden van de fractie van de SP vragen of de regering in kan gaan op de noodzakelijkheid van een gemeen-schappelijke regeling? Ziet de regering ook dat er zo een nieuwe bestuurslaag ontstaat, tussen gemeenten en provincies, en zo ja, vinden zij dit wenselijk? Zo nee, hoe verhoudt zich dat tot deze wet? Is het niet inherent aan een gemeenschappelijke regeling dat dit minder democratisch is dan bijvoorbeeld de directere werking van een gemeenteraad?
De leden van de fractie van de SP vragen verder naar hoe de regering de rol van de lokale volksvertegenwoordiger ziet in verhouding tot een gemeenschap-pelijke regeling. Kan daarbij ingegaan worden op de tijdsbelasting maar ook op hoe een raadslid zijn democratische functie kan vervullen op het moment dat er meerdere gemeenten betrokken zijn bij de besluitvorming?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgeno-men van het wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enige andere wetten in verband met het versterken van de democratische legitimatie van gemeenschappelijke regelingen. Genoemde leden herkennen de noodzaak om de lokale volksvertegenwoordiging beter in positie te brengen waar het de gemeenschappelijke regelingen betreft. Tegelij-kertijd ligt hier ook een meer fundamenteel vraagstuk voor, waar genoemde leden in hun inbreng op ingaan.
De leden van de ChristenUnie-fractie delen de opvatting van de Raad van State en de regering dat het zaak is dat er een fundamentele discussie komt over de inrichting van het openbaar bestuur en de vraag hoe we de democratische legitimatie van de steeds omvangrijker wordende regionale samenwerking op de lange termijn kunnen borgen. Daarbij hoort wat genoemde leden betreft ook een reflectie op de decentralisatie van overheidstaken. Het is goed dat de regering wil dat zo’n discussie tot stand komt, maar welke concrete stappen gaat de regering hiertoe zetten? Wat kan de regering nu in gang zetten, zodat in een volgende kabinetsperiode deze discussie verder gevoerd kan worden en ook tot concrete vervolgstappen kan leiden?
Deze vragen raken wat de leden van de ChristenUnie-fractie betreft ook aan de positie van lokale politieke partijen. De vragen die zij voorgeschoteld krijgen worden steeds complexer en nemen toe – de VNG uit hier ook al zorgen over, en vraagt hardop wat dit betekent voor de haalbaarheid van het wetsvoorstel. Heeft de regering actief bij gemeenteraden getoetst wat de gevolgen van dit wetsvoorstel zullen zijn voor de belasting? Zo nee, is de regering bereid dit alsnog te voldoen? Hoe kan ook de kennis en expertise van lokale volksvertegenwoordigers worden vergroot, om beter controle uit te oefenen op de gemeenschappelijke regelingen.
De leden van de SGP-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel. Deze leden steunen de wens om de democratische legitimiteit van gemeen-schappelijke regelingen te versterken, maar zij vragen zich af of de voorstellen werkelijk soelaas gaan bieden als de dieperliggende oorzaken niet worden aangepakt.
Kader wijziging Wgr
De leden van de CDA-fractie constateren dat in provincies soms gemeen-schappelijke regelingen worden getroffen door alle gemeenten in de betref-fende provincie. Deze leden de regering vragen of het in die gevallen naar haar mening niet beter zou zijn om het onderwerp van de regeling te laten regelen en besturen door de provincie, zodat in ieder geval de democratische controle beter geregeld is. Deze leden vragen de regering welke wettelijke basis er nodig is om deze mogelijkheid voor differentiatie te scheppen.
Deze leden vragen de regering nader in te gaan op die gevallen, waarin bij een gemeentelijke herindeling ook de provinciegrens wordt aangepast. Voor herin-delingsgemeenten heeft wijziging van de provinciale indeling immers gevolgen voor deelname aan (wettelijk verplichte) gemeenschappelijke regelingen.
De regering heeft tevens een verzoek uitstaan aan gemeenten om zich te melden voor een experiment met een federatiegemeente. Het voordeel van deze vorm van gemeentelijke samenwerking is dat voorzien kan worden in een direct gekozen bestuur en controle op de samenwerking tussen gemeenten. Hiervoor is wel een wijziging van de Gemeentewet, de Wet gemeenschap-pelijke regelingen of de invoering van een nieuwe (experimenten)wet nodig. Wat is de reden dat de regering er niet voor gekozen heeft een experiment via de Wet gemeenschappelijke regelingen mogelijk te maken? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de aanmeldingen voor een experiment met een federatiegemeente? De leden van de CDA-fractie ontvangen graag de reactie van de regering op deze punten.
De regering zet in de inleiding uiteen welke samenwerkingsvormen er zijn. Graag ontvangen de leden van de GroenLinks-fractie hiervan een nader beeld. Kan de regering per samenwerkingsvorm aangeven hoeveel er zijn? En kan de regering (bij benadering) ook aangeven bij hoeveel van deze samenwer-kingsverbanden het gaat om samenwerkingen waarin alleen collegeleden participeren en in hoeveel gevallen ook raadsleden, Statenleden- en AB-leden uit waterschappen zitting hebben in het bestuur van een dergelijke regeling?
De leden van de GroenLinks-fractie zouden graag een schematisch overzicht ontvangen waarin de huidige bevoegdheden en de toekomstige bevoegdheden (als dit wetsvoorstel zou worden aangenomen) van gemeenteraadsleden, Provinciale Statenleden en algemene bestuursleden uit de waterschappen ten aanzien van het controleren van gemeenschappelijke regelingen staan. Kan de regering dit in de beantwoording opnemen?
De leden van de GroenLinks-fractiezijn benieuwd of er ook wetswijzigingen overwogen zijn die uiteindelijk niet in het voorstel zijn terecht gekomen? Zo ja, welke voorstellen zijn dit?
In de memorie van toelichting wordt steeds gesproken over gemeenteraden en raadsleden. Dat is voor de leesbaarheid begrijpelijk. Toch is het voor de helder-heid goed om duidelijk te krijgen welke aanpassingen ook voor leden van provinciale staten en voor leden van algemene besturen van waterschappen gelden. Kan dit, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks, helder uiteen worden gezet?
De leden van de SGP-fractie hebben de indruk dat het beroep op het feit dat het wetsvoorstel de formele bevoegdheidsverdeling binnen de Wgr niet wijzigt, niet afdoende is om de kritiek van de Afdeling advisering van de Raad van State geheel te pareren. Naar de inschatting van deze leden bestaat een onderscheid tussen enerzijds het versterken van de informatiepositie en de onderzoeks-mogelijkheden van gemeenteraden en anderzijds de uitbreiding van mogelijk-heden voor gemeenteraden om zich door zienswijzen actief te mengen in het proces van besluitvorming. De eerste categorie kan zonder meer passen bij het kader van het verlengd bestuur, aangezien deze voorstellen ertoe leiden dat de gemeenteraden beter in staat gesteld worden hun colleges te toetsen en aan te spreken. De tweede categorie daarentegen leidt er door het voorstel steeds meer en vaker toe dat gemeenteraden naast de geëigende route via hun colleges zich rechtstreeks mengen in de processen binnen de regeling. Deze leden menen dat hierdoor wel degelijk het risico van rolverwarring kan ontstaan, die op gespannen voet staat met de uitgangspunten van het verlengd bestuur. Zij vragen de regering hierop nader te reflecteren. In hoeverre is het wenselijk dat door het voorstel mogelijk de positie van het college en de gemeenteraad van een deelnemende gemeente binnen het forum van de regeling duidelijker uiteen gaan lopen of zelfs tegenstrijdig zijn?
Uitkomsten onderzoeken Wgr
De leden van de SGP-fractie constateren dat onder meer uit de onderzoeken duidelijk blijkt dat met name het gebruik van bestaande bevoegdheden problematisch blijkt door een gebrek aan tijd, capaciteit en gebrek aan zicht op de juiste verhoudingen. Deze leden menen dat de regering te makkelijk verwijst naar de algemene problematiek dat bevoegdheden, bijvoorbeeld door raadsleden, te weinig gebruikt worden. Het is immers gegeven met het karakter van een gemeenschappelijke regeling dat het nog veel meer tijd, aandacht en (politiek) inzicht vraagt om de instrumenten en kaders te kennen en te gebruiken. Deze leden vragen waarom de regering daarom ondanks dit gegeven toch vrucht verwacht van de nieuwe instrumenten en waarom niet juist ten aanzien van de gemeenschappelijke regelingen eerste veel intensiever ingezet wordt op extra ondersteuning, bijvoorbeeld ook door raadsleden die hier hun tijd aan willen geven hogere financiële vergoedingen te bieden en onafhankelijke bijstand te bieden. Bij deze leden bestaat de indruk dat het succes opnieuw in structuur gezocht wordt, terwijl duidelijk is dat een culturele verbeterslag op basis van de bestaande mogelijkheden al een heel ander resultaat zou kunnen laten zien.
Zienswijzeprocedure
Eén van de voorstellen die de leden van de VVD-fractie in het wetsvoorstel aantreffen, is het verruimen van de zienswijzen. Dit heeft betrekking op zowel het treffen van een regeling tussen colleges als op voorgenomen besluiten van een samenwerkingsverband. Niet ondenkbeeldig is dat gemeenschappelijke regelingen uit een groot aantal gemeenten bestaan. Dan kost de zienswijze-procedure veel tijd. Dit zou kunnen leiden tot vermindering van de slagkracht, omdat er een lange tijd gemoeid kan zijn met het verkrijgen van de zienswijzen van die gemeenten. Hoe ziet de regering dat? Wat als het gemeenteraden niet lukt om tot een eensgezinde zienswijze te komen? Wat zijn daarvan de gevolgen voor de besluitvorming? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering op deze vragen.
De leden van de D66-fractie lezen dat de zienswijzeprocedure wordt uitgebreid. In de gemeenschappelijke regeling kan de mogelijkheid worden opgenomen dat de gemeenteraden een zienswijze kunnen inbrengen voor een bepaald besluit. Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling moet vervol-gens schriftelijk en inhoudelijk reageren. Deze leden kunnen zich zo voorstellen dat in grote gemeenschappelijke regelingen met veel deelnemende gemeenten dit tot veel extra werk gaat leiden. Het kan namelijk zomaar zijn dat alle deelnemende gemeenteraden een zienswijze indienen. Daarnaast zullen zeer gefragmenteerde gemeenteraden heel wat werk moeten steken in het tot stand brengen van een voldoende breed gedragen zienswijze. Bovendien hoeven de zienswijzen van de deelnemende gemeenteraden niet dezelfde strekking te hebben en bestaat de kans dat zelfs tegenovergestelde zienswijzen worden ingediend. Hoe gaat het bestuur van een gemeenschappelijke regeling inzichtelijk maken op basis van welke zienswijzen het besluit is gewijzigd of niet is genomen? Weegt de zienswijze van de ene gemeenteraad zwaarder dan de andere? Dit soort vragen kunnen gaan spelen bij de uitgebreide zienswijze-procedure. Graag een reactie van de regering.
De leden van de SGP-fractie vragen of in het kader van het versterken van de democratische legitimiteit niet indringender de bevoegdheid van de gemeente-raad op de voorgrond geplaatst moet worden bij het opstellen, wijzigen of beëindigen van een regeling in plaats van het introduceren van nieuwe ziens-wijzen. In hoeverre kan het introduceren van nieuwe zienswijzen ook afleiden van het besef dat de gemeenteraad als hoogste democratisch orgaan, zo vragen zij.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de doelstelling van de regering ten aanzien van de zienswijzen in belangrijke mate lijkt te worden ondergraven doordat de uitwerking hiervan volledig aan deelnemers en raden gelaten wor-den. Door deze keuze kan ook een groot verschil tussen regelingen ontstaan. Deze leden begrijpen de keuze van de regering om geen opsomming te willen opnemen, maar zij vragen waarom niet ten minste een richtinggevende maat-staf is geformuleerd. Het zou uit de wet bijvoorbeeld duidelijk moeten zijn dat raden het recht hebben een zienswijze te leveren bij majeure besluiten en be-leidswijzigingen, waarvan de operationalisering vervolgens aan betrokkenen gelaten kan worden.
Gemeenschappelijke adviescommissie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de gemeenschap-pelijke adviescommissie. Deze leden kunnen zich zo voorstellen dat deze commissie ook weer voor extra werk zorgt bij de gemeenten en gemeente-raden. De vraag die rijst is of de gemeenten voldoende capaciteit hebben om deze adviescommissies te ondersteunen. Graag een reactie van de regering.
De leden van de D66-fractie hebben daarnaast ook vragen bij de politieke status van de gemeenschappelijke adviescommissie en de deelnemende leden. Ten eerste de vraag of leden zich «kleurloos» dienen te gedragen. Raadsleden werken altijd vanuit een politieke overtuiging, is het realistisch om te vragen dat zij in een adviescommissie deze politieke overtuiging even naast zich neer moeten leggen. Verder rijst ook hier de vraag wie van de gemeente-raad moet deelnemen als sprake is van een politiek gefragmenteerde raad en namens wie diegene dan spreekt. Moet een gemeenschappelijke advies-commissie een goede afspiegeling zijn van de politieke stromingen binnen de gemeenschappelijke regeling? Graag een reactie van de regering.
Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie wat de bestuurlijke status is van de gemeenschappelijke adviescommissie. Deze gemeenten hebben in de praktijk gehoord dat wordt gevreesd voor een extra bestuurslaag die met dit voorstel wordt gecreëerd. Kan de regering toelichten in hoeverre sprake is van een extra bestuurslaag bij de gemeenschappelijke adviescommissie?
In de paragraaf over de adviescommissies lezen de leden van de GroenLinks-fractie dat de leden van de commissies opereren «zonder last of ruggespraak». Kan toegelicht worden waarom in dit kader expliciet «ruggespraak» is toege-voegd, terwijl op andere plekken in de democratie alleen nog maar gesproken wordt over «zonder last»?
De leden van de SGP-fractie constateren dat het wetsvoorstel onder meer bepaalt dat het lidmaatschap van de adviescommissie van rechtswege vervalt indien betrokkene niet langer raadslid is in een van de deelnemende gemeen-ten. Deze leden vragen waarom geen bepalingen zijn opgenomen over de sta-tus van de commissie indien onvoldoende of geen leden meer zitting hebben. Eveneens vragen zij in hoeverre bepalingen nodig zijn die het aandeel van het aantal gemeenten in de adviescommissie regelt. Acht de regering het wenselijk dat de situatie kan ontstaan dat een groot deel van de aangesloten raden geen leden zou afvaardigen?
Actieve informatieplicht
Een belangrijk punt voor de leden van de GroenLinks-fractie is de vraag hoe decentrale volksvertegenwoordigers goed zicht kunnen houden op hoe middelen, die van gemeenten, provincies en waterschappen naar een gemeenschappelijke regeling gaan voor het uitvoeren van taken, precies worden ingezet en of dit op een effectieve wijze gebeurt. Nu is dat voor de meeste volksvertegenwoordigers nauwelijks na te gaan omdat het de precieze inzet van middelen sowieso vaak al lastig te volgen is, laat staan wanneer de middelen via gemeenschappelijke regelingen worden ingezet. Kan de regering daarom concreet aangeven hoe dit proces met dit wetsvoorstel precies wordt verbeterd?
Een ander punt van zorg voor de leden van de GroenLinks-fractie is de demo-cratische legitimatie van allerlei convenanten, akkoorden en deals. Deze wor-den veelal door colleges afgesloten en als ze eenmaal zijn ondertekend is het vaak te laat voor volksvertegenwoordigers om eventueel nog effectief te kunnen bijsturen. Kan de regering aangeven hoe zij hier tegenaan kijkt en wat dit wetsvoorstel in dit soort situaties concreet kan betekenen?
Met deze wetswijziging wordt een actieve informatieplicht voor het bestuur van een gemeenschappelijke regeling geïntroduceerd. De leden van de Groen-Links-fractie zijn hier blij mee. Wel zouden zij graag een nadere duiding ont-vangen van de precieze reikwijdte van deze actieve informatieplicht. Wat gaat er wel en wat gaat er niet onder vallen? En hoe wordt omgegaan met conflicten over de vraag of de actieve informatieplicht goed is ingevuld?
Extra vergoeding voor lidmaatschap nieuwe gemeenschappelijke commissies
De leden van de SP-fractie lezen dat leden van een gemeenschappelijke rege-ling een vergoeding kunnen krijgen, bovenop hun raads- of statenvergoeding. Genoemde leden vragen naar de reden hiervan. Kan er een indicatie worden gegeven hoe hoog deze vergoeding dan mag zijn? Ziet de regering ook dat het lokale volksvertegenwoordigerschap steeds meer een fulltime functie wordt? Vindt de regering dit wenselijk?
Lokale rekenkamers
De leden van de CDA-fractie vinden het van belang dat het wetsvoorstel de mogelijkheden verduidelijkt van (gezamenlijke) rekenkamers om onderzoek te doen naar de bestuursvoering in den brede bij gemeenschappelijke regelingen. Deze leden vragen hoe het voorliggende wetsvoorstel zich verhoudt tot het eveneens bij de Kamer aanhangige wetsvoorstel versterking decentrale rekenkamers (TK 35298).
Aanpassen regels gevolgen uittreding
De leden van de CDA-fractie constateren met de regering, dat in de praktijk veel problemen worden ervaren bij uittreding uit een gemeenschappelijke regeling, omdat vaak wordt volstaan met de afspraak dat in geval van uittreding het (algemeen) bestuur de uittreedvoorwaarden vaststelt. Deze leden vinden het dan ook van belang, dat de regels over de gevolgen van uittreding worden aangescherpt.
De leden van de VVD-fractie vragen aandacht voor de werkbelasting van gemeenteraadsleden. Als alle voorgestelde instrumenten worden ingezet kan dit leiden tot een extra tijdsbeslag voor raadsleden, ook al behoort een extra vergoeding tot de mogelijkheden bij het instellen van regionale gemeen-schappelijke adviescommissies. De leden van de VVD-fractie vragen of zal worden gemonitord of de wetswijziging leidt tot extra tijdsbeslag voor gemeen-teraadsleden.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn zich er van bewust dat de Veiligheids-regio’s, als gemeenschappelijk regeling, op dit moment een bijzondere positie hebben. Daarom is ook in de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 voorgesteld de democratische legitimatie van maatregelen die de Veiligheidsregio’s nemen te verbeteren. Wordt bij de evaluatie van de Wet op de Veiligheidsregio’s ook bezien hoe dit een meer duurzame inbedding kan krijgen in die wet?
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het zorgelijk dat de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden stelt dat de wet eigenlijk niet de oplossing is voor het probleem wat zij ervaren. Op welke manier zijn zij betrokken bij de totstandkoming van dit wetsvoorstel? Wat is de reactie van de regering van hun oproep om vooral werk te maken van een cultuurverandering en met voorstellen bestuurders en leiding van de regionale samenwerkingsverbanden te doordringen van het belang van een adequate betrokkenheid en verbinding van de gemeenteraden bij hun werkzaamheden? Ziet de regering ook een rol weggelegd om een gesprek op gang te zetten tussen gemeenteraden enerzijds en bestuurders van gemeenschappelijke regelingen anderzijds hoe de democratische besluitvorming verder kan worden verbeterd?
ARTIKELSGEWIJS
Artikel I, onderdeel C
De leden van de SGP-fractie merken op dat het voorgestelde zevende lid, mo-gelijk door het ontbreken van leestekens, moeilijk leesbaar is: «...houdt bepa-lingen in omtrent of en indien dit het geval is de wijze waarop».
De voorzitter van de commissie, Ziengs
Adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx