Nr. 6 AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN NISPEN EN GROOTHUIZEN

Ontvangen 22 mei 2020

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In het opschrift wordt «Regels over een tijdelijke voorziening voor de betekening van exploten op grond van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en wijziging» vervangen door «Wijziging».

II

In de beweegreden vervalt «enkele spoedeisende tijdelijke voorzieningen te treffen in het kader van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en».

III

Artikel 1 vervalt.

IV

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding «1.» voor het eerste lid vervalt.

2. Het tweede, derde en vierde lid vervallen.

Toelichting

Dit amendement handhaaft de huidige praktijk dat de betekening van exploten in persoon of aan woonplaats dient plaats te vinden (artikel 46 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Als dat niet kan, mag een afschrift aan de woonplaats in een gesloten envelop worden achtergelaten en als ook dat feitelijk onmogelijk is wordt het afschrift per post bezorgd. Daarbij moet dan de reden van deze «feitelijke onmogelijkheid» worden vermeld (artikel 47 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

Het wetsvoorstel luidt dat van deze feitelijke onmogelijkheid om in persoon of aan woonplaats te betekenen steeds sprake is zolang de richtlijnen van het RIVM voorschrijven dat personen afstand houden wegens besmettingsgevaar met COVID-19. Dit betekent dat de deurwaarder kan volstaan met het verstrekken van een afschrift per post, onder vermelding van de richtlijnen van het RIVM om afstand te houden (vaak standaard met een stempel).

Volgens de indieners is het belangrijkste doel van de betekeningsvoorschriften om ervoor te zorgen dat een exploot degene voor wie het bestemd is daadwerkelijk bereikt. Dat is, vanwege de aard van deze stukken, van groot belang. Door het aanbieden van exploten via de post is dat minder gegarandeerd. De voorgestelde generieke uitzondering is ook niet nodig, omdat de huidige wet al in de mogelijkheid voorziet om uit te leggen waarom in een bepaalde situatie niet goed mogelijk is in persoon of aan woonplaats te betekenen en waarom er voor is gekozen het exploot in de brievenbus te stoppen of per post aan te bieden. Die reden zou bijvoorbeeld kunnen zijn gelegen in de situatie ter plaatse of de aard van het exploot. Indieners achten het, ook voor de controleerbaarheid achteraf, wenselijk als de deurwaarder in het exploot de daadwerkelijke reden van de feitelijke onmogelijkheid van uitreiking in persoon vermeldt, en niet slechts kan volstaan met vermelding van het feit dat de RIVM-richtlijnen voorschrijven dat afstand wordt gehouden.

De indieners zijn er voorts niet van overtuigd dat de risico’s voor deurwaarders een generieke uitzondering rechtvaardigen en waarom niet gewoon met beschermingsmiddelen zoals mondkapjes kan worden gewerkt. Dat geldt immers ook voor andere beroepen waarbij contact met anderen plaatsvindt, zoals bijvoorbeeld boa’s en personeel in penitentiaire inrichtingen. Het is de indieners voorts niet duidelijk geworden welke alternatieven, zoals aangetekend versturen met bericht van ontvangst, de regering serieus heeft onderzocht of overwogen. Uit de Nota naar aanleiding van het Verslag volgt veeleer dat de regering er voor kiest de werkwijze die de deurwaarders zelf hebben gekozen (tijdelijk) codificeert. In het licht van het belang dat is gemoeid met de betekeningsvoorschriften, kunnen indieners zich daarmee niet verenigen.

Met het handhaven van de huidige praktijk en het schrappen van de generieke uitzondering wordt er volgens de indieners beter geregeld dat een exploot degene voor wie het bestemd is ook daadwerkelijk bereikt. De huidige wet biedt nu al de mogelijkheid om daar van af te wijken, maar dan moet de feitelijke onmogelijkheid in dat specifieke geval wel vermeld worden in het exploot. Volgens de indieners doet dit meer recht aan de positie van de ontvanger van het exploot (bijvoorbeeld schuldenaren) enerzijds en de positie en de belangen van gerechtsdeurwaarders anderzijds.

Van Nispen Groothuizen