Ontvangen 27 augustus 2020
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
A
In onderdeel Ga, onderdeel 1, wordt «tweede lid» vervangen door «vierde lid».
B
Na onderdeel H wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
H0a
In artikel 34, vijfde lid, onderdeel a, wordt «artikel 17, eerste lid» vervangen door «artikelen 17, eerste lid, of 36b, vierde lid».
C
In onderdeel L wordt «artikel 78ee» vervangen door «artikel 78dd» en wordt «78ff» vervangen door «78dd».
2
Artikel III wordt als volgt gewijzigd:
A
In onderdeel A, onderdeel 1, wordt in het zevende lid «derde lid» vervangen door «zesde lid».
B
Onderdelen B en C komen te luiden:
B
Aan artikel 4:2b worden twee leden toegevoegd, luidende:
7. Als het gaat om een werknemer waarvoor de werkgever een recht heeft op loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d, eerste of tweede lid, van de Participatiewet, wordt de uitkering vermenigvuldigd met de voor die werknemer vastgestelde loonwaarde, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel g, van de Participatiewet.
8. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het zevende lid.
C
Na artikel 6:10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6:11. Overgangsrecht in verband met wijziging samenloop met loonkostensubsidie Participatiewet
De artikelen 3:13, zesde en zevende lid, en 4:2b, zevende en achtste lid, zijn niet van toepassing op de werknemer wiens recht op uitkering als bedoeld in respectievelijk de artikelen 3:7 of 4:2b is ontstaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel III van de Wet van ... tot wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van de regeling voor loonkostensubsidie en enkele andere wijzigingen (uitvoeren breed offensief) (Stb. ..., ...).
3
Na artikel III worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IIIa. WIJZIGING WET TEGEMOETKOMINGEN LOONDOMEIN
De Wet tegemoetkomingen loondomein wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.1, onderdeel c, en in het opschrift van § 2.4. vervalt «en scholingsbelemmerden».
B
Artikel 2.10, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef vervalt «en scholingsbelemmerden».
2. Onderdeel a wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste subonderdeel wordt na «Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten» toegevoegd «, tenzij deze persoon duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in artikel 1a:1 van die wet».
b. Aan het slot van het vijfde subonderdeel wordt na de puntkomma toegevoegd «of».
c. Aan het slot van het zesde subonderdeel vervalt «of» en wordt de puntkomma vervangen door een punt.
d. Het zevende subonderdeel vervalt.
3. Onderdeel c komt te luiden:
c. ten aanzien van wie door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 2.11 een geldige doelgroepverklaring is verstrekt.
C
Artikel 2.11, eerste lid, komt te luiden:
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt aan de werkgever die een dienstbetrekking met een werknemer aangaat die, met inachtneming van artikel 2.10, tweede en derde lid, voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, onderdelen a en b, op diens verzoek een verklaring dat de betreffende werknemer aan de genoemde voorwaarden voldoet en stuurt de werknemer een afschrift van het besluit inzake de doelgroepverklaring. De doelgroepverklaring wordt aangevraagd binnen drie maanden na aanvang van de dienstbetrekking. Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nadere regels worden gesteld met betrekking tot de geldigheid van de doelgroepverklaring, bedoeld in de eerste volzin.
D
In artikel 2.12 vervalt in het opschrift, het eerste en het tweede lid «en scholingsbelemmerden».
E
In het opschrift en de tekst van artikel 2.13 vervalt «en scholingsbelemmerden».
F
Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:
2. Indien het recht op een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden op grond van artikel 2.10, zoals dat luidde voor de datum van inwerkingtreding van artikel IIIa, onderdeel B, van de Wet van ... tot wijziging van Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van de regeling voor loonkostensubsidie en enkele andere wijzigingen (uitvoeren breed offensief) (Stb. ..., ...) is aangevangen voor die datum van inwerkingtreding en dat recht voor die datum niet is geëindigd, wordt dat loonkostenvoordeel in afwijking van artikel 2.12 ten hoogste verstrekt over een aaneengesloten periode van drie jaar vanaf de aanvang van de dienstbetrekking tussen de werkgever en de werknemer, waarbij aan de voorwaarden van artikel 2.10 wordt voldaan, zoals dat luidde voor die datum van inwerkingtreding.
3. Op de aanvraag van een doelgroepverklaring voor het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak met betrekking tot dienstbetrekkingen die zijn aangegaan voor de datum van inwerkingtreding van artikel IIIa, onderdeel C, van de Wet van ... tot wijziging van Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van de regeling voor loonkostensubsidie en enkele andere wijzigingen (uitvoeren breed offensief) (Stb. ..., ...) is artikel 2.11 van toepassing, zoals dat luidde op de dag voor die datum van inwerkingtreding.
4. Vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van artikel IIIa, onderdeel B, van de Wet van ... tot wijziging van Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van de regeling voor loonkostensubsidie en enkele andere wijzigingen (uitvoeren breed offensief) (Stb. ..., ...) wordt onder een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak mede verstaan een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden op grond van het tweede lid of op grond van artikel 2.10, zoals dat luidde voor dat tijdstip van inwerkingtreding.
ARTIKEL IIIb. WIJZIGING WET VAN 23 DECEMBER 2015 TOT WIJZIGING VAN DE PARTICIPATIEWET, DE ZIEKTEWET, DE WET WERK EN INKOMEN NAAR ARBEIDSVERMOGEN EN DE WET FINANCIERING SOCIALE VERZEKERINGEN IN VERBAND MET HARMONISATIE VAN INSTRUMENTEN TER BEVORDERING VAN ARBEIDSDEELNAME VAN ARBEIDSBEPERKTEN (STB. 2015, 547)
Artikel VIII van de Wet van 23 december 2015 tot wijziging van de Participatiewet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met harmonisatie van instrumenten ter bevordering van arbeidsdeelname van arbeidsbeperkten (Stb. 2015, 547) vervalt.
In deze nota van wijziging wordt voorzien in een aantal technische wijzigingen met betrekking tot de wijzigingen die het wetsvoorstel aanbrengt in de Participatiewet en de samenloop tussen een uitkering op grond van de artikelen 3:7 en 4:2b van de Wet arbeid en zorg en loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet. Voorts worden enkele wijzigingen inzake de aanvraagprocedure en de doelgroep van het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak in de Wet tegemoetkomingen loondomein aangebracht en wordt de horizonbepaling voor dat loonkostenvoordeel geschrapt. Deze wijzigingen worden hieronder per onderdeel toegelicht
Onderdeel 1.
In artikel I, dat de Participatiewet wijzigt, worden een aantal technische wijzigingen aangebracht.
Met onderdeel A wordt een foutieve verwijzing hersteld met betrekking tot de wijziging van artikel 18a van de Participatiewet.
Onderdeel B brengt de studietoeslag onder de reikwijdte van het thans bij de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel tot wijziging van de Participatiewet in verband met het uitsluiten van fraudevorderingen bij de vermogenstoets (Kamerstukken: 35374). Genoemd wetsvoorstel voegt een vijfde lid aan artikel 34 van de Participatiewet toe waardoor vorderingen die voortkomen uit een overtreding van de inlichtingenverplichting niet langer als schuld worden betrokken bij de middelentoets voor de algemene bijstand. Aangezien voor de studietoeslag een eigen inlichtingenverplichting opgenomen in artikel 36b, vierde lid, van de Participatiewet, zal gaan gelden wordt met de in onderdeel B opgenomen wijziging deze inlichtingenverplichting opgenomen in artikel 34, vijfde lid. Indien genoemd wetsvoorstel zou worden verworpen dan treedt voornoemde wijziging uiteraard niet in werking. Sowieso kan dit onderdeel pas in werking treden als genoemd wetsvoorstel in werking treedt.
Onderdeel C vernummert het overgangsrecht dat in verband met de samenloop tussen de no-riskpolis en loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet is opgenomen. Deze vernummering vindt zijn oorsprong in de verwerping van het wetsvoorstel tot wijziging van de Participatiewet en enige andere wetten in verband met het opheffen van discriminatoir onderscheid tussen bloedverwanten in de tweede graad en anderen die een gezamenlijke huishouding voeren waarbij sprake is van zorgbehoefte (Kamerstukken 35 174) door de Eerste Kamer. Dit verworpen voorstel voorzag eveneens in overgangsrecht in de Participatiewet.
Onderdeel 2.
In artikel III, dat de Wet arbeid en zorg wijzigt, worden de volgende wijzigingen aangebracht.
Onderdeel A herstelt een onjuiste verwijzing in het door onderhavige wetsvoorstel geïntroduceerde artikel 3:13, zevende lid, van de Wet arbeid en zorg.
Het wetsvoorstel, zoals dat luidde voorafgaand aan deze nota van wijziging, voegde twee leden toe aan artikel 4:2c van de Wet arbeid en zorg. Hiermee wordt geregeld dat, wanneer er recht bestaat op aanvullend geboorteverlof en de werkgever daarnaast recht heeft op loonkostensubsidie voor de betreffende werknemer, de uitkering vermenigvuldigd wordt met de loonwaarde. Hierdoor wordt bewerkstelligd dat de loonkostensubsidie verdisconteerd wordt in de uitkering. Artikel 4:2c van de Wet arbeid en zorg geeft voorschriften voor de aanvraag van het aanvullend geboorteverlof. Artikel 4:2b van de Wet arbeid en zorg regelt het recht en de hoogte van dit geboorteverlof. Daarom wordt het passender geacht bovengenoemde wijziging in artikel 4:2b op te nemen in plaats van artikel 4:2c. De in onderdeel A opgenomen wijziging van artikel III, onderdeel B, van het voorstel voorziet hierin.
Artikel III, onderdeel C, van het wetsvoorstel regelt – middels een in de Wet arbeid en zorg in te voegen artikel 6:11 – overgangsrecht met betrekking tot het nieuwe systeem voor de samenloop tussen een uitkering op grond van artikel 3:7 en loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet. Hierdoor hoeft een lopende uitkering op het moment de inwerkingtreding niet herzien te worden; het oude systeem blijft gelden voor deze lopende uitkeringen. Het aanvullend geboorteverlof was niet opgenomen in dit overgangsrecht. Ten aanzien van deze uitkering spelen echter dezelfde overwegingen met betrekking tot de overgang naar het nieuwe systeem. Daarom wordt artikel 6:11 aangepast waardoor dezelfde overgangsprocedure zal gelden voor het aanvullend geboorteverlof. Voorts wordt artikel 6:11 voorzien van een opschrift.
Onderdeel 3.
Het nieuwe artikel IIIa bevat een aantal wijzigingen van de Wet tegemoetkomingen loondomein.
In de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) wordt een aantal wijzigingen voorgesteld die verband houden met een andere aanvraagprocedure van de doelgroepverklaring voor het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden (hierna: LKV-banenafspraak).
In de brief over het Breed Offensief Participatiewet1 heeft het kabinet aangekondigd het LKV-banenafspraak structureel te maken2 en de doelgroepverklaring voor dit LKV af te schaffen. Deze maatregelen hangen samen met het beoogde wetsvoorstel voor de vereenvoudiging van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. In de brieven van 20 november 2018 en 4 juli 20193 heeft het kabinet de inhoud van dit wetsvoorstel nader toegelicht. Naar verwachting kan dit wetsvoorstel eind 2020 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Vooruitlopend hierop wordt voorgesteld om de doelgroepverklaring voor het LKV-banenafspraak die nu door de werknemer bij het UWV wordt aangevraagd, voortaan door de werkgever te laten aanvragen. Dit vinden werkgevers een stap in de goede richting om het voor hen eenvoudiger te maken voor het LKV-banenafspraak in aanmerking te komen. Om de uitvoering tijdig zekerheid te geven dat de wijzigingen doorgaan, zijn deze met de aanpassing van artikel 2.11 van de Wtl in artikel IIIa, onderdeel C, hier opgenomen.
De doelgroepverklaring LKV-banenafspraak is een verklaring van het UWV dat de werknemer voldoet aan de voorwaarden van het LKV. In de huidige situatie vraagt de werknemer (of diens gemachtigde) deze doelgroepverklaring bij het UWV aan. De werknemer kan daartoe echter niet worden verplicht. Werkgevers hebben daardoor te maken met administratieve rompslomp en ervaren het als onrechtvaardig dat ze het LKV-banenafspraak mislopen als de werknemer niet (of te laat) de doelgroepverklaring aanvraagt. Dit probleem is tijdens het rondetafelgesprek over de eindevaluatie van de Participatiewet (gehouden op 20 februari 2020 in de Tweede Kamer) naar voren gebracht door werkgevers. Ook is hier door de leden van de fractie van de VVD in de nota naar aanleiding van het verslag bij de Wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van de regeling voor loonkostensubsidie en enkele andere wijzigingen (uitvoeren breed offensief) aandacht voor gevraagd4.
Door de werkgevers de doelgroepverklaring te laten aanvragen wordt de genoemde administratieve rompslomp en het risico op het mislopen van het LKV-banenafspraak voorkomen. De werkgever krijgt de regie op het hele aanvraagproces van het LKV-banenafspraak. Dit kan het gebruik en de effectiviteit van het instrument LKV-banenafspraak vergroten. De werknemer hoeft geen actie meer te ondernemen. UWV stuurt wel een kopie van de doelgroepverklaring aan de werknemer. De wijziging van de aanvraagprocedure betekent zowel voor de werkgever als voor de werknemer een vereenvoudiging. Daardoor dalen ook de administratieve lasten.
Anders dan bij de andere loonkostenvoordelen op grond van de Wtl kan de werkgever via raadpleging van het doelgroepregister zien voor welke werknemers hij een doelgroepverklaring LKV-banenafspraak kan aanvragen. De overige voorwaarden om in aanmerking te komen voor het LKV-banenafspraak veranderen niet.
De beoogde datum van inwerkingtreding van de wijziging is 1 januari 2022. De werkgever kan de doelgroepverklaring voor het LKV-banenafspraak bij het UWV aanvragen voor dienstbetrekkingen die zijn aangevangen op of na 1 januari 2022. De aanvraagprocedure voor dienstbetrekkingen die zijn aangevangen vóór die datum blijft ongewijzigd op grond van het nieuwe artikel 6.2, derde lid, van de Wet (artikel IIIa, onderdeel F). De werknemer of diens gemachtigde vraagt deze aan.
Ten gevolge van deze wijziging in de aanvraagprocedure van de doelgroepverklaring voor het LKV- banenafspraak is het tevens noodzakelijk de doelgroep van het LKV-banenafspraak in lijn te brengen met de doelgroep banenafspraak. Alleen dan kan de aanvraagprocedure voor de werkgever en de werknemer worden vereenvoudigd. En kunnen werkgevers op basis van het doelgroepregister bepalen of zij in aanmerking komen voor het LKV-banenafspraak.
Op dit moment verschilt de doelgroep voor het LKV-banenafspraak van twee subgroepen in de doelgroep banenafspraak. Het gaat om de groep scholingsbelemmerden5 en de groep Wajongers die duurzaam geen arbeidsvermogen heeft.
De groep scholingsbelemmerden en de Wajongers die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben6 behoren in de huidige situatie wel tot de doelgroep van het LKV-banenafspraak maar niet tot de doelgroep banenafspraak en zijn daarom niet opgenomen in het doelgroepregister. Deze nota van wijziging heft dit verschil op. Er is dan geen onderscheid meer tussen de doelgroep voor het LKV- banenafspraak en de doelgroep banenafspraak zoals opgenomen in het doelgroepregister. Artikel IIIa, onderdelen A, B, D en E voorzien daarin. Vanwege het belang van eenvoud voor werkgevers, de positieve gevolgen voor de werkgevers en de mensen in de doelgroep banenafspraak, heeft de regering ervoor gekozen om de wet op dit punt te wijzigen. Het gaat in totaal om een zeer kleine groep mensen, voor wie in een aantal gevallen ook aanspraak op het lage inkomensvoordeel (LIV) mogelijk is.
Zoals eerder aangegeven loopt de vereenvoudiging van de aanvraagprocedure vooruit op het structureel maken van het LKV-banenafspraak en de definitieve afschaffing van de doelgroepverklaring voor het LKV-banenafspraak. Niet alleen voor de vereenvoudiging van de aanvraagprocedure maar ook voor deze nog op stapel staande verdere verbeteringen van het LKV-banenafspraak is het noodzakelijk dat beide doelgroepen gelijk zijn.
De groep scholingsbelemmerden bestaat uit mensen die in verband met ziekte of gebrek een belemmering hebben ondervonden bij het volgen van onderwijs en binnen vijf jaar na afronding van dat onderwijs arbeid in dienstbetrekking zijn gaan verrichten. Voor de grootste groep scholingsbelemmerden heeft de aanpassing geen gevolgen. Als de werknemer met een scholingsbelemmering bijvoorbeeld ook een Wajong-uitkering ontvangt of schoolverlater is van het voortgezet speciaal onderwijs of praktijkonderwijs7, dan behoren ze tot de doelgroep banenafspraak en blijven ze tot de doelgroep LKV-banenafspraak behoren. Zij zijn dan ook opgenomen in het doelgroepregister banenafspraak. Door de maatregel vervalt het recht op LKV- banenafspraak dus alleen voor de groep scholingsbelemmerden die niet in het doelgroepregister banenafspraak zijn opgenomen. Uit cijfers van UWV blijkt dat ervoor circa 100 scholingsbelemmerden die niet in het doelgroepregister banenafspraak zijn opgenomen LKV-banenafspraak is ontvangen. Werkgevers kunnen voor een aantal van hen mogelijk wel in aanmerking voor het LIV, als aan de voorwaarden wordt voldaan.
De andere groep betreft de mensen waarvan op grond van de Wajong8 is geoordeeld dat zij duurzaam geen arbeidsvermogen hebben. Deze mensen behoren niet tot de doelgroep banenafspraak. Op basis van deze wetswijziging behoren zij ook niet langer tot de doelgroep LKV-banenafspraak. Uit cijfers van UWV blijkt dat ervoor circa 200 Wajongers die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben een LKV-banenafspraak is ontvangen. Werkgevers kunnen voor een aantal van hen mogelijk wel in aanmerking komen voor het LIV, als aan de voorwaarden wordt voldaan. De beoogde datum van inwerkingtreding van de wijzigingen is 1 januari 2022.
Voor scholingsbelemmerden en Wajongers die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben en in dienst zijn getreden vóór 1 januari 2022 is voorzien in overgangsrecht. Voor hen blijven de oude regels gelden. Als een scholingsbelemmerde bijvoorbeeld in dienst treedt op 30 december 2021 en er is door UWV voor 30 maart 2022 een geldige doelgroepverklaring afgegeven, dan kan de werkgever voor deze werknemer nog voor maximaal drie jaar in aanmerking komen voor het LKV-banenafspraak, mits aan de overige voorwaarden is voldaan. Werkgevers die op of na 1 januari 2022 een scholingsbelemmerde of een Wajonger zonder duurzaam arbeidsvermogen in dienst nemen, hebben geen recht op het LKV-banenafspraak. Het nieuwe artikel 6.2, tweede lid, van de Wtl, opgenomen in artikel IIIa, onderdeel F, voorziet in dit overgangsrecht. Op grond van dit overgangsartikel wordt onder een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak mede verstaan een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden. Dit vereenvoudigt de technische uitvoerbaarheid van de wijziging in benaming van het loonkostenvoordeel.
Het nieuwe artikel IIIb regelt het afschaffen van de zogenoemde horizonbepaling voor het LKV Banenafspraak. Deze horizonbepaling, opgenomen in artikel VIII van de Wet van 23 december 2015 tot wijziging van de Participatiewet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met harmonisatie van instrumenten ter bevordering van arbeidsdeelname van arbeidsbeperkten (Stb. 2015, 547) strekte ertoe dat paragraaf 2.4 van de Wet tegemoetkomingen loondomein vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Bij koninklijk besluit9 is de datum van inwerkingtreding van deze horizonbepaling vastgesteld op 1 januari 2021. Zonder nadere regelgeving vervalt daardoor het LKV banenafspraak per 1 januari 2021. De regering wenst echter de regeling voor onbeperkte duur voort te zetten, omdat het LKV-banenafspraak een gericht instrument is om mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt meer kans te geven op een baan. Artikel VIII van die wet dient daarom te vervallen. Artikel IIIb voorziet hierin.
De beoogde inwerkingtredingsdatum van het onderhavige wetsvoorstel is 1 juli 2021. Om te voorkomen dat het LKV-banenafspraak na 1 januari 2021 stopt, zal voor 1 januari 2021 de inwerkingtredingsdatum van de horizonbepaling (1 januari 2021) per koninklijk besluit worden geschrapt. Daardoor blijft het LKV-banenafspraak ook na die datum doorlopen. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Tweede Kamer hierover geïnformeerd bij brief van 2 juli 2020 over de resultaten van de banenafspraak over 201910.
Duidelijkheidshalve zij opgemerkt dat artikel VIII van de Wet van 23 december 2015 bij de invoering van de Wet tegemoetkomingen loondomein opnieuw is geformuleerd. In de nieuwe versie van artikel VIII, zoals geformuleerd in artikel 5.2, onderdeel A, van die wet in Staatsblad 2015, 542, is niet langer sprake van een wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen, maar van een wijziging van de Wet tegemoetkomingen loondomein, waarin alle bepalingen over het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak uit de Wet tegemoetkomingen loondomein worden geschrapt.
Het schrappen van de horizonbepaling per 2021 leidt vanaf 2022 (vanwege uitbetaling in jaar t+1) tot extra uitgaven. De uitgaven nemen jaarlijks toe vanwege de ingroei van de doelgroep van het LKV-banenafspraak. De extra uitgaven zijn al verwerkt in de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Financiële gevolgen schrappen horizonbepaling per 2021 (x € 1 mln.) |
0 |
0 |
33 |
36 |
40 |
44 |
Adviezen en consultatie
UWV en de Belastingdienst hebben aangegeven dat de wijzigingen voor de aanpassingen van de doelgroepverklaring LKV-banenafspraak uitvoerbaar zijn. UWV stelt daarvoor als voorwaarde dat het voor de verschillende onderdelen die op verschillende data in werking moeten treden, tijdig de implementatieopdrachten van SZW ontvangt. SZW zal met UWV overleggen op welke wijze SZW aan deze wens tegemoet kan komen en op grond van de uitkomst van die gesprekken daarvoor de benodigde stappen kan ondernemen. Aan het verzoek van UWV om in de memorie van toelichting teksten toe te voegen over met name over het overgangsrecht voor Wajongers met duurzaam geen arbeidsvermogen en scholingsbelemmerden heeft de regering voldaan.
Het Adviescollege regeldruk heeft in zijn advies geadviseerd om de regeldrukgevolgen van de wijziging in de aanvraag van de doelgroepverklaring loonkostenvoordeel banenafspraak te beschrijven. Naar aanleiding van dit advies is onderstaande passage opgenomen.
De wijziging van de aanvraagprocedure van de doelgroepverklaring LKV-banenafspraak leidt naar verwachting tot een daling van de administratieve lasten voor de werkgevers. Werkgevers zijn met wijziging niet meer afhankelijk van de opstelling van hun werknemer. Ook hoeven zij de werknemer niet meer te begeleiden in het aanvraagproces. Voor de werknemer betekent de wijziging in de aanvraagprocedure een afname in de administratieve lasten, omdat hij de doelgroepverklaring niet meer hoeft aan te vragen. Naar schatting nemen de regeldrukkosten met circa 300.000 euro af door deze wijziging. Het afschaffen van de doelgroepverklaring LKV-banenafspraak leidt zowel bij de werkgevers als bij de werknemers tot een daling van de administratieve lasten. Om in aanmerking te komen voor dit LKV is een doelgroepverklaring dan niet meer nodig. Naar schatting nemen de regeldrukkosten hierdoor verder af met circa € 600.000 euro.
Bij de internetconsulatie sprak een aantal respondenten hun steun uit voor de vereenvoudiging van de aanvraagprocedure van de doelgroepverklaring voor het LKV-banenafspraak. Respondenten hebben verder opmerkingen gemaakt over het tijdspad om deze vereenvoudigingen te realiseren en over andere vormen van loonkostenvoordelen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van ’t Wout