Gepubliceerd: 29 november 2019
Indiener(s): Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66)
Onderwerpen: cultuur en recreatie huisvesting huren en verhuren organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35353-4.html
ID: 35353-4

Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 23 oktober 2019 en het nader rapport d.d. 26 november 2019, aangeboden aan de Koning door de Minister van Milieu en Wonen. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 10 juli 2019 machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 23 oktober 2019, no. No. W04.19.0184/I, bied ik U hierbij aan.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen bij het voorstel. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

naar aanleiding van de opmerking in de redactionele bijlage is in onderdeel L aan artikel 52 van de Huisvestingswet 2014 een evaluatiebepaling toegevoegd.

Verder is van de gelegenheid gebruikgemaakt om enkele wijzigingen in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting aan te brengen.

  • Het in het wetsvoorstel opgenomen dagencriterium is gewijzigd in een nachtencriterium, omdat dit beter aansluit bij de praktijk van de verhuur van woonruimte aan toeristen. De woonruimte wordt immers per nacht aangeboden.

  • Aan artikel 23 en het voorgestelde artikel 23f van de Huisvestingswet 2014 is toegevoegd dat de burgemeester en wethouders, in afwijking van artikel 2:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, de elektronische weg openstellen voor de aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 21, artikel 22 of het voorgestelde artikel 23c, eerste lid, van de huisvestingswet 2014. Hiermee wordt voldaan aan het vereiste in artikel 8 van de Dienstenrichtlijn dat de aanvraag van een vergunning op afstand en met elektronische middelen via één-loket mogelijk moet zijn. In de gemeenten waar deze mogelijkheid nog niet wordt geboden, worden de administratieve lasten voor aanvragers van zo een vergunning aanzienlijk verminderd.

  • In de artikelswijze toelichting bij de voorgestelde artikelen 23d en 23e van de Huisvestingswet 2014 is nader ingegaan op het belang van de inrichting en het beheer van een uniform, laagdrempelig en gebruiksvriendelijk elektronisch registratiesysteem en het gebruik daarvan.

  • In het toegevoegde artikel III wordt voorzien in de samenloop van dit wetsvoorstel met het bij koninklijke boodschap van 10 juli 2019 ingediende voorstel tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht (35 256). Dat wetsvoorstel regelt net als dit wetsvoorstel een bevoegdheid voor het college van burgemeester en wethouders tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien een betrokkene geen medewerking verleent aan een gemeentelijke toezichthouder ter handhaving van de verplichting om aan een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die hij redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden. Aangezien daarmee een algemene bevoegdheid wordt gecreëerd in de Algemene wet bestuursrecht, wordt na de inwerkingtreding van dat wetsvoorstel de voorgestelde wijziging in dit wetsvoorstel overbodig en komt deze te vervallen.

Verder is een aantal verbeteringen en verduidelijkingen van ondergeschikte aard aangebracht.

De Afdeling adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.

De waarnemend vice-president van de Raad van State,

S.F.M. Wortmann

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister voor Milieu en Wonen, S. van Veldhoven-van der Meer