Voorgesteld tijdens het Wetgevingsoverleg van 4 december 2019
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de vergunningverlening voor het (her)bouwen van stallen en het houden van dieren in de veehouderij het bevoegd gezag op dit moment geen (aanvullende) voorwaarden kan stellen met het oog op dierenwelzijn, zoals de voorwaarde dat de betreffende veehouder niet eerder is veroordeeld voor het mishandelen of verwaarlozen van dieren;
constaterende dat mede daardoor iemand die in een andere Europese lidstaat bij herhaling is veroordeeld voor dierenmishandeling en dierverwaarlozing en zelfs een beroepsverbod opgelegd kreeg, in Nederland gewoon een vergunning kan krijgen voor het starten, uitbreiden of herbouwen van een megavarkensbedrijf;
spreekt uit dat dit zeer ongewenst is;
spreekt uit dat, als er veehouders moeten stoppen, het als eerste de veehouders zouden moeten zijn die veroordeeld zijn voor dierenmishandeling of dierverwaarlozing;
verzoekt de regering, de vergunningsvoorwaarden voor het (her)bouwen van stallen en houden van dieren op korte termijn aan te scherpen, in elk geval zó dat iemand die in Nederland en/of in een ander land is veroordeeld voor dierenmishandeling of dierverwaarlozing, geen vergunning meer kan krijgen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Ouwehand