Vastgesteld 28 november 2019
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen afdoende zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de regels voor de aanpak van de stikstofproblematiek in relatie tot natuur (Spoedwet aanpak stikstof). Deze leden hebben nog vragen en opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie hebben de volgende vragen over het wetsvoorstel. Waarom legt de regering zich volledig neer bij de politieke opvatting dat er een stikstofprobleem is in Nederland? Welke juridische en/of (Europese) politieke acties heeft de regering ondernomen om de stikstofregels en de gevolgen van de uitspraak over het Programma Aanpak Stikstof (PAS) van de Raad van State in mei 2019 te neutraliseren of opzij te zetten? Is de Europese Unie (EU) een inbreukprocedure tegen Nederland gestart vanwege de stikstofuitstoot? Is Nederland bereid om de Habitatrichtlijn te veranderen of naast zich neer te leggen? Zo nee, waarom niet? Zijn alle juridische en politieke mogelijkheden die Nederland kan nemen tegen de huidige strenge stikstofregels onderzocht en in kaart gebracht? Zo ja, welke zijn dat? Zo nee, waarom is dat niet gedaan? Sinds wanneer bestaat dit zogenaamde stikstofprobleem? Hoeveel is de stikstofuitstoot afgenomen in de afgelopen 30 jaar? Waarom zijn er geen stikstofproblemen in andere intensieve landbouwgebieden in Europa, zoals België, Frankrijk, Duitsland, Denemarken, Noord-Italië, zowel lokaal als regionaal? Welke drempelwaarden gelden in deze landen voor stikstof? Is er een verband tussen bevolkingsdichtheid en stikstofuitstoot? Is bekend hoeveel extra financiële en administratieve lasten deze spoedwet gaat veroorzaken per sector? Zo nee, waarom is dat niet bekend? Welke belangenorganisaties en deskundigen zijn er geraadpleegd voor het opstellen van deze spoedwet? Waarom is er in de spoedwet niet gekozen voor meer weidegang?
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de regels voor de aanpak van de stikstofproblematiek in relatie tot natuur (Spoedwet aanpak stikstof). Deze leden hebben evenwel nog enige vragen. Zij realiseren zich dat de woningnood een urgente situatie is en een spoedwet rechtvaardigt. Zij vinden het echter jammer dat er zo’n korte voorbereidingstijd is om deze wet in de Tweede Kamer te kunnen behandelen. Is er extra aandacht gestoken in een zorgvuldige en juridisch houdbare aanpak? Juist nu sprake is van spoedwetgeving dreigt het gevaar van lacunes in de wet. Graag vernemen zij op welke wijze gewaarborgd is dat deze wet aan de hoge eisen van juridische kwaliteit voldoet.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de regels voor de aanpak van de stikstofproblematiek in relatie tot natuur (Spoedwet aanpak stikstof). Deze leden zien het belang van de wijziging in het kader van sociaaleconomische gevolgen van de vertraging van allerlei projecten en de vertraging van de realisatie van maatschappelijk opgaven, zoals woningbouw. Hierbij moeten natuurherstel en de vermindering van de stikstofbelasting op Natura 2000-gebieden in Nederland centraal komen te staan. Er is te lang op de pof van de natuur geleefd, waardoor de huidige staat van instandhouding in vele natuurgebieden zeer slecht is.
Over de voorliggende wetswijziging hebben de leden van de D66-fractie nog enkele vragen. In de memorie van toelichting lezen deze leden dat deze maatregelen vooruitlopen op de samenhangende, alomvattende aanpak waartoe het kabinet nog zal besluiten op basis van het advies van het Adviescollege Stikstofproblematiek over de lange termijn. Zij zijn blij te lezen dat de stikstofreductie voor 30% wordt gebruikt om bij te dragen aan de vermindering van de stikstofbelasting op de Natura 2000-gebieden. Er wordt ook gesteld dat een bijdrage wordt geleverd door de voorziene afroming van de stikstofdepositieruimte die bij externe saldering ter beschikking wordt gesteld voor nieuwe vergunningverlening. Hoeveel procent van de stikstofruimte wordt terug gegeven aan de natuur?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben grote vraagtekens bij de juridische houdbaarheid hiervan, bij gebrek aan een veelomvattende aanpak van de stikstofproblematiek.
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgestelde regels voor de aanpak van de stikstofproblematiek in relatie tot natuur (Spoedwet aanpak stikstof). Deze leden merken op dat er sinds de negatieve uitspraken van het Europese Hof en de Raad van State over het PAS reeds geruime tijd is verstreken alvorens deze wet naar de Kamer is gestuurd. Niettemin onderschrijven zij de noodzaak van deze wet gezien de zorgwekkende staat waarin veel Natura 2000-gebieden zich bevinden als gevolg van de te grote stikstofdepositie. Ook de grote (woning)bouwopgave maakt dringend ingrijpen noodzakelijk. Zij betreuren het dat de wet niet voorziet in maatregelen om de omvang van de veestapel in de nabijheid van kwetsbare natuur te verkleinen, zoals geadviseerd door het Adviescollege Stikstofproblematiek. De leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen over het wetsvoorstel.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Spoedwet aanpak stikstof. Deze leden delen de mening van de regering dat er behalve aan stikstofreducerende maatregelen en aan natuurherstel op korte termijn ook behoefte is aan het weer vlot trekken van met name de woningbouw. Zij begrijpen ook dat er een wettelijke regeling nodig is, onder andere om het mogelijk te maken dat er drempelwaarden kunnen worden ingesteld of om invloed te kunnen uitoefenen op de samenstelling van veevoer. Toch hebben zij vragen over met name de effectiviteit van de voorgestelde nieuwe instrumenten voor de korte termijn en de juridische houdbaarheid daarvan.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben in deze fase van de behandeling van het wetsvoorstel geen behoefte aan een nadere toelichting.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met verbijstering kennisgenomen van de Spoedwet aanpak stikstof en constateren dat de regering zich met dit wetsvoorstel, willens en wetens, niet aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen houdt. Om schade aan de economie te voorkomen, wordt schade aan de natuur op de koop toegenomen. Alhoewel de PAS-uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 indruk heeft gemaakt, lijkt de strekking ervan alweer te zijn vergeten en voert de regering een klein halfjaar later schaamteloos een PAS 2.0 door: de PAS in een nieuwe jas.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende spoedwet. Zij begrijpen de noodzaak om maatregelen te treffen om onder meer bouwprojecten uit het slop te trekken. Zij hebben wel enkele kritische vragen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het wetsvoorstel voorziet in een aantal instrumenten, waaronder een drempelwaarde. In de memorie van toelichting wordt gesproken van «voor nader te omschrijven categorieën van projecten en andere handelingen». Aan welke categorieën van projecten en andere handelingen wordt hier gedacht? Verder wordt aangegeven dat voorzien wordt in versnelde procedures op grond van de Crisis- en Herstelwet ten aanzien van besluiten die noodzakelijk zijn voor bescherming, verbetering en herstel van de natuur in Natura 2000-gebieden. Graag vernemen deze leden welke versnelling hier gerealiseerd kan worden. Zij vernemen graag of in de Crisis- en Herstelwet tegelijkertijd ook kan worden opgenomen dat aanwijzingsbesluiten van Natura 2000-gebieden worden opgeschoond, met als doel om de instandhoudingsdoelen die niet voortvloeien uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, waaronder habitattypen die na aanwijzing nog zijn toegevoegd, waar mogelijk te schrappen. Voorts kan als doel gelden dat ingezet wordt op het samenvoegen of herindelen van natuurgebieden en dat het zogenoemde «wijzigingsbesluit aanwezige waarden» niet zal worden vastgesteld. Graag vernemen zij de visie van de regering daarop.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben er geen vertrouwen in dat dit wetsvoorstel ervoor zorgt dat de stikstofproblematiek op duurzame wijze wordt opgelost. Deze leden zijn van mening dat er vooral gefocust moet worden op het daadwerkelijk oplossen van de problemen rondom stikstofdepositie en dat het misplaatst is dat hier in deze fase al op wordt vooruitgelopen middels de invoering van een drempelwaarde. Zij merken op dat de Afdeling advisering van de Raad van State zeer sceptisch is over de juridische houdbaarheid van het wetsvoorstel. Zij delen deze scepsis. Daardoor is er een risico dat Nederland over een tijd een nog grotere stikstofproblematiek kent. De Afdeling advisering wijst erop dat om aan de Habitatrichtlijn te voldoen, er een gebiedsgericht, geloofwaardig en effectief pakket van maatregelen nodig is voordat men kan denken aan de invoering van een drempelwaarde. Is de regering werkelijk van mening dat deze wet een gebiedsgericht, geloofwaardig en effectief pakket is waardoor een drempelwaarde juridisch houdbaar is? Kan de regering een uitgebreide toelichting geven over de rol van de provincies bij de uitvoering van dit wetsvoorstel?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen in het licht van bovenstaande kritiek op de juridische houdbaarheid van het wetsvoorstel of een regeling waarin vastgelegd wordt met welk percentage de stikstofdepositie gedaald moet zijn tegen een nader te bepalen datum, het wetsvoorstel juridisch houdbaarder maakt. Kan de regering per Natura 2000-gebied in kaart brengen wat een dergelijke regeling betekent voor de specifieke kritische depositiewaarde in dat gebied, met een generieke reductie in de veehouderijsector van 19% in 2025, 34% in 2030 en 50% in 2035, en bij een generieke sectorbrede reductie van 50%?
De leden van de GroenLinks-fractie vinden dat in deze fase de invoering van de mogelijkheid voor een drempelwaarde niet aan de orde is, aangezien het wetsvoorstel niet gepaard gaat met een veel omvattender maatregelenpakket, zoals ook de Afdeling advisering van de Raad van State adviseert. Is de regering dat met deze leden eens? Kan de regering aangegeven hoeveel stikstofruimte met het voorgenomen maatregelenpakket in dit wetsvoorstel gerealiseerd wordt per Natura 2000-gebied?
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de belangrijkste maatregelen uit de wet later per ministeriële regeling worden ingevuld. Het is nog onduidelijk wat deze invulling precies is. Deze nadere invulling is essentieel voor de beoordeling van dit wetsvoorstel. Is de regering het met deze leden eens dat de belangrijkste onderdelen van de wet nog per ministeriële regeling moeten worden ingevuld? Waarom is niet gewacht met de indiening van dit wetsvoorstel voordat de nadere invulling duidelijker was? Deelt de regering de analyse dat het parlement nu gevraagd wordt blind in te stemmen met toekomstig beleid waarvan de precieze invulling nog volstrekt onbekend is?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af wat exact de spoed is achter deze spoedwet, aangezien er nog veel onduidelijkheid is over de invulling van later in te voeren ministeriële regelingen. Was een betere aanpak niet geweest om zaken die daadwerkelijk nu per wet moeten worden geregeld per spoedwet te regelen, en andere zaken pas later, wanneer hierover meer bekend is? Kan de regering per onderdeel van de wet specificeren waarom hoge spoed noodzakelijk is? Wanneer kan verwacht worden dat de eerste ruimte ontstaat in de stikstofbank? Wanneer wordt de maximumsnelheid verlaagd? Wanneer kan de drempelwaarde gebruikt gaan worden? Wanneer volgen de maatregelen die substantiële stikstofvermindering op gaan leveren? Wanneer worden deze maatregelen uitgevoerd?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de wet de mogelijkheid biedt voor een drempelwaarde óf een stikstofregistratiesysteem. Betekent dit dat beide systemen niet naast elkaar kunnen bestaan? Kan de regering uitgebreid toelichten hoe dit zit? Wordt hiermee niet een risico gecreëerd op het dubbel uitgeven van stikstofruimte?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering om een toelichting op dit wetsvoorstel aan de hand van artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet.
Het valt de leden van de PvdA-fractie op dat een groot aantal aspecten van het wetsvoorstel zoals drempelwaarden en maximumsnelheid via een ministeriële regeling wordt vastgelegd. Daarmee wordt de parlementaire controle op deze instrumenten belemmerd. Deelt de regering deze mening? Zo ja, waarom is er dan niet gekozen voor algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s) met een voorhangprocedure? Zo nee, waarom niet?
Hoe verloopt de huidige vergunningverlening in de praktijk, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Is het waar dat gemeenten, provincies en regionale uitvoeringsdiensten in afwachting van nadere maatregelen en de onduidelijkheid daarover terughoudend zijn bij het verlenen van vergunningen en dat het aantal onverwerkte aanvragen oploopt? Wat gaat de regering concreet doen en per wanneer om te bevorderen dat de vergunningverlening weer op gang komt en achterstanden voorkomen worden? Hoe beziet de regering in dit licht ook de opmerkingen van Afdeling advisering van de Raad van State dat niet inzichtelijk is wat op de korte maar ook op de langere termijn nodig is om de huidige problemen te beheersen en zo mogelijk op te lossen? Wat is de stand van zaken in het overleg met de provincies over de beleidsregels voor de vergunningverlening, in het bijzonder de wijze waarop wordt omgegaan met de latente ruimte in de vergunningen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie stellen dat de kern van de stikstofcrisis ligt bij het feit dat de Nederlandse natuur gebukt gaat onder een dichte stikstofdeken. Gemiddeld ligt de neerslag van schadelijke stikstofverbindingen drie maal hoger dan natuurgebieden kunnen verdragen. Bovendien hoopt stikstof zich op, dus zolang de neerslag boven een gezonde grens ligt, de kritische depositiewaarde (kdw), gaat de kwaliteit van een natuurgebied achteruit, en dát is precies wat voorkomen moet worden volgens de Vogel- en Habitatrichtlijn. Het ziet er echter niet naar uit dat de regering zich hier grote zorgen over maakt. De zorgen gaan naar de bouw, wegen, boeren en vliegvelden, want die moeten door kunnen gaan met hun activiteiten, opdat de economie zal blijven groeien. Na het klimaat wordt nu ook onze eigen natuur geofferd op het altaar van de economie.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn overtuigd van de waarde van de natuur op zich. Niet in dienst van de mens, maar intrinsiek en verbonden in een ecosysteem waar ook de mens deel van uitmaakt. Deze leden vinden het ernstig dat de regering niet uit zichzelf natuurbescherming vooropzet maar daar Europese wetgeving voor nodig heeft. Zij vinden het al helemaal ontoelaatbaar als we ons zelfs niet aan die Europese minimumvereisten kunnen houden.
De leden van de 50PLUS-fractie danken de regering voor het toezenden van de Spoedwet aanpak stikstof. Deze leden zouden nog wel graag de volgende vragen beantwoord zien. Klopt het dat onderscheid moet worden gemaakt tussen maatregelen die voortvloeien uit lid 1 en 2 (artikel 6 van de Habitatrichtlijn) en lid 3 en 4 (artikel 6 van de Habitatrichtlijn)? Kan de regering dit toelichten? Hoe wordt dit onderscheid gemaakt tussen deze maatregelen volgens de regering? Hoe groot acht de regering de kans dat de 30%/ 70%-regeling in strijd is met de Habitatrichtlijn, zolang er sprake is van overbelasting met stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden? Wat is volgens de regering de juridische onderbouwing van de 30%/70%-verdeling? Zijn er volgens de regering mogelijkheden om de 30%/70%-verdeling juridisch aan te vechten? Wat zouden de gevolgen daarvan zijn? Hoe oordeelt de regering over de stelling dat vrijwillige maatregelen niet als vaststaand kunnen worden meegenomen? De Raad van State wijst op het belang van een geloofwaardig en effectief pakket aan maatregelen, maar emissiereducerende technieken zoals mestvergisters, emissiearme vloeren en luchtwassers hebben in het verleden niet altijd tot verwachte of gewenste resultaten geleid. Deelt de regering de zorgen dat de inzet op technieken onvoldoende zullen bijdragen aan een geloofwaardig en effectief pakket? Kan de regering dit nader toelichten? Op welke datum eindigt de werking van de spoedwet? Vervallen daarmee tegelijkertijd de voorgenomen wijzigingen van de Wet natuurbescherming (Wnb) uit de spoedwet? Kan de regering aangeven welke elementen uit de spoedwet randvoorwaardelijk of bepalend zijn voor verder beleid en wettelijke kaders? Kan de regering aangeven hoeveel stikstofruimte met het voorgenomen maatregelenpakket gerealiseerd wordt per Natura 2000-gebied binnen de werkingstermijn van onderhavige wet? Wat zijn de gevolgen indien de realisatie van ruimte onvoldoende blijkt? Op welke wijze wordt zeker gesteld dat de stikstofruimte per Natura 2000-gebied voor vergunningverlening te allen tijde onder de gerealiseerde stikstofruimte per Natura 2000-gebied blijft? Kunnen de behaalde resultaten voor stikstofreductie randvoorwaardelijk worden gemaakt voor bindende afspraken op langere termijn? Heeft de regering overwogen om geld te lenen van de Europese Centrale Bank (ECB) om de stikstofproblematiek aan te pakken en de transitie naar ecologische kringlooplandbouw te bewerkstelligen? Welke toekomstige (internationale) doelstellingen op het gebied van biodiversiteit, water-, lucht-, en bodemkwaliteit liggen wel of niet op koers om gehaald te worden? Acht de regering het nodig dat maatregelen omtrent de aanpak van stikstof ook op haalbaarheid van deze doelstellingen moet worden getoetst?
De leden van de PVV-fractie vragen welke planten en dieren er zijn verdwenen uit Nederland vanwege stikstof de afgelopen jaren en welke erbij zijn gekomen. Kan de regering een uitgebreide berekening en onderbouwing geven van de verwachte daling van de stikstofuitstoot voor wat betreft de snelheidsverlaging naar 100 kilometer per uur (km/u). Hoeveel extra stikstofuitstoot wordt veroorzaakt door de Duitse sjoemeldiesels? Hoe gaat de regering 100 km/u handhaven? Hoeveel extra stikstofuitstoot wordt veroorzaakt door het kabinetsbeleid om biomassa (houtsnippers) te verbranden? Klopt het dat moderne gascentrales de helft minder stikstof uitstoten dan biomassacentrales? Kan de regering garanderen dat provincies en gemeenten geen extra stikstofregels gaan invoeren?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering inzet op het terugbrengen van de stikstofbelasting en het intensiveren van natuurherstel. In het bijzonder wordt de continuïteit van de bouwsector benoemd. Deze leden missen in deze paragraaf de erkenning dat de landbouw een onderdeel kan zijn van de oplossing. Kan de regering ook bevestigen dat de landbouw niet de oorzaak is van het stikstofprobleem?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe groot de regering het risico acht dat de 30%/70%-regeling in strijd is met de Habitatrichtlijn zolang er sprake is van overbelasting met stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.
De leden van de SP-fractie merken op uit te kijken naar de maatregelen die de regering aankondigt voor de reductie van de stikstofuitstoot op de langere termijn. Maatregelen voor natuurbehoud en -herstel juichen deze leden van harte toe. Derhalve vragen zij zich af hoe is gekomen tot de bepaling dat 70% van de stikstofreductie kan worden ingezet voor bouwactiviteiten en 30% ten bate van de natuur. Verwacht de regering dat deze verdeelsleutel juridisch standhoudt? Waarom is er bijvoorbeeld niet gekozen voor een verdeling van 50%/50%? Kan de regering de kans op overschrijding van depositiewaarden op Natura 2000-gebieden uitsluiten bij de gekozen verdeling van 30%/70%? Verder zijn deze leden benieuwd hoe het tijdelijke karakter van deze wet moet worden beoordeeld. Zij zijn van mening dat een spoedwet een einddatum dient te kennen en vragen waarom hier niet voor gekozen is.
Wanneer wordt de verlaging van de maximumsnelheid van kracht, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Is dit de maatregel die als eerste kan zorgen voor een lagere stikstofdepositie? Zo nee, welke maatregel is dit dan wel? Zijn andere maatregelen om de emissies op korte termijn te reduceren overwogen dan de in dit wetsvoorstel opgenomen maatregelen? Zo ja, waarom zijn deze afgevallen?
Kan de regering inzichtelijk maken hoeveel stikstofreductie er kan worden gerealiseerd door de import van soja drastisch te verminderen of door verplichte weidegang?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie herinneren de regering eraan dat, gegeven dat in 73% van de Nederlandse Natura 2000-gebieden de stikstofgrens (ver) overschreden wordt, de Habitatrichtlijn twee mogelijkheden biedt. In de ideale situatie zou eerst de stikstofuitstoot in alle sectoren drastisch verlaagd worden, zodat de kdw’s van alle Natura 2000-gebieden onderschreden worden. De natuurgebieden verkeren dan weer in een gunstige staat van instandhouding en er komt stikstofruimte vrij. Die ruimte kan uitgegeven worden aan nieuwe economische activiteiten, of zoals de Raad van State in het advies meldt: alleen maatregelen die verder gaan dan die nodig voor het behalen van natuurdoelen, creëren ruimte. De tweede mogelijkheid is makkelijker haalbaar: er ligt een plan waarmee met wetenschappelijke zekerheid vaststaat dat de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden (op den duur) gehaald zullen worden. In de tussentijd mogen dan vergunningen voor nieuwe activiteiten afgegeven worden, bijvoorbeeld op basis van salderen of een drempelwaarde. Het is stuitend dat in deze spoedwet sprake is van geen van deze twee opties en hiermee dus niet aan de Habitatrichtlijn wordt voldaan. Ook de Raad van State stelt dat de grotere context waarbinnen de voorgestelde maatregelen vallen mist. Er ligt geen plan dat duidelijk maakt hoe de stikstofdepositie drastisch zal verminderen. Sterker nog, er wordt niet eens een tipje van de sluier opgelicht. Realiseert de regering zich wel dat de stikstofuitstoot in alle sectoren ten minste met de helft teruggedrongen zal moeten worden? Waarom doet zij hier geen uitspraak over? In de context van de radiostilte over de grotere maatregelen, is deze spoedwet juridisch onhoudbaar.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben een groot aantal vragen over dit wetsvoorstel. Hoe maakt dit wetsvoorstel onderscheid tussen maatregelen die voortvloeien uit artikel 6 van de Habitatrichtlijn, lid 1 en 2 aan de ene kant, en lid 3 en 4 aan de andere kant? Hoe onderbouwt de regering juridisch dat 70% van de gerealiseerde emissiereductie opnieuw gebruikt kan worden voor activiteiten, terwijl er sprake is van ernstige overbelasting op de meeste Natura 2000-gebieden? Kan dit juridisch aangevochten worden? Wat betekent dit voor de houders van nieuwe vergunningen? Klopt het dat ze met deze spoedwet nog steeds in onzekerheid zitten? De regering wordt er bij dezen ook aan herinnerd dat één van de redenen voor het falen van het PAS was dat de maatregelen voor stikstofreductie op vrijwillige basis waren afgesproken. Omdat het niet verplicht was, daalde de uitstoot over het algemeen niet. Dit merkte ook de Raad van State op in zijn vernietigende uitspraak. Waarom zet de regering wederom in op vrijwillige maatregelen? Of zitten er verplichtingen in deze spoedwet? Zo ja, hoe garandeert de regering dat deze ook nageleefd worden?
Tevens vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie of er een einddatum zit aan de werking van de spoedwet. Is de voorgenomen set van wetswijzigingen van tijdelijke aard? Hoeveel depositievermindering wordt met dit pakket van maatregelen bereikt per Natura 2000-gebied, tijdens de werking van de spoedwet? Wat gebeurt er wanneer deze verwachte vermindering niet feitelijk gerealiseerd wordt? Zou de situatie kunnen ontstaan dat er door een nieuwe activiteit tóch meer stikstof neerslaat in een Natura 2000-gebied dan de «stikstofruimte» die beschikbaar was? Zitten er onderdelen in deze spoedwet die bepalend zijn voor het stikstofbeleid op de langere termijn? Zou de uitstootreductie die met deze spoedmaatregelen gerealiseerd wordt bijvoorbeeld als randvoorwaarde gesteld kunnen worden voor wetgeving op de lange termijn? Welke maatregelen voor natuurherstel en het behalen van een goede staat van instandhouding worden door de regering aanvullend genomen ten opzichte van het eerder voorgenomen beleid voor natuurherstel in het kader van het PAS? Hoeveel areaal natuur wordt hiermee gerealiseerd? Hoeveel areaal en welke mate instandhouding van natuur wordt hiermee gerealiseerd ten opzichte van het beleid onder het PAS?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering voornemens is de aanwijzingsbesluiten voor Natura 2000-gebieden kritisch tegen het licht te houden. Deze leden delen deze inzet. Zij willen erop wijzen dat de Europese Commissie heeft aangegeven dat de instandhoudingsdoelstellingen een weerspiegeling moeten zijn van de prioriteiten in het licht van het belang van een gebied voor het in een gunstige staat van instandhouding behouden of herstellen van een Natura 2000-habitattype of -soort in zijn natuurlijke verspreidingsgebied, gelet op de voor dat gebied bestaande dreiging van achteruitgang en vernietiging. Als deze leden de formulering van de instandhoudingsdoelstellingen in de Nederlandse aanwijzingsbesluiten daarnaast leggen, kunnen zij weinig prioritering vinden. De enige variatie is behoud of uitbreiding van oppervlakte en behoud of verbetering van de kwaliteit. Zo wordt bijvoorbeeld geen koppeling gemaakt met het belang van een gebied voor het in een gunstige staat van instandhouding houden of herstellen van een Natura 2000-habitattype of -soort in haar natuurlijke (Europese) verspreidingsgebied. Deze koppeling achten deze leden juist van belang voor een goede prioritering en een goede weging in het kader van artikel 6.3 van de Habitatrichtlijn en de stikstofproblematiek. Op welke wijze gaat de regering de door de Kamer gewenste prioritering vormgeven? Gaat de regering de instandhoudingsdoelstellingen hierop aanpassen, zo nodig door een nadere inkadering via de Wet natuurbescherming?
Inleiding
De leden van de VVD-fractie lezen dat een goede samenwerking tussen de diverse overheden van groot belang is en vragen op welke wijze dat gewaarborgd wordt.
Deze leden lezen dat er een drempelwaarde dan wel stikstofregistratiesysteem komt. Welke ontwikkelingen worden hiermee mogelijk gemaakt?
De leden van de CDA-fractie lezen dat om te voldoen aan artikel 6 van de Habitatrichtlijn een drempelwaarde alleen kan bestaan als deze voldoet aan «de vermindering van de stikstofbelasting en het natuurhersteldaadwerkelijk sneller gaan dan tot nu toe het geval was.» Is de regering het met deze leden eens dat de uitspraak van de Raad van State van mei 2019 niet over het verlagen van de stikstofdepositie gaat maar over het niet verhogen daarvan? Zo nee, waarom niet? Kan de regering aangeven waar de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 verschilt ten opzichte van het advies van de Advocaat-Generaal van het Europese Hof van Justitie en de uitspraak van het Europese Hof naar aanleiding van de prejudiciële vragen van de Raad van State? Als een ministeriële regeling met betrekking tot een drempelwaarde wordt gewijzigd, wat betekent dit dan voor de dan lopende vergunningaanvragen?
De leden van de CDA-fractie lezen in de reactie van de Raad van State op het verzoek om voorlichting met betrekking tot de instelling van een drempelwaarde voor geringe stikstofdeposities: «De Afdeling onderschrijft de analyse in het verzoek om voorlichting dat de ruimte tot creëren van een drempelwaarde in het kader van artikel 6, derde lid, Habitatrichtlijn vooralsnog zeer beperkt is, nu in veel aangewezen beschermingszones de kritische depositiewaarde aanzienlijk wordt overschreden en ingevolge de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) hoge eisen worden gesteld aan de wetenschappelijke onderbouwing van een drempelwaarde.» Deze leden vragen of de Minister kan aangeven naar welke jurisprudentie van het HvJ-EU wordt verwezen door de Afdeling advisering. Zij vragen zich verder af of de landsadvocaat om een advies is gevraagd over een drempelwaarde bij lid 3 (niet 4) van artikel 6 Habitatrichtlijn? Zo nee, waarom niet?
Naar de mening van de leden van de PvdA-fractie is de invoering van een drempelwaarde of stikstofregistratiesysteem alleen wenselijk en mogelijk als die gepaard gaat met een daadwerkelijk concrete verlaging van de stikstofdepositie. De voorwaarden waaronder een drempelwaarde mag worden ingevoerd, zo stelt ook de Afdeling advisering van de Raad van State, zijn streng. De Afdeling advisering is dan ook van mening dat van de voorgestelde regeling om een drempelwaarde in te stellen «geen wonderen [mogen] worden verwacht». Kan de regering hier nader op ingaan en daarbij aangeven op welke termijn de regering van mening is dat een drempelwaarde in werking gaat treden en in welke mate dat dan een bijdrage kan gaan leveren aan het lostrekken van met name de woningbouw? Hoeveel huizen kunnen er per wanneer weer gebouwd worden omdat de invoering van een drempelwaarde zorgt voor het kunnen verstrekken van vergunningen?
De leden van de PvdA-fractie vragen wie de keuze maakt voor een drempelwaarde of een registratiesysteem en in welke gevallen een drempelwaarde en in welke gevallen een registratiesysteem geldt. Of kunnen allebei? In de toelichting lijkt er sprake van dat slechts een van de instrumenten mogelijk is, maar uit de wettekst kan dit naar de mening van deze leden niet worden opgemaakt. Kan de regering hierover duidelijkheid verschaffen?
De leden van de PvdA-fractie vragen welke maatregelen (maximumsnelheid, voerspoor en sanering varkenshouderij) worden gebruikt om ruimte te creëren voor de drempelwaarde en welke voor de stikstofdepositieruimte.
De leden van de 50PLUS-fractie constateren dat het wetsvoorstel volgens de memorie van toelichting de mogelijkheid biedt van een drempelwaarde of een stikstofregistratiesysteem (niet én), terwijl in het wetsvoorstel beide naast elkaar mogelijk worden gemaakt. Kan de regering dit verduidelijken?
Drempelwaarde
De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel tijd er nodig is om een landelijke drempelwaarde in te voeren op basis van een AMvB. Deze leden vragen of het nog steeds de inzet is van de regering om te komen tot een generieke drempelwaarde.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er wordt doorgegaan met herstelwerkzaamheden van Natura-2000 gebieden. Deze leden zijn benieuwd op welke wijze er tegelijkertijd gekeken wordt welke Natura-2000 gebieden in aanmerking zouden komen om te schrappen dan wel samen te voegen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er door de ministeriële regeling bepaalde sectoren uitgesloten kunnen worden voor het gebruik van een drempelwaarde. Deze leden vragen of er aanvullende regels worden gesteld voor welke sectoren dit kan gelden.
De leden van de PVV-fractie vragen hoe een landelijke drempelwaarde lokaal maatwerk kan zijn. Komt deze drempelwaarde dan niet automatisch zeer laag te liggen, zodat de meerderheid van de projecten er niets aan zal hebben? Waarom bestaan er enorme verschillen tussen landen als het gaat om de hoeveelheid stikstof die daadwerkelijk lokaal neerdaalt op een bepaalde afstand? Welke verschillen zijn er tussen landen en waarom hanteert Nederland veel grotere afstanden dan andere landen?
De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat de Raad van State in zijn voorlichting over de drempelwaarde expliciet concludeert dat een sectorspecifieke drempelwaarde voor de bouwsector in brede zin uitkomst kan bieden: «Een sector als de bouw draagt voor 0,6% bij aan de stikstofdepositie. Tegelijkertijd vertegenwoordigt die sector onmiskenbaar een groot algemeen belang. Waar de bijdrage van zo’n sector aan de stikstofdepositie relatief (zeer) gering is, zal een vrijstelling gebaseerd op drempelwaarden ook niet snel voor een grote toename van deposities zorgen en daarmee ook minder snel leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van Natura2000-gebieden. Tegelijkertijd is de winst in het kader van het algemene belang waarschijnlijk groot.» Deze leden concluderen dat de Raad van State de regering in feite een aanmoediging geeft om snel met een drempelwaarde voor de bouw- en infrasector te komen. Zij vragen daarom of alle inspanningen gericht kunnen worden op het mogelijk maken van een, eventueel gebiedsgerichte, drempelwaarde voor de bouw- en infrasector. Zij vernemen graag of de regering nu prioriteit gaat geven aan het ontwikkelen van een drempelwaarde specifiek voor de bouw- en infra, zoals de Raad van State schetst en welk tijdpad de regering daarbij voor ogen heeft.
De leden van de CDA-fractie vernemen graag of de regering bereid is om, hetzij zelf, hetzij door provincies, direct na inventarisatie van een specifiek Natura 2000-gebied een drempelwaarde voor dat specifieke gebied vast te stellen, zodat niet hoeft te worden gewacht tot de inventarisatie van alle gebieden afgerond is maar drempelwaarden gefaseerd kunnen worden ingevoerd.
De leden van de CDA-fractie concluderen dat significante inspanningen op het gebied van natuur en bronbeleid nodig zijn teneinde een drempelwaarde houdbaar te maken. Zij vernemen graag of het nu gepresenteerde pakket, zowel qua natuurherstel en bronmaatregelen, voldoende is of dat er nog aanvullende inspanningen nodig zijn.
De leden van de CDA-fractie constateren dat één van de zwakke plekken van het PAS was dat er niet voldoende borging van beheer- en herstelplannen voor Natura 2000-gebieden was. Deze leden vragen daarom of de regering bereid is deze wettelijk te gaan borgen (zowel de plannen zelf alsmede tijdpad en budget), bijvoorbeeld in de Crisis- en Herstelwet of een Wet natuurherstel.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering het verschil tussen het depositieregistratiesysteem en het PAS te duiden. Deze leden vragen verder of dit systeem daadwerkelijk op korte termijn kan gaan functioneren. Zij constateren dat de Afdeling advisering stelt dat het zeer lastig is om bij maatregelen van algemene aard, zoals de snelheidsverlaging, maar ook de veevoermaatregelen, te bepalen welke vermindering van stikstofdepositie tot de stikstofdepositieruimte gaat behoren. Is de regering die mening ook toegedaan? Voorts zijn deze leden benieuwd hoe de regering de depositieruimte gaat bepalen en hoe de provincies de garantie krijgen dat in elk Natura 2000-gebied voldoende ruimte ontstaat om woningbouwprojecten vlot te trekken.
De leden van de CDA-fractie vragen of bij het verlagen van de snelheid op snelwegen ook secundaire effecten kunnen optreden. Heeft de regering overwogen dat er verschuiving van verkeer van de snelwegen naar 80 kilometer-wegen kan plaatsvinden? Bovendien vernemen deze leden graag of het zo zou kunnen zijn dat dit in specifieke gevallen kan leiden tot een toename van depositie op Natura 2000-gebieden.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de regering borgt dat de maatregelen die in het depositieregistratiesysteem worden ingevoerd voldoende zijn onderbouwd. Zij vragen of de regering daarbij kan ingaan op de volgende specifieke vragen:
a) Hoe wordt geborgd dat maatregelen feitelijk zijn uitgevoerd en de effecten zijn opgetreden (een en ander conform de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019)?
b) Hoe kan worden bepaald/onderbouwd of een maatregel niet feitelijk al nodig was als instandhoudings- of passende maatregel, en dus gebruikt mag worden als onderbouwing van een drempelwaarde?
c) Zijn de reken- en meetmethoden voldoende betrouwbaar om de behaalde daling te prognosticeren en er daarmee vergunningverlening op te baseren?
De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat de regering op grond van het doelendocument de Natura 2000-gebieden heeft aangewezen. Deze leden vragen daarom of de regering bereid is om inzicht te geven in welke mate zij de landelijke instandhoudingsdoelstellingen op welk moment wil bereiken?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering of de provincies geld gaan ontvangen voor bronmaatregelen en extra natuurherstel. Ook vragen deze leden welke rol de provincies krijgen op het vlak van gebiedsgerichte analyse en een aanpak om te komen tot treffen van bronmaatregelen of extra natuurherstel om economische ontwikkelingen mogelijk te maken. Zij vragen hoe de regering het proces voor zich ziet als het gaat om de financiële middelen die hiervoor nodig zijn. Daarbij leeft ook de vraag of de regering voornemens is om de provincies tegemoet te komen op het vlak van procesmiddelen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de provincie Limburg in het verleden zelfstandig verordeningen in het leven heeft geroepen die zorgen voor een depositiedaling. Deze leden vernemen graag of de regering bereid is de principes en normen uit deze verordening te verheffen tot nationaal beleid met daarbij voor de sector realistische data, zoals opgenomen in de Limburgse Verordening.
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan aangeven of de jurisprudentie voor projecten voldoende zekerheid biedt dat projecten die ongewijzigd voortgang vinden en dus gebruikmaken van «bestaande rechten» niet in het geding komen.
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de mogelijkheid tot instelling van een landelijke drempelwaarde. De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert de regering om in overleg met de Europese Commissie te treden over deze drempelwaarde en strikte eisen te stellen aan de compenserende maatregelen, die moeten verzekeren dat de instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000-gebieden daadwerkelijk worden gehaald. Op welke manier wordt voorts door de regering inzichtelijk gemaakt wat die instandhoudingsdoelstellingen zijn en wordt dit gedaan per natuurgebied? Het uitgangspunt van de spoedwetgeving en de daartoe behorende volgende stappen moet volgens deze leden de natuur zijn. In hoeverre kan een landelijke drempelwaarde de algemene goede staat van instandhouding van de natuur waarborgen, zoals benodigd wordt geacht in de Wet natuurbescherming? De keuze die nu wordt gemaakt, maakt een drempelwaarde mogelijk onder de voorwaarden dat wordt voldaan aan Artikel 6 van de Habitatrichtlijn. Klopt het dat daarmee, wanneer gekozen wordt voor een landelijke drempelwaarde, de stikstofdepositie op het meest gevoelige natuurgebied maatgevend wordt voor de stikstofruimte in heel Nederland die door de drempelwaarde wordt geboden? Welk natuurgebied zou deze drempelwaarde bepalen? Wat wordt de stikstofruimte die hiermee wordt gecreëerd? Hoeveel woningen en andere activiteiten kunnen hiermee worden voltooid? Heeft de regering al een proces ingericht om met de provincies te komen tot lokaal maatwerk in de vorm van provinciale drempelwaarden? Zo ja, wanneer kunnen wij deze verwachten? Ook de Raad van State heeft kritisch gereageerd op dit bericht en gesteld dat er geen wonderen verwacht mogen worden. Wat is de visie van de regering op deze uitspraak?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of ook zonder invoering van de drempelwaarde bouwprojecten mogelijk gemaakt kunnen worden. Kan de regering hier een uitgebreide toelichting op geven?
De leden van de SP-fractie onderschrijven het belang van een landelijke drempelwaarde ten behoeve van het vlottrekken van de woningbouw en het noodzakelijke onderhoud aan vitale infrastructuur. Deze leden delen het standpunt dat een nieuwe drempelwaarde slechts acceptabel is zodra er sprake is van natuurherstel in combinatie met verminderde stikstofbelasting. Zij vragen daarnaast welk gedeelte van het totale maatregelenpakket wordt toebedeeld aan de drempelwaarde. Zij zijn benieuwd welke instantie belast zal worden met het stikstofregistratiesysteem. Wellicht kan de regering daarover uitweiden. Voorts zijn zij benieuwd wanneer de regering verwacht de drempelwaarde in te kunnen voeren. Wellicht kan de regering ook daar iets meer over zeggen.
De leden van de PvdA-fractie lezen op pagina 5 dat op grond van een passende beoordeling zekerheid moet worden verkregen dat een Natura 2000-gebied niet wordt aangetast door het toestaan van stikstofdepositie beneden een bepaalde drempel. Nu lezen deze leden in het advies van Afdeling advisering van de Raad van State en de voorlichting van de Raad van State dat daar waar het om gebieden gaat waar de kritische depositiewaarde al is overschreden, het invoeren van een drempelwaarde alleen juridisch houdbaar is als er sprake is van daadwerkelijke herstel- en verbeteringsmaatregelen voor dat gebied. Aangezien bij zeer veel Natura 2000-gebieden in Nederland al sprake is van overschrijding van de kritische depositiewaarde, zal dat naar de mening van deze leden betekenen dat de invoering van drempelwaarden tenminste op korte termijn weinig effect zal sorteren in de zin dat daarmee ruimte gecreëerd wordt om bouwprojecten los te trekken. Deelt de regering deze mening en welke conclusies worden daaraan verbonden? Zo nee, waarom deelt ze die mening niet?
De leden van de PvdA-fractie lezen dat voor projecten waarvan de stikstofdepositie de drempelwaarde niet overschrijdt, een vrijstelling geldt van de in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming genoemde Natura 2000-vergunningplicht. Hoe wordt voorkomen dat de optelsom van alle vrijgestelde projecten de drempelwaarde niet overschrijdt? Zou een vergunning niet meer zekerheid bieden voor initiatiefnemers en overheden?
Wordt voor beweiden en bemesten een drempelwaarde gehanteerd, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Zo ja, is dit een aparte drempelwaarde met aparte bronmaatregelen? Of geldt er één gezamenlijke drempelwaarde voor woningbouw, wegen en beweiden en bemesten? Wat zijn, in het geval van een aparte drempelwaarde, de bronmaatregelen die hiertegenover staan? Is er, in het geval dat het over dezelfde drempelwaarde gaat, dan voldoende ruimte om beweiden en bemesten toe te staan? Of gaat dit dan ten koste van andere initiatieven, bijvoorbeeld woningbouw?
De leden van de PvdA-fractie lezen dat de regering op pagina 5 de mogelijkheid schetst dat er een categorale vrijstelling wordt gegeven voor de Natura 2000-vergunningplicht in het geval dat er op basis van objectieve wetenschappelijke gegevens op voorhand geen significant negatieve gevolgen voor die gebieden kunnen zijn. Kan de regering voorbeelden noemen van dergelijke mogelijke categorale vrijstellingen?
Op pagina 6 lezen de leden van de PvdA-fractie dat «een nieuwe drempelwaarde alleen kan bestaan als deze voldoet aan de kaders van artikel 6 van de Habitatrichtlijn en als de vermindering van de stikstofbelasting en het natuurherstel daadwerkelijk sneller gaan dan tot nu toe het geval was». Volgens de Afdeling advisering van de Raad van State is het moeilijk om met een generieke drempelwaarde aan de eisen van artikel 6 van de Habitatrichtlijn te voldoen. Hier zijn ecologische toetsen voor nodig, zoals een passende beoordeling. De regering lijkt nu reeds te kiezen voor een drempelwaarde waarbij stikstofemissie mogelijk wordt gemaakt, terwijl de stikstofreducerende maatregelen in de toekomst liggen. Zien deze leden dit goed? Zo ja, waarin verschilt de drempelwaarde in dat opzicht dan van het PAS? Wordt, anders dan de drempelwaarde in het PAS, de nu voorgestelde drempelwaarde direct gekoppeld aan een maatregelenpakket? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, deelt u dan de mening dat dit de juridische houdbaarheid van deze drempelwaarde tenminste ernstig onder druk zet? Immers, hoe kan een drempelwaarde op korte termijn standhouden als de noodzakelijke robuuste maatregelen onderdeel zijn van de langetermijnaanpak?
Moeten de leden van de PvdA-fractie uit de zinsnede op pagina 7 dat de regering nog voor het einde van dit jaar duidelijkheid wil verschaffen over de route van de drempelwaarde, inclusief de te nemen (bron)maatregelen, concluderen dat de regering zelf ook twijfelt over de mogelijkheid om een drempelwaarde op korte termijn in de praktijk te brengen? Zo ja, moeten deze leden het wetsvoorstel met betrekking tot het invoeren van een drempelwaarde dan zo zien dat daarmee slechts de rechtsbasis voor een drempelwaarde wordt vastgelegd, zonder dat daarmee gezegd is dat die op korte termijn ingevoerd gaat worden? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdA-fractie lezen dat gekozen wordt voor een ministeriële regeling voor het instellen en mogelijk wijzigen van een drempelwaarde. Geldt er één drempelwaarde voor heel Nederland? Zo ja, is het hanteren van een landelijk geldende drempelwaarde, mede gelet op de aandachtspunten die de Raad van State in zijn advisering noemt, overal in het land houdbaar, gelet op de verschillen in stikstofdepositie en de verschillen in de natuurkwaliteit van de Natura 2000-gebieden, zonder dat sprake is van strijdigheid met de wet? Worden de provincies betrokken als verantwoordelijke voor het natuurbeleid bij het bepalen van de hoogte van de drempelwaarde en het eventuele besluit tot aanpassing als Natura 2000-waarden hiertoe nopen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het uiterst opmerkelijk dat de regering een rechtsbasis creëert voor een vergunningsvrije drempelwaarde, terwijl de onderbouwing daarvan uiterst wankel is. Wat is het verschil tussen een landelijke drempelwaarde en regionale drempelwaardes rondom Natura 2000-gebieden? Terwijl de regering stelt «verschillende rechtvaardigingsmogelijkheden open» te houden, adviseert de Raad van State juist dat geen van die mogelijkheden een eenvoudige toepassing van een drempelwaarde zal geven, zeker op de korte termijn. Zowel op grond van het derde als het vierde lid van artikel 6 van de Habitatrichtlijn moet voor de toepassing van een drempelwaarde altijd een passende beoordeling gemaakt worden. Er moet dus alsnog worden aangetoond wat het effect is van het project op het Natura 2000-gebied en welke mitigerende of compenserende maatregelen worden genomen. Een drempelwaarde biedt dus geen soelaas voor snelle actie op de korte termijn.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen zich daarom af waarom de regering wel een rechtsbasis voor een drempelwaarde creëert als er nog geen zicht is op de onderbouwing daarvan. Waarom vertrouwt de regering erop dat «met het verstrijken van de tijd» de haalbaarheid van onderbouwingsmogelijkheden vergroot kan worden? Welke maatregelen gaat de regering concreet nemen om de haalbaarheid te vergroten? Realiseert de regering dat het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden in feite de enige rechtvaardiging is voor het instellen van een drempelwaarde? Realiseert de regering zich dat het laten verstrijken van de tijd, zonder drastische maatregelen te nemen, de instandhoudingsdoelen juist verder buiten bereik zet?
De leden van de 50PLUS-fractie vragen welke maatregelen (maximumsnelheid, voerspoor en sanering varkenshouderij) worden gebruikt om ruimte te creëren voor de drempelwaarde en welke voor de stikstofdepositieruimte. Wat is het verschil tussen een landelijke drempelwaarde en regionale drempelwaardes rondom Natura 2000-gebieden?
Gelet op de kritische opmerkingen van Raad van State, hebben de leden van de SGP-fractie vraagtekens bij de juridische houdbaarheid van een landelijke drempelwaarde. Voorkomen moet worden dat door één rechterlijke uitspraak alle activiteiten onder een dergelijke drempelwaarde in het hele land platgelegd worden. Waarom zet de regering niet zo spoedig mogelijk meer in op gebiedsgerichte drempelwaarden, waarbij wel landelijke handreikingen worden gegeven maar waarbij de provincies gebiedsgericht keuzes maken met aanvullende gebiedsspecifieke onderbouwing?
Stikstofregistratiesysteem
De leden van de VVD-fractie vragen hoe en op welke wijze het stikstofregistratiesysteem in de praktijk gebruikt zal worden. Op welke wijze wordt de hoeveelheid stikstof verdeeld over de provincies en door wie wordt het beheer gecoördineerd?
De leden van de PVV-fractie vragen hoeveel een stikstofregistratiesysteem gaat kosten voor alle bedrijven. Hoeveel administratieve lastendruk betekent dit? Hoe kan het worden gecontroleerd? Hoe kan het worden gehandhaafd? Komen er boetes? Heeft de regering er wel goed over nagedacht?
De leden van de CDA-fractie delen de visie dat sprake moet zijn van een omvattende aanpak van de stikstofproblematiek en verdergaande maatregelen om natuurherstel te realiseren. Graag vernemen deze leden of de regering kan schetsen hoe de hoofdlijnen van die aanpak eruit zien, hoe die zich zal gaan verhouden tot het nog te verwachten advies van het Adviescollege Stikstofproblematiek daarover en hoe die past in de nu voorgestane kortetermijnaanpak.
De leden van de CDA-fractie vernemen graag een nadere onderbouwing van het gekozen uitgangspunt dat een deel van de resultaten van de beoogde stikstofvermindering ten goede komt aan de natuur (30%) en een deel wordt ingezet ten behoeve van een stikstofneutrale realisatie van bouwactiviteiten (woningen en infrastructuur). Waar is die 30% op gebaseerd?
De leden van de CDA-fractie delen de gedachte dat een drempelwaarde beter te verdedigen is in het licht van een geloofwaardig en effectief pakket van maatregelen dat is gericht op het daadwerkelijk realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Deze leden menen dat het daarom noodzakelijk is dat in de memorie van toelichting wordt verhelderd dat de beoogde maatregelen voor verdere vermindering van de stikstofbelasting en intensivering van het natuurherstel ook daadwerkelijk effect zullen hebben. Aangezien de regering pas op een later moment en op basis van het daarover nog uit te brengen advies van het Adviescollege Stikstofproblematiek tot het pakket aan maatregelen besluit, voorzien zij problemen. De noodzakelijke onderbouwing kan immers nu nog niet geleverd worden. Graag vernemen zij de visie van de regering hierop.
De leden van de CDA-fractie vragen of de regeldruk ten aanzien van het beoogde stikstofregistratiesysteem is onderzocht. Ook vernemen zij graag waar en in welke mate die regeldruk zal neerdalen.
De leden van de CDA-fractie zien een stikstofregistratiesysteem als iets tijdelijks om de acute problemen voor de bouw op te lossen. Kan de regering inschatten op welke termijn het voorgestelde registratiesysteem in werking blijft?
De leden van de CDA-fractie vernemen graag een uitleg van de zinsnede «Als een vrijstellingsregeling niet houdbaar blijkt te zijn, zoals het geval was met de vrijstelling gekoppeld aan de grenswaarde onder het programma aanpak stikstof 2015–2021, moeten alle projecten waarvoor op die vrijstelling een beroep is gedaan, alsnog worden gelegaliseerd».
De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering door de vormgeving van de stikstofbank kiest voor het realiseren van de eigen beleidsdoelen (te weten 75.000 woningen per jaar bouwen en zeven grote infrastructurele werken uitvoeren). Deze leden menen dat daarmee de bouwsector slechts ten dele overeind gehouden zal worden, omdat er geen maatregelen worden genomen voor utiliteitswerken en kleinere infrastructurele projecten. Graag vernemen zij of de regering de vrees kan wegnemen dat er nog steeds duizenden ontslagen en talrijke faillissementen zullen volgen.
De leden van de CDA-fractie vragen wanneer het registratiesysteem en de stikstofbank operationeel kunnen zijn nu eerst per Natura 2000-gebied de beschikbare ruimte in kaart moet worden gebracht en regionale afspraken over de verdeling gemaakt moeten worden voordat het systeem operationeel kan zijn.
Deze leden vernemen ook graag hoever die inventarisatie is gevorderd en of er al regionale afspraken over de verdeling van de ruimte zijn gemaakt. Voorts vernemen zij graag hoeveel agrarische bedrijven naar verwachting gebruik zullen maken van de saneringsmogelijkheden en (dus) op welke termijn de regering verwacht dat dit zal leiden tot ruimte voor nieuwe activiteiten.
De leden van de CDA-fractie vragen waarom utiliteitswerken zoals scholen, zorginstellingen, bedrijfsruimten en kleinere infrastructurele projecten niet ook een voorrangspositie hebben gekregen. Deze leden wijzen erop dat deze werken een belangrijk deel van de orderportefeuille van bedrijven vormen. Als die wegvalt leidt dat tot ontslagen en faillissementen. Zij vragen ook wat de situatie zal zijn als er nog ruimte te verdelen is in de stikstofbank (na de bouw van 75.000 woningen per jaar en zeven grote infrastructurele projecten), hebben overige bouw- en infrastructuurprojecten dan voorrang of wordt er dan verdeeld tussen industrie, boeren, bouw et cetera, op basis van «wie het eerst komt, wie het eerst maalt»?
De leden van de CDA-fractie vragen of de verdeling van resterende depositieruimte een lokale, een provinciale of een landelijke politieke keuze gaat worden.
De leden van de CDA-fractie vragen of voor ieder individueel bouwproject, hoe klein ook, eerst nog een AERIUS-berekening moet worden gemaakt. Heeft de regering zich gerealiseerd dat veel kleine bouw- en infrabedrijven niet zelf zo’n berekening kunnen maken? De wachttijd (en kosten) bij externe bureaus zijn fors. Gaat de regering midden- en kleinbedrijven helpen bij het maken van deze berekeningen, zo vragen zij.
De leden van de CDA-fractie vragen of de beoogde stikstofbank voldoende capaciteit heeft om alle aanvragen voortvarend af te handelen.
De leden van de D66-fractie zien de voordelen van een stikstofregistratiesysteem en zijn blij dat hiermee de ruimte voor stikstofdepositie wordt beperkt en bijgehouden en dat daarnaast maatwerk per gebied wordt geboden. Echter, er zijn ook enkele zorgen betreffende de effecten van maatregelen. Tijdens de PAS-methodiek, die door de Raad van State in mei dit jaar verworpen werd, werden ook effecten van maatregelen meegenomen in de beoordeling van vergunningen. Op welke manier worden de effecten van maatregelen wetenschappelijk getoetst aan de goede staat van instandhouding van het betreffende natuurgebied? Als de drempelwaarde en het stikstofdepositieregistratiesysteem samen worden ingezet is dit een dubbeling van wetgeving. Hoe wordt dit tegengegaan? De Raad van State concludeert dat het voorgestelde instrument op lange termijn niet houdbaar is. Is de regering parallel, al dan niet in overleg met de provincies, bezig om te kijken hoe dit systeem houdbaar gemaakt kan worden?
De leden van de GroenLinks-fractie stellen vast dat de Afdeling advisering het stikstofregistratiesysteem hooguit als een tijdelijke maatregel ziet om de problemen voor de bouw op te lossen. Wat is de reactie van de regering op deze kwalificering? Kan de bouw tijdelijk vlot worden getrokken door alleen het stikstofregistratiesysteem in te voeren? Wat zijn mogelijke uitvoeringsproblemen bij provincies? Hoe wordt voorkomen dat biologische boerderijen als eerste worden opgekocht? Kan AERIUS de functie vervullen van stikstofbank?
De leden van de PvdA-fractie lezen op pagina 10 dat de regering voor het weer lostrekken van de toestemmingverlening voor bouwactiviteiten (woningbouw en infrastructuur) gekozen heeft voor het instrument van een stikstofregistratiesysteem. De vermindering van de stikbelasting wordt voor 70% voor bouwactiviteiten gebruikt en voor 30% voor vermindering van de stikstofdruk op de natuur. Mogen deze leden ervan uitgaan dat conform de aangenomen motie-Moorlag (Kamerstuk 35 334, nr. 9) de beschikbare ruimte die voortkomt uit de verlaging van de maximumsnelheid bij voorrang ingezet gaat worden ten behoeve van de woningbouw, en pas als daar nog ruimte voor is voor andere bouwactiviteiten? Zo nee, waarom niet? Klopt het dat ook voor het registratiesysteem eerst per Natura 2000-gebied de beschikbare ruimte in kaart moet worden gebracht en er regionale afspraken over verdeling moeten worden gemaakt voordat het systeem operationeel kan zijn? Zo ja, hoever is die inventarisatie gevorderd? Zijn er al regionale afspraken over de verdeling van de ruimte? Welk tijdpad voorziet de regering?
De leden van de PvdA-fractie vragen welke instantie het stikstofregistratiesysteem gaat beheren. Welke instantie(s) kunnen stikstofruimte toekennen? Indien het om meerdere instanties gaat: wie houdt dan bij hoeveel er is vergeven en wie zorgt ervoor dat de drempel niet overschreden wordt? Indien er meerdere instanties stikstofruimte kunnen toekennen: wie maakt dan op welke wijze de afweging welke initiatieven voorrang krijgen bij schaarste? Zijn de gegevens over het gebruik van de stikstofruimte (drempel) openbaar?
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de eventuele ruimte in de stikstofbank wordt verdeeld. Op grond van welke criteria gebeurt dat en wie verdeelt die ruimte?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering hoe groot de kans is dat de 30%/70%-regeling in strijd is met de Habitatrichtlijn zolang er sprake is van overbelasting met stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Wat is de juridische onderbouwing van de 30%/70%-verdeling?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zetten stevige vraagtekens bij de opzet van een stikstofregistratiesysteem. Hierbij is de premisse dat er stikstofruimte is, die uitgedeeld kan worden aan nieuwe plannen en projecten. Nogmaals benadrukken deze leden dat volgens de Habitatrichtlijn alleen maatregelen die verder gaan dan maatregelen die nodig zijn voor het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen, stikstofruimte creëren. Daar is nu echter geen sprake van. Waar de nu aangekondigde maatregelen de stikstofdepositie met enkele mollen per hectare per jaar zullen verminderen, hebben de meeste natuurgebieden een vermindering van honderden mollen per hectare per jaar nodig om een gunstige staat van instandhouding te bereiken. Dit staat in geen verhouding tot elkaar.
Om te voldoen aan de Habitatrichtlijn zou, zo stellen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie, met de Raad van State, – in afwezigheid van een robuust lange-termijnplan – 100% van de stikstofreductie van deze maatregelen dus ten goede komen aan de natuur. Een stikstofregistratiesysteem is hiermee in strijd en doet denken aan de salderingsbanken uit de tijd voor het PAS. Verschillende vormen van deze salderingsbanken zijn destijds voor de rechter gebracht en afgewezen door de Raad van State. Ook over dit stikstofregistratiesysteem stelt het advies van de Raad van State dat het niet eenvoudig in te passen is overeenkomstig de Habitatrichtlijn. Als de regering het toch doorzet, dient dit tijdelijk van aard te zijn en te vervallen zodra een stelsel van drempelwaarden toegepast wordt. Hierover is echter niets terug te lezen in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting. Wordt dit stikstofregistratiesysteem een tijdelijke maatregel? Zal deze vervallen zodra (gebieds- en sectorspecifieke) drempelwaarden gehanteerd worden? Zo nee, waarom negeert de regering daarmee het advies van de Raad van State? Of definieert de regering specifieke maatregelen die «stikstofruimte» creëren voor de drempelwaarde en andere die specifiek ruimte creëren voor het stikstofregistratiesysteem? Aan welke mogelijke vrijstellingsregeling refereert de regering op pagina 9 van de memorie van toelichting? Bedoelt zij hiermee dat onder het stikstofregistratiesysteem vrijstellingen van Wnb-vergunningen vergeven kunnen worden? Hoe onderbouwt de regering dat alle projecten waarvoor op een dergelijke vrijstelling beroep is gedaan, alsnog gelegaliseerd worden wanneer de regeling onhoudbaar blijkt te zijn? Is dit toelaatbaar volgens de Habitatrichtlijn?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering depositieruimte vrij wil spelen door het verlagen van de maximumsnelheid, het nemen van veevoermaatregelen en door de saneringsregeling voor de varkenshouderij. Dit levert gemiddeld genomen veel meer ruimte op dan nodig is voor het lostrekken van woningbouwprojecten. Deze leden horen graag de visie van de regering op de toedeling van deze overige ruimte. Worden projecten in de agrarische sector daarbij meegenomen?
Vrijstelling overig en effecten
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd welke (soort) projecten in aanmerking komen voor de vrijstelling door een zwaarwegend algemeen belang?
De leden van de GroenLinks-fractie geven prioriteit aan urgente tijdelijke emissies, zoals het mogelijk maken van het bouwen van huizen. De bouw van snelwegen of het mogelijk maken van vliegverkeer zijn niet prioritair volgens deze leden. Zij zijn dan ook teleurgesteld over het feit dat hiervoor wel de mogelijkheid lijkt te worden geboden in het wetsvoorstel, waardoor het draagvlak van het wetsvoorstel slinkt. Is de regering het met deze prioritering eens? In het wetsvoorstel wordt geregeld dat «andere handelingen» kunnen worden vrijgesteld van de Natura 2000-vergunningplicht. Dit is een breed begrip. Waarom is dit niet specifieker bepaald? Kan de regering bevestigen dat hierdoor bedrijven achteraf geconfronteerd kunnen worden met een handhavingsverzoek als blijkt dat hun beoordeling niet goed was? Hoe beoordeelt de regering de wenselijkheid hiervan in het licht van rechtszekerheid? Wordt de openstelling van Lelystad Airport voor commerciële luchtvaart of uitbreiding van het aantal vluchten op Schiphol beschouwd als een «andere handeling» of als een project? In hoeverre draagt het schrappen van de vergunningplicht voor «andere handelingen» bij aan het realiseren van stikstofruimte op korte termijn? Wordt de vergunningplicht voor «andere handelingen» permanent geschrapt of tijdelijk? Indien het tijdelijk is: wanneer wordt het schrappen opgeheven? Op welke wijze is dit in lijn met de Habitatrichtlijn en kan dit toegelicht worden? Op basis waarvan garandeert de regering dat er met het schrappen van de vergunningplicht voor andere handelingen geen verslechtering van de natuurwaarden in gebieden optreedt? Hoe en door wie wordt het overzicht hierover bewaakt?
De leden van de PvdA-fractie willen graag weten wat er bedoeld wordt met wat er op pagina 10 staat: «Behalve in een vrijstelling die aan een drempelwaarde is gekoppeld, wordt door de wijziging van artikel 2.9 van de Wet natuurbescherming ook meer in het algemeen de mogelijkheid gecreëerd om, als het algemeen belang dat vergt, bij ministeriële regeling in plaats van bij provinciale verordening in een vrijstelling van de Natura 2000-vergunningplicht te voorzien».
De leden van de 50PLUS-fractie vragen waarom de regering ervoor heeft gekozen de vergunningplicht voor «andere handelingen» te schrappen uit de Natuurbeschermingswet. In hoeverre draagt het schrappen hiervan bij aan het realiseren van stikstofruimte op korte termijn? Wordt deze vergunningplicht permanent geschrapt of tijdelijk? Indien tijdelijk: wanneer wordt het schrappen opgeheven? Op welke wijze is het schrappen van «andere handeling» in lijn met de uitgangspunten van de Habitat- en Vogelrichtlijn? Hoe borgt de regering dat het verslechteringsverbod (artikel 6, tweede lid van de Habitatrichtlijn) wordt nageleefd nu ervoor wordt gekozen de vergunningsplicht voor «andere handelingen» te schrappen? Wordt de openstelling van Lelystad Airport voor commerciële luchtvaart beschouwd als een «andere handeling» of als een project? Wordt de uitbreiding van het aantal vluchten op Schiphol, of andere luchthavens, beschouwd als een «andere handeling» of als een project? Wanneer één van beiden (of allebei) een «andere handeling» is, wat is dan de consequentie van het schrappen van deze term? Wat is de consequentie van het schrappen van «andere handelingen» voor regionale luchthavens? Hoe borgt de regering dat met het schrappen van de vergunningplicht voor andere handelingen geen verslechtering van de natuurwaarden in gebieden? Garandeert de regering dat bedrijven die een activiteit willen uitvoeren met negatieve effecten op natuur, hoewel niet significant negatief, niet achteraf in onzekerheid komen nu met het schrappen van de vergunningplicht voor «andere handelingen» de provincie hun beoordeling niet toetst? Kunnen door het schrappen van de vergunningplicht voor «andere handelingen», bedrijven achteraf geconfronteerd worden met een handhavingsverzoek? Hoe beoordeelt de regering de wenselijkheid hiervan? Kan de regering aangeven wanneer het registratiesysteem operationeel kan zijn? Klopt het dat ook voor het registratiesysteem per Natura 2000-gebied de beschikbare ruimte in kaart moet worden gebracht en er regionale afspraken over verdeling moeten worden gemaakt? Hoeveel bedrijven zullen naar verwachting gebruik maken van de saneringsmogelijkheden? Op welke termijn verwacht de regering dat dit zal leiden tot ruimte voor nieuwe activiteiten?
Voorgestelde wijziging
De leden van de PVV-fractie vragen wat Nederland hanteert als een «significante» invloed op Natura 2000-gebieden. Welke uitstoot en depositie hanteren andere EU-landen als «significant» voor Natura 2000-gebieden? Heeft de regering een overzicht van gehanteerde waarden qua uitstoot en/of depositie die als «significant» beoordeeld worden in alle EU-landen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie hebben enkele zorgen omtrent het schrappen van de categorie «andere handelingen» in artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming, waarin de vergunningplicht voor Natura 2000-gebieden is opgenomen conform artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn. Wat is de reden dat is gekozen om deze vergunningplicht voor activiteiten van «andere handelingen» met niet significante effecten te schrappen uit de natuurwetgeving? Deelt de regering de zorgen dat dit ertoe kan leiden dat instandhoudingsdoelstellingen (verder) buiten bereik komen, waardoor minder snel vergunning voor projecten kan worden verleend? Bedrijven die een activiteit willen uitvoeren met negatieve effecten, hoewel niet significant negatief, verkeren in onzekerheid nu de provincie hun beoordeling niet toetst. Kan de regering reflecteren op deze zorgen? Is de wijziging van de vergunningplicht van artikel 2.7, lid 2 van de Wet natuurbescherming noodzakelijk voor de aanpak van het acute stikstofprobleem? Deze leden hebben begrepen dat destijds deze vergunningplicht in de wet is opgenomen op uitdrukkelijk verzoek van het bedrijfsleven, de provincies en de natuurorganisaties. Wat is de reden om dit nu te wijzigen? De provincies vreesden zonder deze vergunningplicht onvoldoende zicht te hebben op mogelijk schadelijke activiteiten. Als het zicht op schadelijke activiteiten wordt verloren, hoe kan dan verslechtering als bedoeld in artikel 6, lid 2 van de Habitatrichtlijn tijdig worden voorkomen? Klopt het dat onderscheid moet worden gemaakt tussen maatregelen die voortvloeien uit lid 1 en 2 van artikel 6 van de Habitatrichtlijn en lid 3 en 4 van artikel 6 van de Habitatrichtlijn? Waarom wel of waarom niet? Hoe wordt onderscheid gemaakt tussen maatregelen die voortvloeien uit lid 1 en 2 van artikel 6 van de Habitatrichtlijn en lid 3 en 4 van artikel 6 van de Habitatrichtlijn?
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd hoe voor de zogenoemde «andere handelingen» wordt getoetst of significante effecten voor Natura 2000-gebieden kunnen worden uitgesloten. Wat gebeurt er met toegestane projecten als kritieke waarden ondanks toetsing vooraf toch worden overschreden? Kunnen deze worden stilgelegd om de natuur te beschermen? Welke partij is verantwoordelijk voor het toezicht hierop? Eveneens vragen deze leden welke effecten worden verwacht van het vervallen van de vergunningplicht, de administratieve lastenverlichting daargelaten.
De leden van de PvdA-fractie vragen om voorbeelden van zaken die als «handeling» getypeerd kunnen worden. Geldt dit ook voor beweiden en bemesten of voor bouw?
Op grond van welke criteria en maatstaven kan worden beoordeeld of sprake is van handelingen die een mogelijk verslechterend maar zeker niet significant effect hebben voor een Natura 2000-gebied? Op welke wijze moet dit worden vastgesteld en worden gemotiveerd?
De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de regering ervoor gekozen heeft de vergunningplicht voor «andere handelingen» te schrappen uit de Wet natuurbescherming. In hoeverre draagt het schrappen van de vergunningplicht voor «andere handelingen» bij aan het realiseren van stikstofruimte op korte termijn? Wordt de vergunningplicht voor «andere handelingen» permanent geschrapt of tijdelijk? Indien het tijdelijk is: wanneer wordt het schrappen opgeheven? Wat is het advies van de Raad van State over dit onderdeel van het wetsvoorstel? Op welke wijze is het schrappen van «andere handeling» in lijn met de uitgangspunten van de Habitat- en Vogelrichtlijnen en kan dit toegelicht worden? Op basis waarvan garandeert de regering dat het verslechteringsverbod (artikel 6, lid 2 van de Habitatrichtlijn) wordt nageleefd nu er wordt gekozen de vergunningsplicht voor «andere handelingen» te schrappen? Op basis waarvan garandeert de regering dat er met het schrappen van de vergunningplicht voor andere handelingen geen verslechtering van de natuurwaarden in gebieden optreden? Hoe en door wie wordt het overzicht hierover bewaakt?
Bedrijfseffecten
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het verwarrend wat er onder «activiteiten met niet-significante effecten» verstaan wordt. Op pagina 12 van de memorie van toelichting wordt gesteld dat dit alleen zou gaan om de groep activiteiten die wordt genomen met het oog op de instandhouding van de relevante natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Echter, op pagina 13 wordt ook gesproken over «activiteiten met een zeer beperkte invloed op het Natura 2000-gebied». Houdt de regering dezelfde definitie aan als de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat elke activiteit die een potentieel significant gevolg voor een Natura 2000-gebied kan hebben aangemerkt wordt als een project? Volgt daar volgens de regering uit dat het voorgenomen vervallen van de vergunningsplicht alleen geldt voor activiteiten die ondernomen worden voor de instandhouding van relevante natuurwaarden? Zo nee, voor welke groep activiteiten zou het dan mogelijk nog meer gelden? Waarom heeft de regering ervoor gekozen om de vergunningplicht voor deze activiteiten te schrappen? Draagt deze maatregel bij aan het creëren van «stikstofruimte»? Is het schrappen van deze vergunningplicht een tijdelijke maatregel of zal dit permanent zijn? Is dit onderdeel van het wetsvoorstel ter advisering aangeboden aan de Raad van State? Wat is het advies van de Raad van State over dit onderdeel van het wetsvoorstel? Wordt, indien er nog geen advies is gegeven door de Raad van State, expliciet gevraagd om advies voor wat betreft het voornemen om de vergunningplicht voor «andere handelingen» te schrappen? Zo nee, waarom niet? Op welke wijze is het schrappen van «andere handeling» in lijn met de uitgangspunten van de Habitat- en Vogelrichtlijnen? Kan dit toegelicht worden? Op basis waarvan garandeert de regering dat het verslechteringsverbod (art. 6, lid 2 van de Habitatrichtlijn) wordt nageleefd nu ervoor wordt gekozen de vergunningsplicht voor «andere handelingen» te schrappen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de openstelling van Lelystad Airport voor commerciële luchtvaart beschouwd wordt als een «andere handeling» of als een project. Wordt de uitbreiding van het aantal vluchten op Schiphol, of andere luchthavens, beschouwd als een «andere handeling» of als een project? In geval één van beiden (of allebei) een «andere handeling» is, wat is dan de consequentie van het schrappen van deze term? Wat is de consequentie van het schrappen van «andere handelingen» voor regionale luchthavens als Lelystad?
Is door het schrappen van de vergunningplicht voor «andere handeling» meer schade aan natuur mogelijk? Op basis waarvan garandeert de regering dat met het schrappen van de vergunningplicht voor andere handelingen er geen verslechtering van de natuurwaarden in gebieden optreedt? Hoe en door wie wordt het overzicht hierover bewaakt? Kan de regering garanderen dat bedrijven die een activiteit willen uitvoeren met negatieve effecten op natuur, hoewel niet significant negatief, niet achteraf in onzekerheid komen nu met het schrappen van de vergunningplicht voor «andere handelingen» de provincie hun beoordeling niet toetst? Kan de regering bevestigen dat, door het schrappen van de vergunningplicht voor «andere handelingen», bedrijven achteraf geconfronteerd kunnen worden met een handhavingsverzoek als blijkt dat hun beoordeling niet goed was? Hoe beoordeelt de Minister de wenselijkheid hiervan in het licht van rechtszekerheid?
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd wanneer er gestart gaat worden met werkzaamheden die bijdragen aan natuurherstel van de Natura 2000-gebieden en hoe de prioritering daarin plaatsvindt. Op welke wijze vindt de coördinatie tussen Rijk en provincies plaats? Daarnaast lezen deze leden dat bij de herstel- of verbetermaatregelen gedacht kan worden aan het nemen van een peilbesluit om de waterstand te verhogen en weidegebieden te vernatten of het opnemen van bufferzones rondom Natura 2000-gebieden via een provinciaal inpassingsplan. Kan worden toegelicht hoe tegelijkertijd rekening wordt gehouden met het voornemen van de regering uit de brief van 13 november jl. dat de aanwijzingsbesluiten van Natura 2000-gebieden worden opgeschoond, met als doel instandhoudingsdoelen die niet voortvloeien uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen, waaronder habitattypen die na aanwijzing nog zijn toegevoegd, waar mogelijk te schrappen?
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de bufferzones en de aanwijzing van extra natuur onder de versnelling vallen.
De leden van de PVV-fractie vragen of het verwijderen van hout, bomen en struweel, een goede methode is om stikstof uit de natuurgebieden te verwijderen. Nemen houtwallen niet veel stikstof op?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering bestuurlijke versnelling mogelijk wil maken bij het nemen van een peilbesluit of het opnemen van bufferzone rondom Natura 2000-gebieden via een provinciaal inpassingsplan. Deze leden hechten zeer aan de mogelijkheid van inspraak en rechtsbescherming van burgers. Zij vragen hoe deze versnelling zich verhoudt met hetgeen in een Kamerbrief is gesteld over het niet aanwijzen van nieuwe Natura 2000-gebieden op land. Het opnemen van bufferzones rondom Natura 2000-gebieden is daar immers mee in tegenspraak.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering welke maatregelen voor natuurherstel en het behalen van een goede staat van instandhouding aanvullend worden genomen ten opzichte van het eerder voorgenomen beleid voor natuurherstel in het kader van het PAS.
De leden van de SP-fractie merken op dat de Afdeling advisering van de Raad van State stelt dat het naast elkaar functioneren van drempelwaarden en een depositieregistratiesysteem kan leiden tot afname van het tempo van daling van stikstofdepositie en daarmee het halen van de instandhoudingsdoelen. Deze leden vragen in dit kader of het niet wijzer is om uitsluitend in te zetten op drempelwaarden, ook gezien de waarschuwing van de Afdeling advisering over de twijfels over de houdbaarheid van een depositieregistratiesysteem.
De leden van de PvdA-fractie lezen in paragraaf 5 dat wordt gesproken over het versnellen van natuurherstelmaatregelen. Om versnelling te realiseren is naast bestuurlijke versnelling vaak ook het beschikbaar zijn van financiële middelen vereist om tot daadwerkelijke versnelling te komen. Welke rijksmiddelen zijn hiervoor beschikbaar? Wanneer komen deze beschikbaar? Op basis van welke criteria worden de middelen verdeeld?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de regering of er aanvullende maatregelen worden genomen voor het behalen van een goede staat van instandhouding, boven op de maatregelen voor natuurherstel die ook onder het PAS genomen hadden moeten worden. Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
De leden van de SGP-fractie vragen de regering om een schets te geven van de procedures die nu gevolgd moeten worden voor bijvoorbeeld het nemen van een peilbesluit voor vernatting van gebieden in en rond Natura 2000-gebieden en voor het aanleggen van een bufferzone en van de procedures die gevolgd kunnen worden als fysieke natuurmaatregelen toegevoegd worden aan bijlage I van de Crisis- en Herstelwet. Welke versnelling gaat dit naar verwachting opleveren? Er is veel discussie over de nut en noodzaak van bijvoorbeeld bufferzones rond Natura 2000-gebieden. Ook kan het grote gevolgen hebben voor de positie van bedrijven en woningeigenaren. Wat betekent onder meer het uitschakelen van de beroepsmogelijkheid voor decentrale overheden voor het verkrijgen van (lokaal) draagvlak voor dergelijke ingrijpende maatregelen?
Aard maatregel
De leden van de VVD-fractie lezen dat er geschreven wordt over middelvoorschriften en geen doelen. Klopt deze zienswijze en moet het niet tot doelvoorschriften beperkt blijven?
De leden van de PVV-fractie vragen hoe de voersamenstelling gaat worden gecontroleerd en gehandhaafd. Bestaat niet het risico dat de gezondheid of het welzijn van de dieren in gevaar wordt gebracht omdat aan een ondergrens qua eiwitten zal worden gevoerd? Zijn er andere landen op de wereld die vanuit de overheid voorschrijven wat de dieren qua voersamenstelling krijgen? Zo ja, welke landen? Zijn niet het dier zelf en de boer hiervoor verantwoordelijk?
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat boeren in Nederland een goed inkomen moeten kunnen verdienen. Deze leden zijn van mening dat als de inzet van het kabinet met betrekking tot de veevoermaatregelen leidt tot een hogere kostprijs voor de boer, dit moet worden vergoed door de overheid als dit niet in de markt terug te verdienen is. Deelt de regering deze mening? Zo nee, waarom niet? Zo ja, dan hebben deze leden de volgende vragen:
– Op welke manier wordt dit dan vormgegeven?
– Komt er een gedegen kostprijs-analyse?
– Kan aangegeven worden of er specifiek gekozen gaat worden voor minder eiwit in het voer?
– Wordt daarbij gekeken bij invoering naar het management en voorlichting?
– Op welke manier wordt de monitoring en borging van de behaalde effecten vorm gegeven?
– Worden boeren gecompenseerd indien aangetoond wordt dat het voer een negatief effect heeft op de opbrengst van vlees of melk?
– Komt er een overgangsregeling en mag de oude voorraad voer opgemaakt worden?
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat er alleen sprake kan zijn van doelvoorschriften met betrekking tot samenstelling van diervoeders ten aanzien van het verminderen van stikstof. Waarom kiest de regering blijkens artikel II, tweede lid, onder c en d, ervoor om een middelvoorschrift in dit artikel op te nemen? Voorts vragen deze leden of hierover overleg geweest is tussen de regering en het Landbouw Collectief. Zo ja, wat was daar de uitkomt van?
De leden van de CDA-fractie vragen of het juridisch sluitend is onderzocht of het huidige voer verboden kan worden en of import uit buurlanden tevens verboden kan worden. Deze leden vragen de regering aan te geven of de zwaarte van de straf, genoemd in artikel III, met betrekking tot een eventueel economisch delict wel proportioneel is. Tevens vragen zij of de regering haar keuze in dezen nader kan onderbouwen en kan aangeven in welke situaties in de land- en tuinbouw voor deze zelfde weg en zwaarte van straffen is gekozen.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verrast door het verwachte grote stikstofreducerende effect van veevoer. Waarom is dit middel al niet veel eerder toegepast in de veehouderij? Is het voer geschikt voor alle diersoorten? Kan de biologische veehouderij uit de voeten met het andere veevoer? Hoe gaat gecontroleerd worden of de te verwachten effecten daadwerkelijk optreden? Is de regering ervan op de hoogte dat biologische veevoeders aan extra eisen moeten voldoen op grond van de Europese biologische verordeningen en dat daarom het verlagen, verhogen of toevoegen van bepaalde bestandsdelen in het voer niet altijd mogelijk of toegestaan is? Kan de regering toezeggen dat de biologische veehouders en hun belangenorganisaties geraadpleegd zullen worden bij het opstellen van nadere regels en dat deze regels zo nodig aangepast worden voor biologische veevoeders, zodat ook voor de biologische veehouderij gegarandeerd wordt dat er geen negatieve gevolgen zijn voor de productiviteit en de diergezondheid?
De leden van de SP-fractie constateren dat de regering weidegang als randvoorwaarde voor wijzigingen in het eiwitgehalte van veevoer benadrukt. Voor deze leden is weidegang een harde eis. Kan de Minister een inschatting maken van de stikstofreductie die de weidegang kan opleveren? De vraag die hierbij opkomt is in hoeverre dit kan worden gewaarborgd met het voorliggende voorstel. Deze leden zijn van mening dat voorschriften omtrent verandering in de samenstelling van veevoer nooit mogen leiden tot verslechtering van dierenwelzijn. De regering deelt deze mening, zo blijkt uit de tekst van het wetsvoorstel, maar onduidelijk is nog welke gevolgen dit heeft voor de handhavingscapaciteit van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Wellicht kan dit nader worden toegelicht. Voorts zijn deze leden benieuwd of de te verwachten stikstofbesparing voldoende wetenschappelijk is onderbouwd.
De leden van de PvdA-fractie vragen op welke termijn de veevoermaatregel daadwerkelijk tot stikstofreductie gaat leiden. Wanneer wordt de beoogde reductie van 3,6 mol/ha/jaar (p.2) bereikt? Op welke wijze wordt erin voorzien dat voorschriften met betrekking tot veevoer daadwerkelijk worden toegepast? Gaat dit gepaard met een registratieplicht van aanvoer? Zo ja, volgens welke methode en welke elementen dient dan te worden geregistreerd? Op welke wijzen worden de veronderstelde effecten van veevoervoorschriften gemeten en gemonitord? In hoeverre zijn de agrarische brancheorganisaties geconsulteerd over de veevoermaatregel? Geniet de maatregel instemming en is draagvlak geborgd?
Ook wat betreft het voerspoor worden bij de leden van de Partij voor de Dieren-fractie meer vragen opgeroepen dan beantwoord. Ten eerste wordt niet gesteld met welk percentage veehouders hun stikstofuitstoot zouden moeten reduceren, dus blijft het ook onduidelijk hoeveel stikstofuitstoot hier in totaal mee bespaard wordt. De regering schrijft dat een reductie bijvoorbeeld plaats kan vinden door een verlaging van de hoeveelheid eiwit in het rantsoen, of door middel van voedingsadditieven. Zijn er ook andere mogelijkheden op het gebied van voer? Hoe wordt gecontroleerd of en welke maatregelen veehouders nemen en welk effect deze hebben op de stikstofuitstoot per bedrijf en van de veehouderij als geheel? Met deze wijziging van de Wet dieren wordt het mogelijk om verplichtingen op te leggen met betrekking tot het voer. Wanneer wordt hiertoe besloten? Is al besloten wat er dan verplicht zou worden? Hoe worden de kosten daarvoor gedekt?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het ontoelaatbaar dat het uitsluiten van negatieve gevolgen voor het welzijn van het dier niet opgenomen is als randvoorwaarde. Waarom is dit weggelaten? Is er wel onderzoek gedaan naar de effecten van deze maatregel op het welzijn van verschillende diersoorten? Zo ja, kunnen de resultaten daarvan naar de Kamer gestuurd worden? Zo nee, gaat de regering dit alsnog laten uitvoeren, voordat de ministeriële regeling in werking treedt? Hoeveel ammoniakreductie kan gerealiseerd worden als weidegang verplicht wordt?
Tevens vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie of er berekeningen zijn van de effecten van het niet langer bijvoeren van buitenlandse soja. Zo ja, kunnen deze met de Kamer gedeeld worden? Zo nee, wat is de reden dat de regering hier niet naar kijkt? Met deze maatregel wordt zowel de natuur in Nederland geholpen, vanwege een lagere ammoniakuitstoot, als die overzees, vanwege de schade die de sojateelt daar veelal toebrengt aan ecosystemen. Kan de regering aangeven of een stop van de import van soja tot de mogelijkheden behoort?
De leden van de SGP-fractie zetten grote vraagtekens bij bepalingen omtrent de veevoermaatregelen. Veevoermaatregelen kunnen grote impact hebben op de bedrijfsvoering. Deze leden zijn van mening dat een voorhangbepaling dan wenselijk is. Zij horen graag of de regering bereid is te kiezen voor een regeling via AMvB, inclusief een voorhang in beide Kamers der Staten Generaal. Zo niet, wat zijn de zwaarwegende bezwaren?
De regels kunnen ook betrekking hebben op het ruwvoer. De samenstelling van het ruwvoer, zoals het eiwitgehalte, is mede afhankelijk van niet beïnvloedbare factoren, zoals de weersomstandigheden in het groeiseizoen. De leden van de SGP-fractie horen graag in hoeverre de regering hier rekening mee wil houden en hoe de regering gaat voorkomen dat van melkveehouders onmogelijke keuzes worden gevraagd. Deze leden horen ook graag hoe de regering een en ander zou willen borgen.
De Raad van State geeft aan dat de regering niet heeft toegelicht of een vermindering van de stikstofuitstoot via de door de veehouderij gehouden dieren niet met minder vergaande maatregelen kan worden bereikt. De leden van de SGP-fractie horen graag of de regering voornemens is te kiezen voor minder vergaande maatregelen in overleg met de betrokken sectoren. Wordt hierover afstemming gezocht met de betrokken sectoren, zoals bijvoorbeeld verenigd in het Landbouwcollectief?
Het Landbouwcollectief heeft een alternatief stikstofplan voorgesteld. De leden van de SGP-fractie ontvangen graag een inhoudelijke reactie van de regering op dit stikstofplan.
De regering heeft eerder aangegeven dat gekozen zal worden voor doelvoorschriften en dat geen sprake zal zijn van verplichte toevoeging van bijvoorbeeld enzymen aan veevoer. De leden van de SGP-fractie vragen hoe zich dat verhoudt tot de mogelijke verplichting om bepaalde bestanddelen toe te voegen zoals opgenomen in het voorgestelde artikel 2.18a, onderdelen c en d, in artikel II (wijziging Wet dieren). Is de regering bereid deze bepalingen te schrappen, ook gelet op de risico’s die toevoegingen met zich mee kunnen brengen?
Toevoeging van additieven aan veevoer kan grote risico’s met zich meebrengen. Veel additieven en enzymen zijn wel getoetst op hun bedoelde werking, maar niet op hun effect op de kwaliteit en verwerkbaarheid van producten, zoals melk, of op de lange termijn effecten op onder meer diergezondheid. Daarbij komt dat verschillende additieven geen natuurlijke oorsprong hebben en dat gebruik daarvan bezwaren op kan leveren bij onder meer consumenten en buitenlandse afnemers. Is de regering ten minste voornemers grote terughoudendheid te betrachten bij toepassing van een dergelijke verplichting, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Waarom heeft de regering er niet voor gekozen randvoorwaarden met betrekking tot diergezondheid, voedselveiligheid, volksgezondheid en gevolgen voor de afzet op te nemen in de wettekst?
De leden van de SGP-fractie horen graag welke stappen de regering nog gaat zetten om te komen tot specifieke wettelijke maatregelen in het veevoerspoor en wanneer.
Verhouding Europeesrechtelijk kader
Bedrijfseffecten
De leden van de VVD-fractie lezen dat er een uitzondering wordt gemaakt voor bedrijven die hun vee zeer extensief houden. De leden zouden graag een toelichting willen op deze maatregel.
Handhaving
De leden van de VVD-fractie vragen op welke termijn meer duidelijkheid gegeven kan worden over de gevolgen voor de handhavingscapaciteit.
De leden van de PVV-fractie vragen of de registratie en handhaving van diervoeder per individueel dier niet dusdanig ingewikkeld zijn dat dit gaat leiden tot onacceptabele juridische gevolgen. Is de NVWA wel in staat om dit uit te gaan voeren?
De leden van de PvdA-fractie lezen op pagina 17 dat de handhaving van de diervoederregeling bij de NVWA zal komen te liggen. Deze leden lezen ook dat bij het opstellen van die regeling tevens gekeken zal gaan worden wat de gevolgen voor de handhavingscapaciteit zijn. Naar deze leden menen, zal het toezicht op deze regeling wel zeker extra capaciteit vergen. Kan op voorhand worden verzekerd dat de NVWA voldoende middelen en menskracht krijgt om voldoende toezichts- en handhavingsdruk uit te oefenen, opdat naleving van de voermaatregelen en daarmee gemoeide stikstofruimte wordt gewaarborgd?
De leden van de VVD-fractie merken op dat in de memorie van toelichting een paragraaf over de regeldruk ontbreekt. Kan er alsnog ingegaan worden op de vraag wat het voorstel precies bijdraagt aan het verminderen van administratieve lasten?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben enkele specifieke vragen over de wetstechnische kant van het voorliggende voorstel van wet waar zij graag heldere antwoorden op zouden ontvangen. Deze leden constateren dat de regering in de versie die aan de Afdeling advisering van de Raad van State is gezonden geen gewag maken van wijzigingen van het Besluit Natuurbescherming en van de wijzigingen van het Besluit Omgevingsrecht. De wijzigingen van deze besluiten is pas later aan het wetsvoorstel toegevoegd. Hierdoor heeft de Raad van State over deze wijzigingen ook geen advies kunnen geven. Waarom is hiervoor gekozen door de regering? Is het geen goed gebruik om dergelijke wijzigingen aan de Raad van State ter advies voor te leggen? Deze leden ontvangen graag een expliciete reactie op de reden van deze gekozen route. Kan de regering bij het beantwoorden van deze vragen ook de voorschriften uit de Aanwijzing voor de regelgeving betrekken? Kan de regering hierbij voorts expliciet ingaan op de kritische reactie van de Raad van State op deze wijze van het wijzigen van AMvB’s die de Raad van State tijdens de behandeling van de Crisis- en Herstelwet heeft gemaakt? Is de regering bereid om de Raad van State alsnog om een (aanvullend) advies te vragen over de wijzigingen van de voornoemde besluiten? Zo nee, waarom niet? Kan de regering ook reageren op de zorg van deze leden dat de leden van de Staten-Generaal zonder expliciet advies van de Raad van State lastiger de noodzaak van de wetswijzing kunnen beoordelen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook waarom überhaupt gekozen is voor het wijzigen van AMvB’s via een wet. Erkent de regering dat dit een uiterst ongebruikelijke manier is om AMvB’s te wijzigen? Erkent de regering ook dat departementen die reageren op amendementen van Kamerleden waarin zij voorstellen AMvB’s te wijzigen via een wet regelmatig als reactie krijgen dat een AMvB niet gewijzigd kan worden via een wet? Kan de regering tot slot ten aanzien van dit onderwerp een overzicht geven van wetsvoorstellen uit de afgelopen tien jaar waarin AMvB’s via wetsvoorstellen zijn gewijzigd?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat de grote afwezige in dit wetsvoorstel de langeretermijnmaatregelen zijn die de stikstofuitstoot daadwerkelijk en significant omlaag brengen. Na een halfjaar van overleg binnen en buiten verschillende ministeries is het de regering niet gelukt om tot maatregelen te komen die ook maar de indruk wekken dat zij de stikstofdepositie op Nederlandse natuurgebieden drastisch zullen reduceren. Sterker nog, met deze PAS 2.0 kan de stikstofuitstoot gewoon toe blijven nemen. Uit onderzoek van Wageningen University and Research blijkt dat de latente ruimte in Wnb-vergunningen vaak 25%-30% is. Dit houdt in dat de stikstofuitstoot gewoon toe kan nemen, zonder dat het openbaar bestuur hier enige grip op heeft. De instandhoudingsdoelstellingen raken hierdoor alleen maar verder buiten bereik.
De uitgifte van een Wnb-vergunning is geen absoluut recht, en kan door het bevoegd gezag uitgegeven maar ook ingetrokken worden. Volgens de Wet natuurbescherming mag dat intrekken of beperken niet zomaar, maar wel als er een goed onderbouwde reden voor is. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn van mening dat de huidige stikstofcrisis van zulke grootte en urgentie is, dat het de inname van de latente ruimte uit Wnb-vergunningen rechtvaardigt, met als peildatum 4 oktober 2019. Uiteraard moeten vergunninghouders hier financieel voor gecompenseerd worden waar nodig. Een dergelijke maatregel zal kosteneffectiever zijn dan het uitkopen van hele veehouderijen.
Daarnaast is een krimp van het aantal dieren in Nederland volgens de leden van de Partij voor de Dieren-fractie onontkoombaar in de huidige stikstof- en klimaatcrisis en voor dierenwelzijn. Het is onbegrijpelijk dat de regering deze stap niet durft te zetten en daarmee een daadwerkelijke oplossing voor vele problemen voor zich uit blijft schuiven. Met het opstellen van een pad voor een stapsgewijze krimp van de veestapel wordt duidelijkheid gecreëerd voor veehouders, de bouw en voor de jonge generatie die zich zorgen maakt om de toekomst van de planeet. Deze leden stellen een krimp van 25% voor tot 2025, 50% in 2030 en uiteindelijk 70% in 2040. Een vermindering van het aantal dieren geeft lucht voor de natuur, maar ook voor boeren zelf, die in een (ook economisch) gezonder systeem kunnen werken.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vestigen hiermee ook de aandacht op de daadwerkelijke slachtoffers van de huidige crisis: de miljoenen dieren die worden gefokt, gebruikt en geslacht in een systeem van massaproductie tegen dumpprijzen. Door het perspectief van deze dieren centraal te stellen, kan aan een integrale oplossing worden gewerkt, die een gezonde toekomst schept voor zowel de natuur, het klimaat en daarmee ook het welzijn van de mens.
Concluderend vinden de leden van de Partij voor de Dieren-fractie het zeer zorgwekkend dat deze regering volop inzet op het doorgaan op de oude weg, en het mogelijk maken van economische activiteiten andermaal voorop stelt aan natuurbescherming. Er wordt niet eens een termijn gesteld voor het halen van de instandhoudingsdoelstellingen, maar er wordt wel met spoed naar uitwegen gezocht om – in strijd met de Habitatrichtlijn – de economie verder te laten groeien. Ook voor initiatiefnemers van nieuwe projecten blijft hierdoor de onzekerheid bestaan, omdat hun Wnb-vergunningen gemakkelijk bij de rechter aangevochten kunnen worden. Deze leden vinden dit onverantwoord en onacceptabel.
Artikel I (wijziging Wet natuurbescherming)
Onderdelen A, B, C, D, E, onder 1, F, G, J, K, L, M
Onderdeel E (artikel 2.9, derde en vierde lid, Wnb)
Onderdeel H (wijziging artikel 5.5 Wnb)
Onderdeel I (nieuw artikel 5.5a Wnb)
De leden van de PVV-fractie vragen op welke afstand van de emissiebron ammoniak neerslaat.
De leden van de PvdA-fractie lezen op p. 19: «Op basis daarvan kan het stikstofregistratiesysteem bijvoorbeeld uitsluitend worden opengesteld voor bouwprojecten. Binnen de groep projecten kan zo nodig bij de regeling een prioritering worden aangebracht; ook kan desgewenst voor specifieke projecten op voorhand ruimte worden gereserveerd.» Welke instantie bepaalt de prioriteitstelling? Kan hiervan gebiedsgericht of provinciaal worden afgeweken?
Artikel II (wijziging Wet dieren)
Onderdeel AB (nieuw artikel 2.18a Wet dieren)
De leden van de D66-fractie vragen of de regering, naast de maatregelen die nu worden genomen in voer en mest, ook inzet op andere maatregelen zoals het verhogen van het aandeel essentiële aminozuren in voer voor varkens en pluimvee, het verhogen van het aandeel bestendig eiwit in rundveevoer, het raffineren van gras, het oprapen en verwerken tot veevoer van bietenloof, het verwerken van groenbemesters tot veevoer, mengteelt van vlinderbloemigen en gras, het aanzuren van mest en het strippen van ammoniak uit mestdigestaat die de stikstofefficiëntie in de landbouw kunnen verhogen.
Eerste lid
Tweede lid, onder a
Tweede lid, onder b
Tweede lid, onder c en d
Onderdeel B (nieuw artikel 3.7 Wet dieren)
De leden van de VVD-fractie lezen dat in artikel 3.7 van de Wet dieren gesproken wordt over een maximumgehalte aan stoffen in dierlijke producten. De leden vragen waarom melk en vlees aan deze producten worden toegevoegd.
Onderdeel C (wijziging artikel 8.6 Wet dieren)
Artikel III (wijziging Wet op de economische delicten)
Artikel IV (wijziging Tracéwet)
Artikel V (wijziging Crisis- en herstelwet)
Artikel VI (wijziging Wet windenergie op zee)
Artikel VII (wijziging Besluit natuurbescherming)
De leden van de D66-fractie lezen dat nu wordt gekozen voor permanente aanpassingen van de Wet natuurbescherming en de daarbij behorende wetgeving. Wat is de reden dat er niet met een tijdelijk wetgevingskader wordt gewerkt, zoals in eerste instantie bij de Crisis- en Herstelwet ook is gedaan?
Artikel VIII (wijziging Besluit omgevingsrecht)
De leden van de D66-fractie vragen of erover wordt nagedacht om artikel 2.2a van het Besluit Omgevingsrecht in zijn geheel in te trekken om de koppeling tussen omgevingsvergunningen en natuurvergunningen los te laten. Met de huidige aanpassingen worden gemeente geconfronteerd met de vraag of voor een project ook effecten op de natuur zijn. Iedere gemeente bepaalt dit op dit moment voor zichzelf. Is het niet beter om dit volledig bij de provincies neer te leggen, zodat gemeente worden ontlast en omgevingsvergunningen voor woningbouwprojecten sneller kunnen worden verleend?
Artikel IX (wijziging Omgevingswet)
De leden van de VVD-fractie lezen in artikel 2.46 dat een bijzonder nationaal natuurgebied vervangen kan worden door een Natura 2000-gebied of een bijzonder nationaal natuurgebied. Deze leden vragen waarom niet alleen een bijzonder nationaal natuurgebied gewijzigd kan worden in een Natura 2000-gebied.
De leden van de PvdA-fractie lezen op pagina 23: «De voorgestelde grondslagen om regels te stellen waaronder geen omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit is vereist, kunnen in het stelsel van de Omgevingswet door de provincies worden gesteld op grond van artikel 5.2, eerste lid, van de Omgevingswet, en op grond van het voorgestelde nieuwe artikel 5.2, derde lid, van de Omgevingswet door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (op grond van het voorstel voor de Aanvullingswet natuur Omgevingswet). Bij AMvBworden hierover regels gesteld». In welke gevallen is het aan de provincies, in welke gevallen aan de Minister om vrijstelling van de vergunningplicht in te stellen? Kan dit per provincie verschillen? Hoe wordt in geval van vrijstelling de stikstofdepositie geregistreerd en bijgehouden?
Op grond van artikel 5.18 van de Omgevingswet worden bij AMvB beoordelingsregels gesteld voor het verlenen of weigeren van een omgevingsvergunning, zo lezen de leden van de PvdA-fractie op pagina 23. Op welke wijze worden de provincies, verantwoordelijk voor het natuurbeleid, hierin betrokken?
Artikel X (inwerkingtredingsbepaling)
BIJLAGE. TRANSPONERINGSTABEL ARTIKEL 6 HABITATRICHTLIJN
Artikel 6
De voorzitter van de commissie, Kuiken
Adjunct-griffier van de commissie, Goorden