Gepubliceerd: 28 november 2019
Indiener(s): Attje Kuiken (PvdA)
Onderwerpen: natuur en milieu stoffen
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35333-6.html
ID: 35333-6

Nr. 6 VERSLAG

Vastgesteld 28 november 2019

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de initiatiefnemers op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen afdoende zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

I. ALGEMEEN DEEL

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van het voorstel van wet van de leden Kops, Graus en Van Aalst houdende een noodregeling over stikstof (Tijdelijke noodwet stikstof). Deze leden hebben hierover nog vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van wet van de leden Kops, Graus en Van Aalst houdende een noodregeling over stikstof (Tijdelijke noodwet stikstof). Deze leden hebben evenwel nog enige vragen.

De leden van de CDA-fractie waarderen de inzet van de PVV-fractie en de genomen moeite om een noodwet te maken. Met deze leden zijn de CDA-leden van mening dat urgentie is geboden met betrekking tot stikstof en PFAS.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van de wet van de leden Kops, Graus en Van Aalst houdende een noodregeling over stikstof (Tijdelijk noodwet stikstof). Deze leden juichen het toe dat leden gebruik maken van het recht op initiatief en zijn dan ook dankbaar voor het genomen initiatief om met een voorstel te komen, maar zij kunnen zich niet vinden in de lijn van de initiatiefnemers om de natuur buitenspel te zetten.

De leden van de D66-fractie zien het belang van een wijziging van de regels voor de aanpak van de stikstofproblematiek in relatie tot de natuur in het kader van sociaaleconomische gevolgen van de vertraging van allerlei projecten en de vertraging van de realisatie van de maatschappelijk opgave zoals woningbouw. Deze leden delen de zorgen over eventuele onnodige ontslagen en het omvallen van bedrijven met de initiatiefnemers. Hierbij moet echter het natuurherstel en de vermindering van de stikstofbelasting op Natura 2000-gebieden in Nederland centraal komen te staan, daartoe heeft de Raad van State ook besloten. Er is te lang op de pof van de natuur geleefd waardoor de huidige staat van instandhouding in vele natuurgebieden zeer slecht is. Over het voorliggende voorstel van wet hebben de leden van de D66-fractie nog enkele vragen. Delen de initiatiefnemers het doel om de uitspraak van de Afdeling advisering van de Raad van State te handhaven met name in relatie tot de kwetsbare staat van de natuur in Nederland?

Zijn de initiatiefnemers het met de leden van de D66-fractie eens dat een goede staat van instandhouding van de natuur belangrijk is voor de leefomgeving, biodiversiteit en daarmee de landbouw, lucht- en waterkwaliteit voor mensen? Wat is de reden dat de natuur niet nader wordt beschermd in het voorstel? Hoe beoordelen de initiatiefnemers de uitspraak van de Afdeling advisering van de Raad van State dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet voldoet aan de voorwaarden van de Europese Habitatrichtlijn en dat daarmee natuur beter beschermd moet worden vanaf heden? Zijn de initiatiefnemers het eens met deze leden dat de staat van de natuur in Nederland onvoldoende scoort en daarmee extra bescherming noodzakelijk is? En dat deze bescherming noodzakelijk is voor toekomstige generaties en om te voorkomen dat de Nederlandse natuur onomkeerbaar aangetast wordt?

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe de initiatiefnemers verwachten dat dit wetsvoorstel op de langere termijn bijdraagt aan het oplossen van het huidige probleem in plaats van dit slechts voor bepaalde tijd op te schorten?

Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie zich af op welke wijze de initiatiefnemers zich voorstellen om compenserende maatregelen te nemen voor de projecten die op basis van de noodregeling vrij gesteld zijn vergunningverlening, nu dan wel na verstrijken van de noodwet.

De leden van de CDA-fractie zien dat de indieners ervoor gekozen hebben om projecten tijdelijk helemaal niet te beoordelen. Volgens deze leden biedt de Habitatrichtlijn deze mogelijkheid niet. Hebben de indieners onderzoek gedaan naar de mogelijk of op grond van het Unierecht een afwijking van de Habitatrichtlijn mogelijk is? Zo ja, zouden de indieners de resultaten daarvan kunnen delen. Zo nee, waarom hebben de indieners dat niet gedaan?

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en de reactie van de initiatiefnemers daarop. Zij zien graag nader onderbouwd waarom de initiatiefnemers de uitkomst van het overleg tussen het kabinet met de Europese Commissie over de mogelijke strijdigheid met de Habitatrichtlijn niet als doorslaggevend zien.

De leden van de D66-fractie vragen hoe de initiatiefnemers het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State beoordelen dat de Habitatrichtlijn geen mogelijkheid biedt voor de voorgestelde maatregelen om projecten tijdelijk helemaal niet beoordelen? Hebben de initiatiefnemers contact gehad met de Europese Commissie over hun artikel en kunnen de initiatiefnemers hun juridische analyse onderbouwen of op grond van het Unirecht een afwijking van de Habitatrichtlijn in zeer uitzonderlijke omstandigheden toelaatbaar zijn?

Artikel 2

De leden van de CDA-fractie vragen of de indieners kunnen aangeven wat zij onder een megastal verstaan? Welke diercategorieën zouden daar dan onder vallen? En over welke aantallen c.q. maximale oppervlakte denken de indieners dan?

Artikel 3

De leden van de CDA-fractie lezen dat de indieners ervoor hebben gekozen geen enkele inspraak mogelijk te maken met betrekking tot locatie waar grond en baggerspecie naar verplaatst kan worden. Waarom hebben de indieners daarvoor gekozen? Tevens vernemen deze leden graag waarom niet is gewaarborgd dat belanghebbenden inspraakmogelijkheid hebben en toegang tot de bestuursrechter als zij het bijvoorbeeld met de locatie niet eens zouden zijn. Tevens vragen zij hoe de indieners een zorgvuldige aanwijzing van de stortlocaties willen vormgeven.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemers erop vertrouwen dat de in artikel 3 bedoelde ministeriële regeling binnen een week tot stand kan komen. Graag vernemen zij waar dat op gebaseerd is aangezien die aanwijzing zorgvuldig en met de nodige inspraak moet gebeuren.

Artikel 5

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de initiatiefnemers voornemens zijn om te gaan met alle meldingen die na het vervallen van de wet verleende vergunningen worden. Welke zekerheid biedt het initiatiefnemers van gemelde projecten als deze dan eventueel alsnog aangevochten kunnen worden? Welke zekerheid biedt voorliggend voorstel om het probleem op langere termijn aan te pakken en ook na de periode van het half jaar perspectief te kunnen bieden aan ondernemers of particulieren die in aanmerking willen komen voor een vergunning?

Zijn de initiatiefnemers het met de leden van de VVD-fractie eens dat door het gebrek aan compenserende maatregelen in het voorstel het oplossen van het probleem voor de toekomst lastiger wordt en op deze manier later de prijs betaald wordt door dan voor een lange periode minder vergunningen te kunnen verlenen?

Artikel 6

De leden van de CDA-fractie vragen waarom gekozen is voor een periode van een half jaar.

De voorzitter van de commissie, Kuiken

De adjunct-griffier van de commissie, De Leau- Kolkman