Gepubliceerd: 18 september 2020
Indiener(s): Pia Dijkstra (D66)
Onderwerpen: emigratie immigratie migratie en integratie
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35332-10.html
ID: 35332-10

Nr. 10 NADER VERSLAG

Vastgesteld 18 september 2020

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft naar aanleiding van de op 27 augustus 2020 ontvangen nota naar aanleiding van het verslag (35 332, nr. 9) besloten tot het uitbrengen van een nader verslag over het wetsvoorstel. Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

De griffier van de commissie, Van Toor

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van wet tot goedkeuring van het op 1 juni 1993 te Wenen tot stand gekomen Verdrag tussen de Zwitserse Bondsstaat en de Republiek Oostenrijk met betrekking tot de oprichting en werking van het Internationaal Centrum voor de ontwikkeling van migratiebeleid (ICMPD) en bedanken de Minister voor de beantwoording van de eerder ingestuurde vragen. Toch hebben de leden van de VVD-fractie nog enkele verdere vragen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat een van de voordelen van lidmaatschap het kunnen meespreken in migratiedialogen is. Ook lezen zij dat ook niet-leden kunnen deelnemen aan de migratiedialogen, zoals in het Khartoem-proces. De leden zien graag nader toegelicht aan welke dialogen een niet-lidstaat nu wel en aan welke dialogen een niet-lidstaat nu niet kan deelnemen en wat de meerwaarde is van de dialogen waar zonder lidmaatschap niet aan kan worden deelgenomen. Verder lezen de genoemde leden dat de regering deelname aan het ICMPD als toegevoegde waarde ziet naast de EU-migratiedialogen. Deze leden vragen zich af of de toegevoegde waarde van de inzet van het ICMPD niet beter in EU-verband kan worden vormgegeven. De leden vragen zich af wat de toegevoegde waarde is van migratiedialogen waar geen besliscapaciteit bij aanwezig is om afspraken te maken met derde landen en of extra dialogen via het ICMPD niet eerder vertragend werken op de EU-migratiedialogen. Kan de regering uiteenzetten welke invloed Nederland kan uitoefenen als lid van het ICMPD en hoe draagt dat bij aan het werk dat nu al gedaan wordt? Kan de regering verder toelichten op welke manier het ICMPD bijdraagt aan de capaciteitsopbouw in derde landen en welke middelen zij daarvoor ter beschikking heeft?

De leden van de VVD-fractie zijn positief over de constatering dat voorstellen van het ICMPD op geen enkele manier juridisch bindend zijn. Wel vragen deze leden zich af in hoeverre de voorstellen van het ICMPD als secundaire rechtsbronnen kunnen worden gebruikt en of het daarbij nog uitmaakt of Nederland een verdragsluitende partij is. In hoeverre verbindt Nederland zich als verdrag tekenende partij aan de maatregelen en adviezen die door het ICMPD worden aangeleverd?

Voorts vragen de leden van de VVD-fractie hoe vaak het voorkomt dat beslissingen met (gekwalificeerde) meerderheid worden genomen en waarop deze beslissingen betrekking hadden? Hadden deze beslissingen, die met (gekwalificeerder) meerderheid zijn aangenomen, invloed op de lidstaten die hier tegenstemden?

De leden van de VVD-fractie lezen dat het ICMPD ook giften en donaties van derde partijen kan accepteren. Welke derde partijen geven deze giften of donaties en ter behoeve van wat zijn deze?

Tot slot, de leden van de VVD-fractie hebben eerder vragen gesteld over de mogelijkheid van het ICMPD om zelf internationale overeenkomsten te sluiten. Deze leden vragen zich ook na beantwoording af wat het ICMPD in de praktijk kan overeenkomen met andere staten of organisaties en op welke manier het ICMPD daardoor gebonden kan worden. Gaat dit puur om het toetreden van andere staten tot het verdrag? Zijn er tot op heden andere voorbeelden te geven van overeenkomsten die het ICMPD heeft gesloten met staten en organisaties?

Inbreng van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie vragen nogmaals of de regering het met deze leden eens is, dat het laatste dat Nederland op het gebied van migratie kan gebruiken, een nieuw bemoei-orgaan is, dat net als al die andere waardeloze instellingen eerder zal zorgen voor een verergering van de asiel- en migratiecrisis, dan voor een vermindering ervan? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PVV-fractie hebben tevens kennisgenomen van het rapport van het ICMPD «Breaking Gridlocks and Moving Forward», waarin het ICMPD de EU en de lidstaten aanbeveelt de publieke perceptie over immigratie te beïnvloeden en legale migratie te bevorderen. Is de Minister, gelet op deze zorgwekkende aanbevelingen, bereid om lidmaatschap van het ICMPD te heroverwegen?

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Nota naar aanleiding van het verslag van het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 1 juni 1993 te Wenen tot stand gekomen Verdrag tussen de Zwitserse Bondsstaat en de Republiek Oostenrijk met betrekking tot de oprichting en werking van het Internationaal Centrum voor de ontwikkeling van migratiebeleid (ICMPD), zoals gewijzigd bij het Verdrag van 27 maart 1996, het Verdrag van 26 april 1996 en van het Verdrag van 25 juni 2003, en zoals aangevuld door het Verdrag van 26 mei 2014 (Trb. 2019, 92). Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering sterker te beargumenteren waarom het lidmaatschap van Nederland bij het ICMPD noodzakelijk zou zijn. De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering in de nota naar aanleiding van het verslag een aantal voordelen ziet van eventueel toekomstig lidmaatschap, maar de leden van de CDA-fractie zijn daardoor niet overtuigd. Zij constateren namelijk ook dat de verdragsluitende staten (de leden) van het ICMPD geen vetorecht hebben bij de strategische keuzes en dat besluitvorming (indien unanimiteit niet mogelijk is) plaatsvindt bij (gekwalificeerde) meerderheid. De leden van de CDA-fractie vragen zich daarom af – zeker gezien de geografische positie van de meeste verdragsluitende staten bij het ICMPD – hoeveel invloed Nederland nu daadwerkelijk kan uitoefenen op het werkprogramma en de beleidsmatige ontwikkelingen van het ICMPD. Daar komt nog bij dat de leden van de CDA-fractie de indruk hebben dat de meeste vruchten van het lidmaatschap bij het ICMDP ook zonder dat lidmaatschap beschikbaar zijn. Het (wetenschappelijk) onderzoek is immers openbaar beschikbaar en de dialogen die het ICMPD voert zijn thans ook al gaande en daar kunnen ook niet-leden bij aansluiten.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering daarom uiteen te zetten op welke wijze zij voornemens is invloed uit te oefenen op de strategische keuzes die bij het ICMPD genomen worden over het werkprogramma en de beleidsmatige ontwikkeling van het ICMPD, als de leden van het ICMPD geen vetorecht hebben? Waarom verwacht de regering dusdanig veel invloed te kunnen uitoefenen op de andere 18 lidstaten, terwijl deze geografisch niet per se in de buurt van Nederland liggen en daarom misschien andere belangen hebben op het gebied van migratie? Waarom verwacht de regering dat de beleidskeuzes die bij het ICMPD gemaakt worden, veel zullen bewerkstelligen op het gebied van migratie, terwijl de regering in de nota naar aanleiding van het verslag zelf stelt dat het ICMPD niet meer dan een wetenschappelijke adviesrol heeft in de totstandkoming van het gemeenschappelijk Europees migratiebeleid. Daar zal door een eventueel lidmaatschap van Nederland toch geen verandering in komen?

Waarom is het lidmaatschap van Nederland bij het ICMPD noodzakelijk als, zoals de regering zelf stelt in de nota naar aanleiding van het verslag, ook staten die geen lid zijn van het ICMPD kunnen meedoen aan migratiedialogen zoals het Khartoem-proces?