Ontvangen 26 maart 2020
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel I, onderdeel G, tweede lid, komt te luiden:
2. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarvan de gemeente samen met een of meer andere gemeenten, een of meer provincies of de Staat meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houdt en naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, waarin de eerstgenoemde naamloze en besloten vennootschappen middellijk of onmiddellijk meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houden, over de jaren dat de gemeente het geplaatste aandelenkapitaal houdt;.
2. Artikel II, onderdeel E, wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef vervalt «, eerste lid».
b. In het eerste lid wordt «Onderdeel b» vervangen voor «Het eerste lid, onderdeel b,».
c. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarvan de provincie samen met een of meer andere provincies, een of meer gemeenten of de Staat meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houdt en naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, waarin de eerstgenoemde naamloze en besloten vennootschappen middellijk of onmiddellijk meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houden, over de jaren dat de provincie het geplaatste aandelenkapitaal houdt;.
3. Artikel III, onderdeel D, komt te luiden:
Aan artikel 7.35 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Ten aanzien van de naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen, bedoeld in artikel 7.24, aanhef en onderdeel f, en de naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarin de eerstbedoelde vennootschappen middellijk of onmiddellijk meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houden, is artikel 7.34, eerste tot en met zevende lid, van overeenkomstige toepassing. Artikel 7.34, negende lid, is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de Algemene Rekenkamer mede het betreffende gemeentebestuur of provinciebestuur inlicht.
In het voorstel van wet wordt geregeld dat decentrale rekenkamers bevoegd zijn inlichtingen in te winnen, documenten te vorderen en onderzoek ter plaatse te verrichten bij overheidsdeelnemingen als deelnemende gemeenten, provincies en/of de Staat een gezamenlijk meerderheidsbelang in een rechtspersoon hebben, zonder dat één van de deelnemers een belang van meer dan 50% heeft. Ook bevat het voorstel van wet de uitbreiding van onderzoeksbevoegdheden van decentrale rekenkamers naar (klein)dochterondernemingen van ondernemingen waar de gemeente of provincie alleen meer dan 50% aandeelhouder is. Bij brief van 28 november 2019 heeft de Algemene Rekenkamer aangegeven dat ook onderzoek bij (klein)dochterondernemingen van gezamenlijke overheidsdeelnemingen mogelijk zou moeten zijn, omdat het in de praktijk voorkomt dat de eigenlijke bedrijfsactiviteiten van overheidsdeelnemingen in (klein)dochterondernemingen worden uitgevoerd. Als voorbeeld worden regionale ontwikkelingsmaatschappijen genoemd waar de participatieactiviteiten plaatsvinden in dochterondernemingen.
Naar aanleiding van de vragen van de fracties van de VVD en het CDA in het verslag is geïnventariseerd bij de Nederlandse Vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies (NVRR) en een aantal decentrale rekenkamers of zij uit hun praktijk voorbeelden kunnen noemen van (klein)dochterondernemingen van gezamenlijke overheidsdeelnemingen en of er behoefte bestaat aan rekenkameronderzoek naar deze ondernemingen. Uit de reacties blijkt dat die voorbeelden er zijn en dat de behoefte wordt gevoeld. Bij dergelijke (klein)dochterondernemingen kan informatie aanwezig zijn die nodig is voor het onderzoek naar de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het door het gemeente- of provinciebestuur gevoerde bestuur. Hoewel het al mogelijk is om in goed overleg inlichtingen en documenten te verkrijgen voor een eventueel onderzoek geeft men aan dat het van belang is dat rekenkamers onderzoek kunnen doen naar alle deelnemingen waar gemeenten en provincies (indirect) bij betrokken zijn en om duidelijkheid te geven over de bevoegdheden van de rekenkamers voor die gevallen dat het niet mogelijk is om in goed overleg de benodigde informatie te verkrijgen. Om die reden voegt deze nota van wijziging de (klein)dochterondernemingen van de zogenoemde overheidsdeelnemingen toe in artikel 184, eerste lid, onderdeel c (nieuw), van de Gemeentewet, artikel 185, eerste lid, onderdeel c (nieuw), van de Provinciewet en artikel 7.35, derde lid (nieuw), van de Comptabiliteitswet 2016. Hierdoor wordt het mogelijk voor de decentrale rekenkamers en de Algemene Rekenkamer om tevens onderzoek te doen naar dergelijke (klein)dochterondernemingen.
Deze nota van wijziging wordt mede namens de Minister van Financiën aangeboden.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops