Ontvangen 13 januari 2020
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Aan artikel 16 wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Indien de rechtsvraag, bedoeld in het eerste lid, naar het oordeel van de rechtbank van civiele aard is, stelt de rechtbank deze vraag aan de Hoge Raad. Titel Tiende A van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing op dit verzoek.
In het wetsvoorstel wordt de mogelijkheid voor de rechtbank geregeld om rechtsvragen door middel van prejudiciële vragen voor te leggen aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Aangezien de bestuursrechter ook geconfronteerd kan worden met een civielrechtelijke rechtsvraag is het nuttig deze mogelijkheid te verruimen door prejudiciële vragen van civielrechtelijke aard voor te leggen aan de Hoge Raad.
Aangezien gedupeerden de mogelijkheid hebben om zowel de bestuursrechtelijke als de civielrechtelijke gang te bewandelen bij het verhalen van mijnbouwschade, kan met het huidige wetsvoorstel de situatie voorkomen dat dezelfde rechtsvraag wordt beantwoord door zowel de civiele rechter als bij de bestuursrechter, aangezien de civiele rechter de mogelijkheid heeft prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. Dit amendement voorkomt dat.
Van der Lee