Gepubliceerd: 20 september 2019
Indiener(s): Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA)
Onderwerpen: bestuur criminaliteit gemeenten openbare orde en veiligheid provincies rijksoverheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35152-7.html
ID: 35152-7

Nr. 7 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 september 2019

Tijdens de rondvraag van de procedurevergadering van 4 juli 2019 heeft Kamerlid Den Boer (D66) de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) verzocht te reageren op de berichtgeving in het Binnenlands Bestuur over het artikel «Gemeenten zuinig met inzet Bibob». Daar de Wet Bibob is ondergebracht bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft de Minister van BZK dit verzoek aan mij overgedragen. Met deze brief kom ik tegemoet aan het voornoemde verzoek van uw Kamer.

Het artikel «Gemeenten zuinig met inzet Bibob» staat in het Binnenlands Bestuur van 21 juni 2019. Het artikel is mede gebaseerd op de resultaten van een enquête over de inzet van de Wet Bibob onder 45 gemeenten. De geïnterviewden in het artikel stellen dat gemeenten hun eigen onderzoeksmogelijkheden binnen de Wet Bibob beter moeten benutten en gaat vervolgens in op een aantal thema’s en ontwikkelingen. Laat ik vooropstellen dat ik dit signaal waardeer. Ik zal hiernavolgend de thema’s als volgt beschrijven: benutten eigen onderzoek, reikwijdte (branches) Wet Bibob en het waterbedeffect.

Benutten eigen onderzoek

De geïnterviewden in het artikel stellen enerzijds dat gemeenten niet standaard Bibob toepassen bij elke aanvraag en anderzijds dat onderzoek van het Landelijk Bureau Bibob (LBB) vaker (dan het eigen Bibob-onderzoek van gemeenten) leidt tot «ernstig gevaar». Ten aanzien van het eerste punt geldt dat de inzet van de Wet Bibob een discretionaire bevoegdheid is, het is dus aan het bestuursorgaan zelf om af te wegen of inzet van het instrument noodzakelijk is. Het LBB en de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC’s) ondersteunen de gemeenten bij de inzet van de Wet Bibob. Voor het tweede punt geldt, en hier verwijst het artikel ook al naar, dat bestuursorganen meer mogelijkheden voor het eigen Bibob-onderzoek krijgen door het aanhangige wetsvoorstel tot wijziging van de Wet Bibob en de bijbehorende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens1. Zo kan een gemeente na deze wijzigingen ook informatie uit het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) over zogeheten derden opvragen. Ik deel de stelling van het artikel dat op deze wijze gemeenten beter kunnen inschatten of een adviesaanvraag bij het LBB noodzakelijk is.

Reikwijdte (branches) Wet Bibob

In het artikel wordt aangegeven dat nieuwe branches zoals evenementen en bouw interessanter zijn voor de Wet Bibob dan bijvoorbeeld horeca. De Wet Bibob is van toepassing op een groot aantal vergunningen, subsidies, vastgoedtransacties en overheidsopdrachten. Voor de laatste categorie geldt momenteel de beperking tot de sectoren bouw, milieu en ICT. Met de voorliggende wijziging van de Wet Bibob wordt deze losgelaten. Gemeenten hebben dus al de mogelijkheid om voor een bouw- of evenementenvergunning de Wet Bibob in te zetten, dit blijft echter een discretionaire bevoegdheid.

Waterbedeffect

Uit het artikel blijkt dat sommige gemeenten een lijst bijhouden van dubieuze bedrijven. Het bestuursorgaan kan persoonsgegevens verwerken voor zover dat noodzakelijk is ter uitvoering van zijn taken op grond van de Wet Bibob, binnen de kaders van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Het delen van gegevens met andere partijen is alleen mogelijk voor zover de Wet Bibob een uitzondering op de geheimhoudingsplicht bevat. Deze geheimhoudingsplicht is niet van toepassing op de situatie waarin het bestuursorgaan persoonsgegevens enkel voor zichzelf houdt.

In het artikel komt ook de wens terug voor een landelijk register. Momenteel mag aan het LBB worden gevraagd of er in de afgelopen twee jaren een advies is uitgebracht over een bepaalde partij en welke conclusie dit advies had. Met het voornoemde wetsvoorstel krijgt het LBB ook een «tipbevoegdheid» om bestuursorganen te kunnen tippen. Op 3 juli 2019 heb ik, samen met de Minister voor Rechtsbescherming, aan uw Kamer tevens een tweede tranche van wetgeving inzake Bibob aangekondigd2. In deze Kamerbrief geven wij aan te overwegen om te komen tot een nationaal Bibob-register. Een «privacy impact assessment» maakt onderdeel uit van het voorstel. Het streven is om het wetsvoorstel tweede tranche Wet Bibob nog dit jaar in consultatie te brengen.

Afsluitend geeft het artikel aan dat de cijfers uit de enquête de noodzaak voor de voorliggende wijziging van de Wet Bibob onderstrepen: de eigen onderzoeksmogelijkheden zijn (dan) beter en uitgebreider, bovendien kunnen gemeenten beter en gerichter naar het LBB voor een adviesaanvraag. Verder blijkt uit het artikel steun voor de verkenning naar een landelijk register. Dit sterkt mij in de ingeslagen weg om dit onderdeel van de ondermijningswetgeving verder te brengen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus