Ontvangen 20 mei 2019
In artikel III van het voorstel van wet vervalt «en wordt na «cognossement» ingevoegd: , verhandelbaar vervoerdocument of verhandelbaar elektronisch vervoerbestand».
Artikel 481, lid 2, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) regelt de afgifte van het cognossement aan een derde. Kort gezegd kan de rechter deze derde aanwijzen, als er een geschil is tussen de cognossementhouder en de vervoerder over de afgifte. Artikel 627 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) schreef ten tijde van het opstellen van het wetsvoorstel voor dat deze derde wordt benoemd door de voorzieningenrechter van de rechtbank van de plaats waar het cognossement aan de vervoerder moet worden afgegeven. Door artikel I, onderdeel L, van de Wet van 22 juni 2016 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de concentratie van scheepvaartzaken bij de rechtbank Rotterdam (Stb. 2016, 255) is dit gewijzigd en gebeurt de benoeming door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam. De zinsnede over het cognossement als opgenomen in artikel III van dit voorstel van wet kan daarom komen te vervallen.
Deze nota van wijziging wordt mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat aangeboden.
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker