Gepubliceerd: 9 juli 2018
Indiener(s): Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Piet Hein Donner (CDA)
Onderwerpen: economie internationaal internationale samenwerking transport verkeer water
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34991-4.html
ID: 34991-4

Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 8 juni 2017 en het nader rapport d.d. 4 juli 2018, aangeboden aan de Koning door de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 6 april 2017, no. 2017000609, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 8 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Wetboek van Strafrecht in verband met de uitvoering van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de overeenkomsten voor het internationaal vervoer van goederen geheel of gedeeltelijk over zee (Trb. 2011, 222 en 2013, 42) (Uitvoeringswet Rotterdam Rules), met memorie van toelichting.

Het voorstel strekt tot uitvoering van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de overeenkomsten voor het internationaal vervoer van goederen geheel of gedeeltelijk over zee (hierna: het Verdrag). Het voornaamste doel van dit Verdrag is het moderniseren en uniformeren van de bestaande verdragen inzake goederenvervoer over zee.

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar heeft opmerkingen over de motivering van het voorstel met betrekking tot de gevolgen voor de aanvullend vervoerders.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 6 april 2017, nr. 2017000603, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 8 juni 2017, nr. W03.17.0100/II, bied ik U hierbij aan.

Het voorstel heeft de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) aanleiding gegeven tot het maken van opmerkingen ten aanzien van de gevolgen voor aanvullend vervoerders. De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op de gevolgen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de overeenkomsten voor het internationaal vervoer van goederen geheel of gedeeltelijk over zee voor de positie van aanvullend vervoerders. In de memorie van toelichting is naar aanleiding hiervan een paragraaf opgenomen over de gevolgen van het Verdrag voor aanvullend vervoer.

Aan de redactionele opmerkingen van de Afdeling is, waar aangewezen, gevolg gegeven.

1. Gevolgen voor aanvullend vervoerders

Anders dan de verdragen die onderhavig Verdrag vervangt, ziet onderhavig Verdrag niet alleen op het vervoer over zee, maar ook op het vervoer dat in aansluiting daarop op andere wijze plaatsvindt. Dat kan vervoer over weg of spoor zijn, maar ook via binnenvaart.

In de consultatiereacties van de brancheverenigingen Transport en Logistiek Nederland (TLN), de Nederlandse Organisatie voor Expeditie en Logistiek (FENEX) en de Internationale Vereniging voor de behartiging van de gemeenschappelijke belangen van de binnenvaart en de verzekering en voor het houden van het register van binnenschepen in Europa (IVR), is gevraagd om het Verdrag niet te ratificeren, omdat daardoor de opgenomen zwaardere aansprakelijkheden die voor zeevervoer gelden, volgens hen ook van toepassing worden op het aanvullend vervoer.De brancheverenigingen brengen naar voren dat de hiermee gemoeide bedragen veel hoger zijn dan de bedragen die thans van toepassing zijn op grond van afdeling 2, titel 13, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarnaast is er volgens TLN ten onrechte geen wettelijk regresrecht geregeld.

De Afdeling mist in de toelichting een adequate reactie op de opmerkingen van de brancheverenigingen over de gevolgen voor de aanvullend vervoerders in de situatie dat het Verdrag van toepassing is. In de reacties is opgemerkt dat niet duidelijk is hoe de voorrangsbepalingen voor aansprakelijkheden uit transportverdragen voor andere soorten vervoer dan maritiem vervoer2 in de praktijk toegepast kunnen worden. Daarnaast is naar voren gebracht dat de hoofdvervoerders vaak een economisch machtiger positie innemen dan de aanvullend vervoerders zodat het lastig is om in onderhandeling een beperking van de hogere aansprakelijkheid overeen te komen. In één van de reacties3 wordt daarom gevraagd om een wettelijk regresrecht te regelen. In de toelichting wordt aangegeven dat bij de invoering van boek 8 BW ervoor is gekozen om een dergelijk regresrecht niet op te nemen, maar een eventuele regeling hiervan aan partijen zelf over te laten. Daarbij wordt evenwel niet ingegaan op de gestelde specifieke gevolgen van de mogelijke uitbreiding van de verhoogde aansprakelijkheid op grond van het Verdrag van alleen maritiem vervoer naar ook aanvullend vervoer. Evenmin wordt inzicht verschaft in de verhouding tot de geldende andere verdragen inzake aanvullend vervoer.

De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op de gevolgen voor de positie van de aanvullend vervoerders.

2. Redactionele kanttekeningen

De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De vice-president van de Raad van State,

J.P.H. Donner

Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoot van Infrastructuur en Waterstaat, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no. W03.17.0100/II

  • Het voorgestelde artikel 8:394 BW schrappen, nu dit overlapt met het voorziene artikel 8:395, tweede lid, BW, door verwijzing naar artikel 29 van het Verdrag in beide bepalingen.

  • In de artikelsgewijze toelichting bij het voorziene artikel 8:398 verduidelijken hoe het in de huidige bepaling bestaande onderscheid tussen bevoegdheden voor een vervoerder die op de hoogte is van de gevaarlijke lading en een vervoerder die dat niet is, zich verhoudt met de opmerking in de toelichting dat geen inhoudelijke wijziging is beoogd, terwijl dit onderscheid niet wordt gemaakt in artikel 15 van het Verdrag.