Vastgesteld 5 oktober 2018
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de vaste commissie voor Europese Zaken en de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat hebben op 11 september 2018 overleg gevoerd met mevrouw Schouten, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President, over:
– het EU-voorstel d.d. 24 mei 2018: oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen COM (2018) 173;
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President d.d. 5 juni 2018 inzake verzoek om uitstel van het algemeen overleg over het behandelvoorbehoud EU-voorstel: Oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen COM (2018) 173 (Kamerstuk 34 953, nr. 2);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 8 juni 2018 inzake fiche: Richtlijn Oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen (Kamerstuk 22 112, nr. 2584);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President d.d. 29 juni 2018 inzake positie van de boer in de keten (Kamerstuk 28 625, nr. 257).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Kuiken
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Van Oosten
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, Diks
De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Haveman-Schüssel
Voorzitter: Kuiken
Griffier: Konings
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Bromet, Futselaar, Geurts, De Groot, Kuiken, Ouwehand en Weverling,
en mevrouw Schouten, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President.
Aanvang 16.32 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag allemaal. We gaan starten. Welkom bij het algemeen overleg Behandelvoorbehoud EU-voorstel: Oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen. De Kamer heeft op 29 mei 2018 op voorstel van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een behandelvoorbehoud geplaatst op het EU-voorstel inzake de aanpak van oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen. Het behandelvoorbehoud is een instrument van de Kamer om in een vroeg stadium de Nederlandse inzet in de Brusselse onderhandelingen te bespreken en om desgewenst informatieafspraken te maken over hoe de Kamer over het verloop van de onderhandelingen wordt geïnformeerd. Dit algemeen overleg kan daarvoor dus worden gebruikt. Ik verzoek de leden dan ook om eventuele voorstellen voor informatieafspraken zo concreet mogelijk te formuleren in hun inbreng. De Minister heeft in de aanloop naar dit overleg de basislijst ontvangen van informatieafspraken die de commissie in overweging neemt (Kamerstuk 2018Z13736). Dat helpt in het formuleren, denk ik. Tevens staat voor dit overleg geagendeerd de brief van de Minister over de positie van de boer in de keten.
Elke fractie krijgt vijf minuten spreektijd en maximaal twee interrupties. De heer Moorlag laat zich verontschuldigen. Misschien komen er nog leden binnen, maar ik geef nu graag als eerste het woord aan de heer De Groot van D66.
De heer De Groot (D66):
Dank u wel, voorzitter. Collega Geurts van het CDA en ik hadden een klein gevecht bij de deur wie er als eerste mocht spreken. Ik ben toch wel zeer verheugd dat ik dat geworden ben. Welteverstaan: de heer Geurts had gewonnen en ik ben de eerste.
Voorzitter. Dank dat wij hierover kunnen spreken. Dit is een belangrijk iets. We hebben 30 jaar lang marktwerking gehad en we komen er wel achter dat de markten niet altijd op een zodanige manier functioneren dat dat voor alle betrokkenen – het gaat hier om de boeren en de verwerkende industrie – tot een optimaal resultaat leidt. Een sterke markt vraagt soms dus gewoon ook een sterke overheid. Waarom vinden we dat als D66 belangrijk? Afgelopen zaterdag heeft de Minister een visie gepresenteerd op kringlooplandbouw in 2030. Ambitieus, maar op de weg naar 2030 zal de boer ook gewoon geld moeten verdienen. Daarvoor is het ook van belang dat hij niet aan het kortste eind trekt in de hele keten. In dat licht plaatsen we dit voorstel ook en in dat licht beschouwt de fractie van D66 het voorstel als positief.
Dat gezegd hebbend: hoe effectief is dan deze maatregel? Het gaat dan over scope, over scope zowel naar bedrijven als naar de praktijken zelf, en over een gelijk speelveld. Op die drie zaken zal ik kort ingaan, op de eerste plaats de bedrijven. Het voorstel richt zich op de praktijken voor bedrijven uit het midden- en kleinbedrijf. Er is een grens gesteld van 50 miljoen euro. Het is natuurlijk de vraag of dat helpt. Wat er kan gebeuren, is dat bedrijven die groter zijn straks vooraan mogen staan in de afspraken met de retail, dus dat ze gediscrimineerd worden, dat het tegen hen wordt gebruikt. Als je kijkt naar het Nederlandse verwerkende bedrijfsleven, zitten daar bedrijven bij die algauw groter zijn dan 50 miljoen. Die bedrijven onderhandelen namens hun primaire producenten over de prijzen en de andere handelsvoorwaarden bij een supermarkt. Soms is het zelfs een coöperatie. Als je met dit voorstel op deze manier instemt, laat je dat deel van de marktpartijen dus buiten schot.
Dan de praktijken zelf. Er is een aantal praktijken genoemd. Het is even de vraag of je het daarmee gaat redden. De handel zal dusdanig creatief zijn dat alles zal worden toegepast behalve deze handelspraktijken. Dat is gewoon de realiteit. Het is ook de aard van de handel om met elkaar voorwaarden af te spreken. Alleen gaat het erom dat je ergens terechtkunt als je als marktpartij het gevoel hebt oneerlijke voorwaarden aan je broek te hebben gekregen. Het gaat dan niet om die specifieke praktijken, maar om een toets op dat gevoel. Zou het geen idee zijn dat je deze praktijken niet limitatief opsomt, maar dat het in ieder geval praktijken zijn die niet zijn toegestaan? En dan krijg je daarna, juist in de procedure, in de zorgvuldigheid daarvan, de mogelijkheid om ze te laten toetsen.
Dat brengt mij op het volgende punt: het gelijke speelveld. We leven natuurlijk in een Europese markt. Ik kan me goed voorstellen dat als er nationaal ergens praktijken toch als oneerlijk worden bestempeld, ook de Commissie daarvan op de hoogte wordt gesteld en er misschien een soort groslijs komt van praktijken die wat minder goed zijn als het om fair play gaat. Hoe ga je dan om met bijvoorbeeld Duitsland? Ik wijs op het Nederlandse agrobedrijfsleven. Het is een beetje onze thuismarkt. We exporteren voor 22 miljard. Hoe ga je daarmee om? Dat is enorm met elkaar verweven. In dat verband vindt de fractie van D66 het prima dat ook buitenlandse, niet-Europese leveranciers hiervan gebruik kunnen maken, maar waar moeten zij zich dan melden? En tot slot met betrekking tot het gelijke speelveld: wat doe je als in een land ertoe wordt opgeroepen om vooral eigen producten in de schappen te zetten? Ik noem Frankrijk waar, als ik me goed herinner, in 2015 door Franse Ministers de oproep werd gedaan om vooral Franse spullen in de schappen te zetten. Dat stond op gespannen voet met de interne markt. Hoe ga je daar dan mee om? Het is makkelijker om hier vragen te stellen dan om ze beantwoord te krijgen.
Voorzitter, als het nog mag, heel kort afrondend. Hoe staat het met de uitvoeringskosten? Wij gaan akkoord met de voorstellen voor informatievoorziening. Ik hoor tot slot nog graag even een update van de Minister over de true cost pricing en het project dat zij op dat gebied heeft toegezegd. Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Geurts van het CDA.
De heer Geurts (CDA):
Dank, voorzitter. Ik mag ook mede namens de SGP-fractie spreken.
Voorzitter. Het CDA wil dat de markt zo functioneert dat boeren, tuinders, verwerkers en retail een goed inkomen overhouden. Dat komt niet alleen ten goede aan familiebedrijven, aan het behoud ervan, maar ook aan de innovatie. Nu zijn het de vele kleine producenten – boeren, tuinders maar ook verwerkers – die te zeer onder de prijsdruk van de retail staan. De inkomsten van boeren zijn te laag, zeker ten opzichte van de grote investeringen die nodig zijn voor een landbouwbedrijf. Dit kabinet erkent dat, recent nog in de Voedselvisie, en werkt eraan.
Voorzitter. Ik zag recent ook een noodoproep van de LTO-vakgroep Paddenstoelen. De vakgroep gaf aan dat het bestaansrecht van de champignonkwekers in gevaar komt. Als reden werd genoemd dat ze structureel te weinig krijgen voor hun producten. Investeringen in duurzaamheidsmaatregelen en goed werkgeverschap komen niet terug in de prijs. Ik concludeer dat de supermarkten niet thuisgeven. Volgens mij is dat tegenwoordig typerend. De Minister ging gisteravond in een forum in debat, en de supermarkten durfden niet met de Minister in dat forum te zitten. Dat zijn mijn woorden. Hoe kijkt de Minister aan tegen deze noodoproep van de vakgroep? En vooruitlopend op wat allemaal is of wordt ingezet door het kabinet: hoe gaat het kabinet om met deze specifieke zaak van de champignontelers?
In het regeerakkoord is opgenomen dat oneerlijke handelspraktijken worden verboden, dat dit wordt gehandhaafd door de ACM, dat klachten anoniem ingediend kunnen worden en dat de mogelijkheden voor samenwerking tussen boeren worden vergroot. De implementering van de richtlijn die we vandaag behandelen, is een onderdeel van dit pakket. Het CDA vindt het een goede zaak dat het Oostenrijkse voorzitterschap werk wil maken van het aannemen van de richtlijn in de Raad.
Voorzitter. Het CDA vraagt de Minister om de Kamer nauwgezet op de hoogte te houden over de voortgang. Wat is het tijdpad, wanneer verwacht de Minister dat de richtlijn wordt aangenomen? En op welke termijn wordt deze in Nederland geïmplementeerd? Het CDA zou graag zien dat de implementatie zo snel mogelijk gebeurt, het liefst dat daar nu ook al voorbereidingen voor worden getroffen. Daarnaast horen we graag van de Minister hoe primaire ondernemers worden geïnformeerd over de eventuele onmogelijkheden maar met name de mogelijkheden van onderlinge samenwerking en samenwerking met andere ketenpartijen. Dat is ook een aanbeveling uit het rapport van Wageningen Economic Research over de positie van primaire producenten in de keten. Er staan meer aanbevelingen in dat rapport. Ik vraag me af wat de Minister met die aanbevelingen gaat doen.
Voorzitter. Ik heb twee punten bij de inzet van de onderhandelingen. Het CDA is er niet van overtuigd dat het toepassingsgebied van de richtlijn moet worden beperkt tot het mkb. Is het niet zo dat grote leveranciers, bijvoorbeeld een worstenmaker of een grote paprikateler, of een zuivelorganisatiefabriek, ten opzichte van de retail een zeer ondergeschikte positie hebben? Dit, terwijl ze voor onze begrippen heel groot kunnen zijn. Zouden deze bedrijven niet anoniem klachten kunnen indienen, zo vroeg ik me af.
Daarnaast vraagt het CDA zich af of er niet mogelijkheden moeten zijn om de lijst met oneerlijke handelspraktijken aan te vullen.
Tot slot nog het onderzoek van de WUR. Dank daarvoor! Dat geeft meer inzicht in de noodzaak van maatregelen. Het onderzoek gaat niet in op de fluctuatie van marktprijzen en prijzen in de supermarkt. Loopt daar nog onderzoek naar? Indien niet, zou dat gedaan kunnen worden?
Ik heb nog een paar specifieke punten vanuit de SGP-fractie, die ik niet in mijn inbreng had staan. Ze geven aan dat de lijst met verboden, oneerlijke handelspraktijken is gelimiteerd. Dat betekent dat andere vormen van oneerlijke handelspraktijken buiten schot blijven. Waarom is niet gekozen voor een generieke bepaling met de genoemde lijst als indicatieve lijst van handelspraktijken die in ieder geval eronder vallen?
Ook werd er nog een opmerking gemaakt, die misschien bij het algemeen overleg Mededinging, dus bij een ander ministerie hoort, maar dat hoor ik dan wel van de Minister. In het voorstel staat dat voor betalingstermijnen van 30 dagen gerekend mag worden vanaf de factuurdatum dan wel de leveringsdatum. Het probleem is dat de factuurdatum makkelijk naar achteren geschoven kan worden. Dat willen we graag voorkomen. Is het niet beter om alleen de leveringsdatum te hanteren, zo vraag ik de Minister.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik graag het woord aan de heer Futselaar van de SP.
De heer Futselaar (SP):
Dank u, voorzitter. Ik kan betrekkelijk kort zijn, want de SP staat positief ten opzichte van dit Commissievoorstel en, wat voor een keer ook weleens leuk is, ook positief ten opzichte van de houding van het kabinet.
Om een beetje fatsoenlijk te kunnen functioneren hebben markten enigszins gelijkwaardige machtsverhoudingen nodig. In de voedselketen zijn die verhoudingen niet gelijkwaardig. Er zijn een groot aantal kleinere versplinterde producenten ten opzichte van een aantal gigantische spelers. Je ziet dat die ongelijke machtsverhouding af en toe leidt tot onwenselijke situaties. Ik deel overigens de scepsis van mijn buurman. Als ik vanuit de supermarkten hoor «een eerlijke prijs bestaat niet», dan zijn er, in ieder geval wat mij betreft, toch beelden die erg ver uit elkaar liggen in de sector.
Ik heb twee vragen. De eerste betreft het onderzoek dat is gedaan, waaruit blijkt dat van de producenten zo'n 10% tot 20% oneerlijke handelspraktijken ervaart. In hoeverre sluiten die nou aan bij die lijst van oneerlijke handelspraktijken? Met andere woorden: gaan wij straks regelgeving vastleggen die er op zich prima uitziet maar eigenlijk nauwelijks van toepassing is op de praktijk, omdat dat wat wordt ervaren als een oneerlijke handelspraktijk misschien niet bij de lijst past? Of past het een-op-een bovenop elkaar?
Mijn tweede vraag sluit een beetje aan bij collega De Groot. Er zijn door de Commissie vier richtingen voorgesteld. Wij kiezen voor drie, op een paar specifieke toepassingsgebieden gericht en niet heel breed. Dat is een beetje met het argument: sommige lidstaten hebben al uitgebreide eigen wetgeving op dit gebied en het wordt ingewikkeld als je dat niet doet. Ik begrijp dat, maar vanuit het oogpunt van een gelijk speelveld, wat toch een term is die vaak wordt gebruikt, is dat wel een beetje raar. Als je zegt: we willen in de hele Europese markt op het gebied van voedsel een gelijk speelveld maar oneerlijke handelspraktijken zijn in Denemarken anders dan oneerlijke handelspraktijken in Portugal, dan kan ik me toch voorstellen dat dat tot ingewikkelde discussies leidt, juist bij grensoverschrijdende activiteiten. Ik roep dus toch maar de vraag op: is vanuit dat oogpunt een wat meer omvattende aanpak logischer? Maar ik zeg er zelf bij dat ik er niet van overtuigd ben dat dat zo is.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Mevrouw Bromet van GroenLinks.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Voorzitter. Ook enthousiasme bij GroenLinks voor zowel het EU-voorstel als de inzet van de Minister. Het voorstel dat er ligt heeft twee aspecten: een procedureel en een inhoudelijk aspect. Fijn dat de stafnotitie die door de Griffie gemaakt is, nu ook bij de Minister terecht is gekomen. Wat GroenLinks betreft kunnen alle informatieafspraken die in de stafnotitie staan, overgenomen worden omdat die ons zeer nuttig lijken.
Maar dan inhoudelijk, over de positie van de voedselproducenten en de positie van de boer. De visie op landbouw die de Minister zaterdag gepresenteerd heeft en die we later zullen bespreken, gaat daar ook op in. Ik heb vernomen dat zij gisteren ook gezegd heeft dat er advertenties geplaatst gaan worden waarin het verschil tussen de consumentenprijs en de uitbetalingsprijs gepubliceerd wordt. Dat lijkt me goed als voorlichting naar de consument, maar ik weet niet of het helpt om dit probleem op te lossen. Ik denk eerlijk gezegd dat het voorstel zoals het nu voorligt daar beter behulpzaam bij is. We zijn erg blij dat de Europese Unie, en daarmee Nederland, eindelijk wat gaat doen om de positie van de boer en de keten te versterken, zoals ook beloofd is in het regeerakkoord. Nu gaat het echt richting een wettelijke vastlegging.
De consument, en daarmee supermarkten, stellen overigens terecht steeds hogere eisen aan de producten die een boer levert. De supermarkten en de allianties die zij sluiten, spelen een grote rol in de oneerlijke handelspraktijken. Boeren moeten meer en beter produceren op dierenwelzijn- en milieugebied, met minder geld. Dat is een ontzettende uitdaging. De vorige sprekers hebben daar ook al over gesproken. Wij zijn zeer verheugd dat de Minister zich wil inzetten om de transparantie in de voedselketen te verbeteren. Daarbij noemt zij true pricing als methode om de positie van de boer en de keten te verbeteren. GroenLinks staat daar volledig achter. We zijn benieuwd naar de verdere invulling daarvan, met name naar de invulling voor handel in voedsel buiten de EU.
GroenLinks is het met het kabinet eens dat er meer ruimte moet komen voor samenwerking bij duurzaamheidsinitiatieven. Ik denk bijvoorbeeld aan de Kip van Morgen, die afgekeurd is door de ACM. Dit is echter wel een initiatief van de supermarkten om het dierenwelzijn te verbeteren. Het is jammer dat dit niet tot stand kan komen. Het kan altijd beter, maar ruimte voor deze initiatieven is van belang voor ambitieuze en innovatieve oplossingen. Wij kijken dus ook uit naar de wet duurzaamheidsinitiatieven van Staatssecretaris Mona Keijzer.
Als laatste nog een opmerking en een vraag over de Europese coördinatie van nationale handhavingsautoriteiten, die deze oneerlijke handelspraktijken moeten beboeten. Het blijkt voor boeren nu ingewikkeld om hun klacht in te dienen als deze gaat over bedrijven die in meerdere lidstaten actief zijn, zoals supermarktketens. Wat vindt de Minister van het idee om een en ander op een hoger niveau te coördineren, waardoor het voor boeren makkelijker is om hun beklag te doen?
GroenLinks wil dat boeren meer macht krijgen, dat boeren een eerlijke prijs krijgen. Want zonder boeren zou de rest van de keten nergens zijn.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Het is een interessant voorstel: de Europese Commissie die iets wil doen aan oneerlijke handelspraktijken. Natuurlijk is het sympathiek, maar we moeten wel even naar de fundamenten kijken. De Europese Unie is namelijk met haar hardcore liberale koers en haar «de markt is heilig» eigenlijk een oneerlijke handelsmachine. Daarbinnen zeggen we dan: o jeetje, nu komen de boeren, en ook de natuur, het milieu en de dieren, in de knel. Dat vinden we vervelend en dan proberen we dat op te lossen. Ik vraag me af of je dat voor elkaar krijgt als je niet in de fundamenten durft te kijken naar de systeemfouten. Zien we voedsel primair als iets wat we kunnen verhandelen, verkopen, exporteren, of beginnen we bij de vraag welke voedselbehoefte er is en hoe we onze landbouw en ons voedselsysteem kunnen inrichten? Natuurlijk, handel hoort erbij, maar dat is niet de belangrijkste drijfveer. Ik denk dat er dan meer kansen zijn om al die belangrijke waarden, natuur, milieu, dierenwelzijn en een goede inkomenspositie van de voedselproducent – dus niet de producent van handelswaar, maar de producent van voedsel – goed te regelen.
Dat gezegd hebbende, moet ik zeggen dat de Europese Commissie die fundamentele systeemfouten nog nooit heeft erkend. We moeten het dus doen met het voorstel dat er ligt. Beter iets dan helemaal niets. Er zitten een aantal goede elementen in, zoals het verbod, als ik het goed begrepen heb, op eenzijdige en retroactieve contractwijzigingen. Ik herinner me nog goed hoe het was na de verkiezingen in 2012. Ik was doodop. Ik had de radio aan en ik hoorde dat Albert Heijn eenzijdig een prijskorting van 2% aan de boeren had opgelegd. Dat was allemaal in het kader van de strategie die Albert Heijn voert, namelijk zorgen dat je overal winkels hebt, zodat je tegen de boeren kunt zeggen: ja maar, wij zitten overal, dus je mag blij zijn dat wij overal jullie spullen kunnen verkopen en in ruil daarvoor krijg je 2% minder voor je producten. Ik was er klaar mee. Ik heb het gevoel dat ik van alle mensen hier in de Kamer een eenzame boycot heb gevoerd, maar ik dacht: ik ga nooit meer naar Albert Heijn. Dat houd ik tot op de dag van vandaag zo goed als ik kan vol. In uiterste noodsituaties loop ik weleens een Albert Heijn binnen, maar het is een wolf in schaapskleren. Echt, ik ben er klaar mee. Hoe kunnen we Albert Heijn de pas afsnijden met hun mooie duurzaamheidspraatjes? Mensen wordt een goed imago voorgeschoteld, terwijl Albert Heijn ondertussen dit soort dingen doet. Ik houd er niet van. De Minister ook niet, gelukkig.
De voorstellen die er liggen zijn prima, maar we missen ook wel een aantal dingen. De Partij voor de Dieren is een warm pleitbezorger van de bewijslast bij de supermarkten, bijvoorbeeld bij Albert Heijn. Laat de supermarkten maar bewijzen dat ze een prijs hebben betaald die minstens de kostprijs is – je zou denken: dat is wel het minste – en een voldoende marge daarbovenop. Zouden er mogelijkheden zijn om zo'n eerlijkeprijsbewijs door te voeren of om daar steun voor te vinden in Europa? Hoe kijkt de Minister daartegen aan?
Een ander heikel punt wat ons betreft zijn de handelsnormen. We hebben nu een heel droge zomer gehad. Er zijn allerlei producten afgekeurd omdat ze vanwege de droogte net niet aan de minimumomvang voldoen. We hebben dankzij mevrouw Dik-Faber, die groot voorvechter is van de strijd tegen voedselverspilling, een aangenomen motie om de Europese handelsnormen op cosmetische wijze aan te passen. De Minister heeft op zich in het algemeen overleg van destijds gezegd dat te gaan doen. Maar ik ben een beetje in de war geraakt, want zij schrijft in antwoord op de Kamervragen die ik heb gesteld over de afgekeurde producten deze zomer: ik ga onderzoeken of en op welke punten er binnen de EU-handelsnormen sprake is van puur cosmetische eisen. Ik hoop dat het een misverstand is. Ik zou graag van de Minister horen dat we weten dat dat zo is en dat de inzet is dat we die handelwijze gaan afschaffen en dat we niet nog hoeven te wachten op een onderzoekje. Want de bewijzen zijn talrijk. Er is sprake van handelsnormen die op basis van cosmetische eisen retailers en andere handelaren de gelegenheid geven om producten af te keuren. Daar moeten we gewoon echt van af. Graag de bevestiging van de Minister dat dat de route is en dat er niet eerst nog een onderzoek komt of die handelsregels er zijn, want dat is volgens mij aangetoond.
Mevrouw Bromet (GroenLinks):
Ik vind het een aantrekkelijk pleidooi om de cosmetische eisen af te schaffen, maar horen daar wat de Partij voor de Dieren betreft ook de afmetingen bij? We hebben deze zomer gezien dat er massa's pruimen afgekeurd werden omdat ze te klein waren vanwege de droogte.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ja, precies. Daar heb ik vragen over gesteld. Door de beantwoording ben ik een beetje in de war geraakt over wat de Minister nu bedoelt. De Minister had eerder naar aanleiding van de aangenomen motie gezegd te gaan kijken of de handelseisen kunnen worden afgeschaft, maar in het antwoord op de Kamervragen kreeg ik de indruk dat zij zei te gaan kijken welke eisen er precies zijn. Volgens mij is dat al duidelijk. Dus dat gaat er zeker over. Dat al die partijen pruimen worden afgekeurd – er waren meer voorbeelden – is onverklaarbaar en onbestaanbaar.
De voorzitter:
Dank u, mevrouw Ouwehand, en dank voor uw eerlijkheid. Geen hamsteren zonder eerlijke prijs, zeggen we dan. Daarmee geef ik graag ten slotte het woord aan de heer Weverling van de VVD.
De heer Weverling (VVD):
Dank u, voorzitter. Als 14-jarige jongen werkte ik op zaterdag en in de zomervakanties in de tomaten. Dat betekende dat we 's ochtends vanaf halfzes te vinden waren in een Westlandse kas om die heerlijke producten zorgvuldig te plukken. Ballenracen noemden wij dat. Uit ervaring kan ik zeggen dat het voor veel boeren en tuinders niet meevalt om nog wat te verdienen op hun lekkere en gezonde producten. Daarom ben ik nu, bijna dertig jaar later, zo blij dat in het regeerakkoord staat dat we samenwerking in de land- en tuinbouw expliciet gaan toestaan om ongelijke machtsverhoudingen in de keten te compenseren. Nederlandse boeren en tuinders verdienen een eerlijke prijs voor hun producten. Juist omdat deze producenten een belangrijke innovatieve rol spelen in de Nederlandse en mondiale voedselvoorziening moeten we hiervoor zorgen. We roepen de Minister dan ook op om de positie van boeren en tuinders in Nederland te beschermen. Een vraag aan de Minister is of zij nou eens kan reflecteren op het feit dat Nederlandse agrarische producten in verhouding zo goedkoop zijn ten opzichte van voedsel in veel andere landen. Nederland is een heel welvarend land en een relatief duur land op mondiale schaal. Je zou dus kunnen aannemen dat voedsel in verhouding duurder is, maar het lijkt juist het tegenovergestelde te zijn.
Voorzitter. Toenemende fusies van verschillende multinationals veranderen het mondiale retaillandschap. Leveranciers staan daardoor steeds vaker met de rug tegen de muur. Bepaalde schakels in de keten lijken onevenredig veel winst te boeken. Veel bedrijven in de voedselketen behalen een winst die lager is dan 3% van de omzet. Dat blijkt uit een onderzoek van het LEI uit alweer december 2014.
De VVD heeft een aantal vragen voor de Minister. In het BNC-fiche wordt gesteld dat het EU-voorstel een goede basis vormt voor de uitvoering van het regeerakkoord. Tegelijkertijd gaan er geluiden op om de scope van het voorstel uit te breiden. Wat is nou de positie van de Minister hierin? Voor de VVD is een uitbreiding van de lijst met oneerlijke handelspraktijken zeker bespreekbaar. Is het ook mogelijk om die lijst later nog uit te breiden en eraan toe te voegen?
Daarnaast hoort de VVD graag wat de Minister gaat doen om de nationale bevoegdheden van lidstaten veilig te stellen in het EU-voorstel. Er gaan geluiden op om meer verantwoordelijkheden bij de Commissie neer te leggen. Is dat nodig of kunnen ook nationale organisaties profiteren van de kennis van bijvoorbeeld het Supply Chain Initiative?
Het viel ons verder op dat in het BNC-fiche behoorlijk grote verschillen zitten in de kosten verbonden aan het voorstel. De opstartkosten met betrekking tot handhaving worden geraamd op € 32.000 tot 34 miljoen euro. Dat is nogal een verschil. Kan de Minister dit verder toelichten? Wat zijn naar verwachting de kosten waarmee Nederland te maken gaat krijgen?
In het regeerakkoord is opgenomen dat de ACM een speciaal team krijgt voor de agri-nutriketen. Kan de Minister toelichten hoe het met dit speciale team staat? Daarnaast ben ik benieuwd wat de plannen zijn om ervoor te zorgen dat boeren en tuinders makkelijker kunnen samenwerken. Een week of twee geleden was in het World Horti Center in Westland een congres voor de glasgroentesector georganiseerd, waaruit maar weer eens bleek dat samenwerkingsverbanden echt een must zijn.
Ik rond af. Met betrekking tot de te maken afspraken rondom de informatievoorziening richting de Kamer met betrekking tot het EU-voorstel dring ik er bij de Minister op aan dat zij bij het informeren van de Kamer steeds de te zetten stappen en de genomen beslissingen meet aan het regeerakkoord. Wat ons betreft gebeurt dat sowieso wanneer een Minister van een eerder geformuleerd kabinetsstandpunt zou willen afwijken. Daarnaast moet de Kamer wat ons betreft geïnformeerd worden wanneer er substantiële nieuwe elementen aan de oorspronkelijke voorstellen worden toegevoegd tijdens de onderhandelingen en wat hierbij de appreciatie van het kabinet is. Tot slot wil mijn fractie het eindresultaat zien voordat overgegaan wordt tot finale besluitvorming.
Tot zover.
De voorzitter:
U ook dank, ook voor uw eerlijkheid. Dat gezonde voedsel doet u gelukkig goed! We gaan nu schorsen tot 17.05 uur. Dan gaan we verder met de beantwoording van de kant van het kabinet.
De vergadering wordt van 16.59 uur tot 17.05 uur geschorst.
De voorzitter:
De Minister heeft aangegeven klaar te zijn voor de beantwoording van de vragen. Ik geef haar graag het woord.
Minister Schouten:
Voorzitter. Het is mij niet vaak gebeurd dat ik zo'n eensgezinde Kamer tegenover me had. Het is een onderwerp waarbij iedereen wel een accentverschil legt, maar waarover iedereen over het algemeen positief is. Dat is altijd heel fijn om te horen. Ik denk dat het ook samenhangt met het belang van het onderwerp en de waarde die iedereen daaraan hecht. En dank ook voor uw flexibiliteit om dit AO even uit te stellen. Daardoor konden we het bespreken in samenhang met de passages uit het regeerakkoord en de brieven die ik over de positie van de boer in de keten heb geschreven. Het feit dat u een parlementair voorbehoud heeft gemaakt, onderstreept het politieke belang dat de Kamer aan het onderwerp hecht. Daarmee wordt ook onderstreept dat de Kamer daar zelf nauw bij betrokken wil blijven.
De laatste tijd is mij uit veel gesprekken duidelijk geworden dat veel boeren hun positie in de keten als zwak ervaren. De schakels verderop in de keten zijn groot of sterk geconcentreerd waardoor de onderhandelingsmacht helemaal onderaan in de keten niet altijd even sterk is. Heel vaak trekt de boer daarbij aan het kortste eind. Maar tegelijkertijd verwachten wij als maatschappij ook wel heel veel van die boer. De samenleving stelt steeds hogere eisen aan de Nederlandse voedselproductie en de sector staat voor belangrijke opgaves, bijvoorbeeld op het terrein van klimaat en duurzaamheid. Wanneer we dat willen realiseren, moet er natuurlijk ook wel iets tegenover staan.
Laat ik zeggen dat dit niet alleen een verantwoordelijkheid is van de politiek of van de boer, maar dat het ook een verantwoordelijkheid is van bijvoorbeeld de consument. Mevrouw Ouwehand is daar consequent in. Zij heeft haar conclusies getrokken uit iets waar ze het niet over eens was. Dat vind ik een duidelijk signaal. Maar het benadrukt ook dat dit niet iets is wat alleen maar hier speelt, in deze zaal, of wat alleen maar voor die boer speelt. Dit gaat over iedereen die in die keten zit, inclusief de consument.
Ik heb met Staatssecretaris Keijzer een aantal maatregelen aangekondigd om de positie van de boer in de keten te versterken. Met die maatregelen wordt uitwerking gegeven aan de passage in het regeerakkoord. De oneerlijke handelspraktijken worden aangepakt, de mogelijkheden voor partijen om samen te werken, worden verduidelijkt en het gebruik ervan wordt gestimuleerd. Samenwerking voor duurzaamheid zonder gehinderd te worden door mededingingswetgeving wordt mogelijk gemaakt en de prijzen die boeren ontvangen, zullen worden gemonitord.
In het licht van dat laatste moet u ook mijn opmerking van gisteravond zien, die ik inderdaad maakte tijdens een mooie discussie die we hadden in Zwolle. Daar waren ook heel wat boeren aanwezig. Helaas ontbrak de vertegenwoordiger van de supermarkten. Ik moet het even zorgvuldig formuleren, zeg ik ook in de richting van de heer Geurts. De koepel was uitgenodigd om namens de supermarkten te spreken. Het had, denk ik, een meerwaarde voor de discussie gehad als de supermarkten daar wel waren geweest.
Ik heb dus aangegeven dat wij dat gaan monitoren. Monitoren an sich is geen doel. Door monitoring wil je ook inzicht geven. Daarom maakte ik ook beetje gekscherend de opmerking dat we dat misschien ook allemaal maar eens gewoon moeten gaan publiceren, bijvoorbeeld in die advertenties in de kranten. Dat had er ook een beetje mee te maken dat ik constateerde dat de Consumentenbond – of all people, zou ik bijna zeggen – onlangs een lijst publiceerde van de goedkoopste huismerken. Dat is misschien een beetje de manier waarop we denken: op het moment dat het het goedkoopste is, is het het beste. Wat mij betreft zouden we ook moeten gaan kijken wat nou eigenlijk het verschil is tussen wat de retailer betaalt aan de boer en wat ze er uiteindelijk zelf voor vragen aan de consument. Dan kunnen we misschien ook de keuzes maken die we als consument mogelijk ook willen maken. Ik krijg vaak te horen dat consumenten zeggen: ik wil wel meer voor die partij betalen, maar hoe dan? Waar moet ik dat dan doen? Ik kan dat toch niet zelf beïnvloeden? Op het moment dat wij inzicht geven in dat soort zaken, heeft dat wel een functie. Of dat nu al dan niet door een advertentie moet, dat was een beetje om tegenwicht te bieden aan dergelijke advertenties de andere kant op. Dat heeft de functie dat je als consument een keuze hebt en dat je ook kunt zien wat uiteindelijk het verschil is tussen datgene wat de boer krijgt en datgene wat je er zelf voor betaalt. U kunt dan stemmen met uw voeten. We hebben natuurlijk ook een Commissievoorstel voor een richtlijn oneerlijke handelspraktijken in de voedselketen. Dat voorstel raakt één onderdeel van het pakket van maatregelen, maar het komt wel op het juiste moment en het sluit ook op hoofdlijnen aan bij hetgeen ik voor ogen had bij de uitwerking van de passage uit het regeerakkoord.
Ik wil het even over het tijdpad hebben. De Europese Commissie heeft haast om het voorstel nog voor het aflopen van het huidige mandaat van het Europees Parlement aangenomen te krijgen door de Raad en het Europees Parlement. Ik zal uw Kamer tijdig informeren over de Nederlandse inzet, in het bijzonder wanneer er een conceptakkoord op tafel ligt en er sprake is van eventuele wijzigingen ten opzichte van de positie zoals aangegeven in het BNC-fiche. Het gaat dan vooral over het toepassingsgebied van het Commissievoorstel, de lijst van verboden oneerlijke handelspraktijken en de bevoegdheden van de handhavingsautoriteit. Daarnaast zal ik de Kamer tijdig informeren over het inhoudelijk verloop van het onderhandelingsproces in Brussel, zowel in de Raad als in het EP, en over de triloog met het Europees Parlement. Dit betreft belangrijke wijzigingen of nieuwe elementen die gaande de onderhandelingen worden aangebracht.
Tot slot kan ik u ook toezeggen dat ik mijn appreciatie van de richtlijn met u wil delen zodra deze aangenomen is. Daarbij kijk ik uiteraard naar mijn oorspronkelijke onderhandelingsinzet in samenhang met mijn bredere inzet op de versterking van de boer in de keten. Ik probeer daarbij de systematiek aan te houden die we vorige week al bespraken bij de voorstellen rond het GLB. Ik wil dat zo veel mogelijk doen via de geannoteerde agenda die ik voorafgaand aan elke Landbouw- en Visserijraad naar de Kamer zal sturen, zodat u gelijk op kunt lopen. Waar nodig, bijvoorbeeld als er sprake is van dynamiek in het onderhandelingsproces en het te lang duurt voordat we het in de geannoteerde agenda mee kunnen nemen, zal ik u separaat informeren.
Als ik nu al de gelegenheid mag aangrijpen, dan kan ik u hierbij ook alvast informeren dat het ernaar uitziet dat het toepassingsgebied van producten uitgebreid wordt tot alle producten die in de bijlage staan bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en niet beperkt zal worden tot alleen producten die bestemd zijn voor menselijke consumptie. Dat betekent in de praktijk dat bijvoorbeeld snijbloemen ook bescherming zullen genieten. Dat is ook conform de Nederlandse inzet. Verder zal de flexibiliteit voor lidstaten om nationaal verder te gaan of regels strikter toe te passen, vergroot worden. Ook dat is conform de Nederlandse inzet. Hierbij hoop ik u de meest actuele stand van zaken mee te delen.
Tot zover ten aanzien van de informatievoorziening, maar volgens mij, als ik zo vrij mag zijn, sluit dit aan bij het voorstel dat uw commissie via de griffier heeft voorgelegd over de wijze waarop u geïnformeerd wilt worden. Ik heb dat inderdaad gekregen. Het is heel fijn dat u dat heeft aangegeven. Het gaat langs de lijn zoals ik die net heb beschreven, dus volgens mij moet dat kloppen.
De voorzitter:
Voor de mensen die dit debat thuis of op de publieke tribune volgen: deze lijst is openbaar te vinden. Er is wel een tweetal aanvullende verzoeken gedaan, dus ik verwacht dat de Minister daar nog een reactie op gaat geven. Ik doel op het verzoek om doorlopend te informeren over hoe te zetten stappen en beslissingen worden afgemeten aan het regeerakkoord en het verzoek om de Kamer te informeren over het tijdpad ten aanzien van de onderhandelingen in Brussel en de implementatie in Nederland.
Minister Schouten:
Op allebei die punten kan ik ja zeggen. Over het tijdpad heb ik al aangegeven dat ik verwacht dat het heel snel gaat en dat het nog voor de verkiezingen zal worden afgerond, maar ik zal u nader informeren als ik daar een scherper beeld van heb.
De voorzitter:
Dan even voor het verslag: dat betekent dat we nu een achttal informatiepunten met elkaar hebben afgesproken die openbaar beschikbaar zullen zijn en die zullen worden bijgevoegd bij het verslag van dit algemeen overleg. Hartelijk dank.
Minister Schouten:
Prima.
Voorzitter. Ik ga een aantal vragen beantwoorden langs de lijn van de scope van het voorstel. Daar hebben heel wat leden vragen over gesteld. Dat geldt ook voor het gelijk speelveld. Dat was ook een thema dat vaak terugkwam. Daarna zal ik nog een aantal diverse vragen beantwoorden die de leden hebben gesteld over een aantal specifieke onderwerpen.
Ik begin met de scope van het voorstel. D66 zegt dat het kabinet er geen voorstander van is om naast de genoemde oneerlijke handelspraktijken andere voorbeelden op de lijst te zetten. De heer De Groot vraagt hoe ik dat soort praktijken dan wil aanpakken. Ik vind de oneerlijke handelspraktijken die volgens het Commissievoorstel wettelijk verboden moeten worden een goed uitgangspunt voor een verbod op oneerlijke handelspraktijken. Die lijst is tot stand gekomen op basis van de resultaten van een publieke consultatie over de meest voorkomende verboden oneerlijke handelspraktijken in lidstaten met wet- en regelgeving. Hij sluit ook aan bij het Supply Chain Initiative.
Dat gekozen is voor een, zoals ik het sommigen hoorde noemen, soort minimumharmonisatie van verboden oneerlijke handelspraktijken op EU-niveau heeft ook weer te maken met het feit dat die bestaande wet- en regelgeving per lidstaat verschilt. Dat kan ook te maken hebben met verschillen in de nationale marktstructuur. Het Commissievoorstel laat daarom expliciet de ruimte aan nationale overheden om aanvullend oneerlijke handelspraktijken te verbieden. Dat is ook wat Nederland bepleit heeft. Dit is dus als het ware de onderlaag, maar je kan nationaal, daarbovenop, ook zelf een invulling kiezen.
Of ik van die ruimte gebruik ga maken, hoe die Nederlandse lijst van verboden oneerlijke handelspraktijken er dan uit moet zien en hoe we moeten omgaan met nieuwe oneerlijke handelspraktijken in de toekomst, wil ik in de komende maanden nog verder bekijken, mede in overleg met betrokken partijen. Ik sluit het dus niet uit dat we die lijst gaan uitbreiden, maar ik wil daarbij ook kijken naar waar men in de praktijk echt tegenaan loopt. Dat is ook een kwestie van een goede dialoog hebben met de partijen waar het om gaat.
Overigens speelt hierbij ook de vraag van het gelijke speelveld. Daar kom ik later op terug, maar dat is natuurlijk steeds een beetje de discussie. Hoe verhouden de norm die in Europa wordt gesteld en de nationale vrijheid die je daarin hebt, zich tot een gelijk speelveld in heel Europa? Wat dat gelijke speelveld betreft, bestaan er nu al veel verschillen in wet- en regelgeving per lidstaat. In die zin kun je ook zeggen dat deze richtlijn beoogt om daar juist wat harmonisatie in aan te brengen, want iedereen doet het nu op zijn eigen manier. Ik denk dat de aanpak zoals die nu gekozen wordt – we leggen een soort pakket neer van praktijken die sowieso niet kunnen en daarbovenop komt er een nationale invulling – recht doet aan de eigen kenmerken van de lidstaten. Tegelijkertijd wordt er een basis neergelegd voor het gelijke speelveld. Dat bestaat nu niet. In die zin wordt het beste van twee werelden gecombineerd.
De heer De Groot vraagt ook of we die praktijken niet limitatief kunnen opsommen maar via een procedure kunnen laten toetsen. Ik gaf al aan dat we dit de komende maanden verder gaan uitwerken. We zullen met belanghebbenden bekijken welke aanvullende maatregelen zij vinden dat we nodig hebben tegen verboden oneerlijke handelspraktijken en ook hoe dit zich verhoudt tot onze eigen ideeën hierover. Ik zal u daarover informeren. Ik denk dat ik hiermee ook de vraag van het CDA en de SGP op dit punt heb beantwoord. We kunnen dus zelf nog aanvullende zaken organiseren.
Dan het punt of we die eis van 50 miljoen nu wel of niet moeten beperken tot het mkb. De heer De Groot en de heer Geurts stelden die vraag. De heer Geurts zei dat grote leveranciers ook anonieme klachten moeten kunnen indienen. De heer De Groot wees erop dat bijvoorbeeld ook de corporaties hierin mee zouden kunnen lopen. Oneerlijke handelspraktijken kunnen in de hele keten voorkomen. Dat is niet afhankelijk van de grootte van het bedrijf. Een conceptrichtlijn richt zich specifiek op de bescherming van zwakkere partijen in de keten, die vanwege hun onderhandelingspositie vaak geen klacht indienen, of bijvoorbeeld geen civielrechtelijke rechtszaak aanspannen, uit angst om een bestaande handelsrelatie met een sterkere partij in gevaar te brengen. Dat kan best reëel zijn. Als je niet zo heel veel opties hebt, ga je niet zomaar een rechtszaak tegen je afnemer beginnen. Dat is ook de achterliggende gedachte: dat de grote niet-mkb-leveranciers hier dus niet in meegaan, omdat zij zelf over voldoende financiële middelen, over voldoende juridische expertise maar ook bijvoorbeeld over voldoende marktmacht zouden beschikken om juist die strijd zelf aan te gaan. Ik vind dat daar wel wat voor te zeggen is. Als je een grotere partij bent en een aanzienlijke omzet hebt, dan ben je zelf ook wel een factor van belang in relatie tot bijvoorbeeld een andere afnemer. Een grote coöperatie wordt niet zomaar aan de kant geduwd door bijvoorbeeld een retailpartij. En als dat gebeurt, dan heeft zij zelf ook wel middelen en mogelijkheden, ook juridisch gezien, om de strijd aan te gaan. Ik zou, wat dat betreft, dus ook echt willen beginnen met gewoon meer de kleinere zwakkere partijen hierin mee te nemen in plaats van dat we gelijk alles openzetten voor iedereen. Ook dan bestaat immers de mogelijkheid dat met name de grotere partijen de weg weten te vinden naar in ons geval de ACM en dergelijke, terwijl ik me nu echt heel expliciet in eerste instantie wil richten op de kleinere, zwakkere partijen. Laat ik het zo maar zeggen. Dat is de achtergrond van de gedachte en ik snap wel hoe de Commissie tot dit standpunt is gekomen.
De voorzitter:
Dat was het antwoord? De heer De Groot wil interrumperen.
De heer De Groot (D66):
Ik vind dit toch principieel een lastige. Je gaat aan de slag en dan wil je ook effectief zijn. Als je bijvoorbeeld kijkt naar de zuivel – een wereld die ik iets beter ken – dan kun je wel degelijk een grote coöperatie opzijschuiven, met talloze boeren die daarachter gedupeerd worden. Daar is voldoende concurrentie, zeker in bepaalde productgroepen. Ook in de groente- en fruitsector is sprake van concentraties. Ik zal geen namen van bedrijven noemen, maar daar zijn natuurlijk ook verwerkings- of leverancierscoöperaties die echt heel groot zijn, maar die ook aan de kant kunnen worden geschoven. En daarachter zitten dan weer heel veel primaire producenten die daarvan de dupe kunnen worden, want die afspraken of die oneerlijke handelspraktijken worden doorvertaald. Ik ben het dus gewoon echt niet met de Minister eens. Ik ben ook niet overtuigd door haar argumentatie.
De voorzitter:
Dat is niet echt een vraag, maar laten we het maar een uitnodigende vraag noemen.
Minister Schouten:
Deze race is in Europa overigens nog niet gelopen. Het is een discussie die ook plaatsvindt in Europa. Een eis van meer dan 50 miljoen is geen kleine eis. Dan heb je het niet over een kleine partij. Dat zijn over het algemeen de partijen die zelf met enige regelmaat juridische procedures voeren en die ook wel een positie hebben. Het is waar dat bepaalde coöperaties weleens door deze of gene aan de kant worden geschoven. Mensen die nog wel in bepaalde supermarkten komen – laat ik het zo algemeen formuleren – weten dat daar in het verleden wel wat strijd is gestreden. Als we het daarbij over de grotere partijen hebben, zijn dat niet per definitie partijen die helemaal geen positie hebben. Die hebben zelf mogelijkheden en middelen, ook juridische mogelijkheden, en die durven dat ook aan omdat ze weten dat daar ook nog wel wat achter wegkomt. Ik wil er tegelijkertijd de nadruk op leggen dat we hier primair de discussie moeten voeren over de vraag hoe dat uitwerkt bij de toeleveranciers of de producenten die echt wel wat minder sterk staan. Ik zou daar gewoon vooral eerst mee willen beginnen. Ik vind het een belangrijk principe om die eerst meer positie te geven in deze discussie. Ik zou ervoor willen waken dat als we alles oprekken, we straks niet vooral te maken hebben met discussies over partijen die toch wel hun weg weten te vinden wanneer er sprake is van oneerlijke handelspraktijken. Ik zou ertegen willen waken dat we daar vooral onze aandacht op richten en dat dat ten koste gaat van veel kleinere partijen. Daar wil ik echt als eerste voor opkomen. Daarom snap ik dat uitgangspunt van die 50 miljoen ook wel.
De voorzitter:
Afrondend?
De heer De Groot (D66):
Kunnen grotere bedrijven zich beroepen op dit regelgevend kader? Kunnen ze zich op vertrouwelijkheid beroepen? Je creëert toch een ongelijkheid. Uiteindelijk denk ik dat het principe zou moeten gelden dat iedere boer en tuinder in Nederland zich door dit stelsel zich beschermd moet weten. Dat is nu niet het geval.
Minister Schouten:
Maar de veel grotere partijen kunnen makkelijker hun weg vinden naar bijvoorbeeld het civiele recht om te zien hoe daar wordt omgegaan met wijzigingen van contractvormen, het zomaar eenzijdig opzeggen van een contract en de eisen die daaraan worden gesteld. Zij kunnen dat veel makkelijker voor de rechter brengen. Als ik dan zie dat er gewoon boeren zijn die individueel zomaar geconfronteerd worden met andere contractomstandigheden, dan wordt heel vaak gezegd dat die ook naar de rechter kunnen, maar dat gebeurt in de praktijk gewoon niet. Ik wil voor die groep nu echt zorgen dat die wel haar weg kan vinden in dit stelsel. Als jij een onderneming hebt die boven die eis van 50 miljoen uitkomt, dan heb je waarschijnlijk wel een redelijke juridische afdeling die dat soort zaken bekijkt. Ik wil mij eerst inzetten voor die boer die die positie niet heeft.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog. Excuus, de heer Geurts.
De heer Geurts (CDA):
Dank, voorzitter. Ik hoor wat de Minister zegt en ik snap het ook. Maar we moeten wel zorgen dat die verordening niet zo dicht ligt dat wat collega De Groot van D66 zegt op termijn niet meer zou kunnen. Wat je nu ziet, is dat voor supermarkten met een omzet van een paar miljard 100 miljoen natuurlijk helemaal niks is. Dus daar moeten we wel oog voor houden. Wat ik ook zie in het land, is dat supermarkten de inkoop steeds meer Europees regelen. Daar beginnen ze heel voorzichtig mee, maar dat gaat heel snel. Dan krijg je dus nog meer als je die eis van 50 miljoen instelt. Dan krijg je, zoals de heer De Groot ook betoogt, ongelijkheid.
De voorzitter:
Afrondend in een vraag.
De heer Geurts (CDA):
Wat ik graag zou willen, is dat er in de komende jaren wel ruimte blijft om daarop te kunnen schakelen. Want het gaat volgens mij heel hard.
Minister Schouten:
Dat zullen wij uiteraard gewoon blijven bezien. Nogmaals, dit is nog geen gelopen race in Europa, dit gaat over de inzet in deze discussie rondom de nu voorliggende richtlijn. Maar dat we daar de ontwikkelingen volgen, is evident. Alleen nogmaals, laten we ons eerst gaan richten op die partijen die echt geen heel sterke positie in het hele verhaal hebben. Als wij alles eronder gaan scharen, ben ik bang dat een aantal partijen hierin wel hun wegen zullen vinden, wat ze nu ook al doen. Ik ben bang dat dat ten koste gaat van alle zaken die dan weer bij kleinere samenwerkingsverbanden van boeren plaatsvinden. Dat zou ik heel erg jammer vinden, daartegen moeten we waken.
De heer Geurts (CDA):
Nogmaals, ik hoor wat de Minister zegt en ik volg haar ook. Ik zal er geen motie op indienen, maar ik maak me wel zorgen. Die ontwikkelingen gaan zo snel dat zo meteen die ondergrens van 50 miljoen niet toereikend zal zijn in de opschaling die supermarkten ook in Europa gaan doen, wat ook geldt voor bepaalde grote coöperaties. Toch kijken dat dat geen wet van Meden en Perzen is, die grens van 50 miljoen.
Minister Schouten:
Ik hoor ook dat de heer Geurts zegt dat we die ontwikkelingen moeten volgen. Maar ik heb denk ik duidelijk gemaakt waarom wij het standpunt hebben dat we hebben.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Schouten:
De heer De Groot vraagt ook nog naar een eerlijk speelveld. Hij vindt het goed dat niet-EU-leveranciers mee kunnen doen. Maar waar kunnen ze zich melden als het voor hen misgaat? De niet-EU-leveranciers kunnen hun klacht indienen bij de handhavingsautoriteit in de lidstaat van de afnemer. Bij degene die het product afneemt, kunnen die partijen zich melden. Ik meen dat ik hiermee de vragen over het gelijke speelveld heb behandeld.
De voorzitter:
Dan gaan we naar de varia.
Minister Schouten:
Ja, diverse vragen die vanuit de partijen zijn gekomen.
De voorzitter:
Doe maar gewoon op willekeurige volgorde, we zijn flexibel vandaag.
Minister Schouten:
Is goed, dank u wel, voorzitter. De heer Geurts stelde mede namens de SGP een vraag over de dertigdagentermijn in het mededingingsvoorstel. Waarom wordt niet gekozen voor de leveringsdatum? Het voorstel stelt dat de koper binnen dertig dagen na ontvangst van de factuur moet betalen of inderdaad binnen dertig dagen na levering. Voor zover mij bekend, komt dit overeen met de eis in het Burgerlijk Wetboek in Nederland, die ook ziet op het moment van de ontvangst van de factuur. Maar ik moet eerlijk zeggen dat dit inderdaad iets meer het terrein is van mijn collega van het Ministerie van EZK.
De heer Geurts vraagt ook hoe de primaire ondernemers kunnen worden geïnformeerd over de mogelijkheden of onmogelijkheden van onderlinge samenwerking. Uit onderzoek komt naar voren dat niet alle mogelijkheden die producenten nu al hebben om samen te werken, voldoende duidelijk en bekend zijn. Hierdoor wordt er ook maar weinig gebruikgemaakt van deze mogelijkheden. Daarom kies ik ervoor om die EU-rechtelijke uitzonderingen voor de land- en tuinbouw expliciet op te nemen in de nationale mededingingswetgeving. Dat is dus nog een extra bijna benadrukken van: let op, dit zijn uw opties. Die expliciete vermelding geeft daardoor meer duidelijkheid en zekerheid voor boeren, waardoor samenwerking hopelijk makkelijker tot stand zal komen. Op het moment dat de wetswijziging intreedt, ben ik voornemens om daaraan de nodige aandacht te gaan geven en die ook actief onder de aandacht te gaan brengen van partijen. Ik zal ook de ACM hierbij betrekken, dat die dat ook nog benadrukken. Nou, over de manier waarop het volgende: in de vorm van een informatieloket, informatiebijeenkomsten, of een meervisiedocument. Dit zal nader worden uitgewerkt. Ik zal daarbij aansluiten bij de behoefte van de sector.
De heer Geurts vraagt ook naar de noodoproep van de LTO vakgroep paddenstoelen. Hij wil weten hoe ik daartegenaan kijk. Wat kan ik nu al doen om hier wat aan tegemoet te komen? Nou, de problematiek van de champignonkweker is denk ik een voorbeeld van de zwakke positie van die partijen op de markt. Ik vind het ook een zorgelijke situatie voor het voortbestaan van de agrarische sector. Daarom heb ik juist dit pakket van maatregelen aangekondigd. Dit pakket moeten we natuurlijk nog gaan implementeren, we moeten daarvoor de basis hebben om daaraan ook echt wat te gaan doen. Dus op dit moment over deze specifieke zaak praten? Het illustreert bijna de noodzaak van dit pakket van maatregelen, maar dan moet in Europa de discussie over de mogelijkheden zijn afgerond, zodat we die kunnen gaan implementeren. Wat mij betreft onderstreept dat de noodzaak om hier snel werk van te gaan maken.
De heer Geurts vraagt ook naar de fluctuaties van de marktprijzen in de supermarkt. Loopt daar nog onderzoek naar of zou dat gedaan kunnen worden? De fluctuatie van marktprijzen in de supermarkt is in dit onderzoek inderdaad niet meegenomen. Een van de maatregelen die ik heb aangekondigd, is de oprichting van die agro-nutrimonitor bij de ACM. Daar gaan we dit soort zaken bekijken. Die monitor zal waar mogelijk ook kijken naar de verschillen in margeverdeling van bepaalde gangbare producten en producten die voldoen aan bovenwettelijke eisen. Daarbij zal ook gekeken worden naar verschillen tussen prijzen en mogelijk ook de kosten in de verschillende delen van de keten, waaronder de retail. Daarmee hopen we de transparantie en het inzicht te bieden, maar ook inzicht te geven in mogelijke verschillen en de verklaringen daarvoor. Daar zullen eventuele problemen in het functioneren van de markt zichtbaar worden.
Zowel de heer De Groot als mevrouw Bromet heeft gevraagd naar true pricing als methode om de positie in de keten vorm te geven. Afgelopen zomer heeft mijn ministerie in samenwerking met de transitiecoalitie voedsel de vertegenwoordigers van verschillende kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en bedrijven een workshop georganiseerd waar de verschillende visies, opgaven en ervaringen met verschillende benaderingswijzen zijn uitgewisseld. Die bevindingen van de bijeenkomst zijn vertaald in de contouren van een meerjarenprogramma true pricing en true cost accounting. In dit programma draaien ook een aantal projecten met een internationaal karakter mee. Ik wil heel graag die bevindingen waar nodig en mogelijk met kennis en innovatie ondersteunen, om ook tot een kansrijke oplossingsrichting te komen. Dus we zijn er al mee aan de slag. We proberen dat nu verder handen en voeten te geven. Dat wordt nu opgepakt.
Mevrouw Bromet vraagt wat we vinden van het idee om ook op een hoger niveau coördinatie toe te staan, dus handhaving toe te passen. De richtlijn laat het toe dat een leverancier een klacht indient via de nationale handhavingsautoriteit, ook als het een klacht betreft tegen een afnemer in het buitenland. De nationale handhavingsautoriteit geleidt de klacht dan vervolgens door naar de bevoegde autoriteit in de betreffende lidstaat. Op die manier proberen we de verschillende handhavingsautoriteiten aan elkaar te linken, zodat er niks tussen wal en schip belandt.
Ik heb nog een vraag van de heer De Groot en de heer Weverling over de uitvoeringskosten die ik nog niet heb beantwoord. Dat is een belangrijk aandachtspunt. We proberen dat niet hoog te laten oplopen. Maar dat er kosten aan verbonden zijn, dat is evident. In de voorjaarsbesluitvorming 2019 zal ik dan ook proberen, deze maatregel budgettair in te passen in de LNV-begroting. Zoals u weet, heb ik daar geen geld voor ontvangen toen ik deze taak kreeg, maar we doen er alles aan om te zorgen dat we die taak wel kunnen uitvoeren. Daar ben ik goed naar aan het kijken, om daarmee de kosten niet al te hoog te laten oplopen. Die kosten zijn natuurlijk ook weer afhankelijk van de exacte uitwerking, waarover we nu gesprekken aan het voeren zijn, ook met de ACM, over hoe we het gaan doen en hoe verstrekkend het wordt. U wordt daar bij de voorjaarsbesluitvorming over geïnformeerd.
Mevrouw Ouwehand heeft een aantal vragen gesteld, onder andere over het punt van de handelsnormen. Ze zegt: u gaat hier toch niet op terugkomen. Nou, dat was niet mijn intentie. De motie gaat enerzijds over de cosmetische eisen in de EU-handelsnormen en anderzijds om in gesprek te gaan met de supermarkten om te stoppen met het weren van producten, alleen vanwege het uiterlijk. Ik wil wel benadrukken: de kleine pruimen, de kleine tomaten en dat soort zaken worden aangehaald, maar dat zijn niet specifiek EU-handelsnormen, dat zijn gewoon zaken die supermarkten zelf in hun contracten opgenomen hebben met hun producenten. Om even duidelijk te krijgen: het is niet zo dat alles alleen maar op EU-handelsnormen vastzit. Dit kan ook gewoon daartussenin zitten. Daar moeten we de focus op richten. In dat verband vond ik het ook wel mooi om te zien dat deze zomer vanuit consumenten zelf een beweging op gang kwam die zei: dit accepteren wij niet. We kunnen niet altijd alles afdwingen en regelen, maar als consumenten zelf hun afkeuring laten weten, dan hebben ze soms meer impact dan ze misschien zelf van tevoren denken. Dus ik was het er hartgrondig mee eens wat daar werd gesteld.
Nou, de gesprekken met supermarkten gaan binnenkort plaatsvinden; ze zijn ingepland. Om juist heel goed die discussie in de EU aan te gaan, bekijk ik precies bij welke handelsnormen er sprake is van puur cosmetische eisen. Dus het is niet de vraag of we dit gaan doen, alleen ik wil even precies weten waar dat dan zo is, want er zijn ook EU-handelsnormen die bijvoorbeeld zien op voedselkwaliteit. Ik geloof niet dat we daaraan willen tornen. Dus ik moet dat eerst inzichtelijk hebben om juist heel goed dat gesprek in de EU aan te gaan. Daarom ben ik dat aan het onderzoeken. Maar op de uitvoering van die motie kom ik niet terug.
Mevrouw Ouwehand stelde een vraag over de bewijslast bij de supermarkten dat ze voldoende betalen. Ik vind zelf dat partijen verantwoordelijkheid hebben en ook dienen te nemen als het gaat om de verduurzaming van ons voedsel en het belang daarvan, maar ook de beloning die daartegenover moet staan. Dat is waarom ik het gesprek aanga met die supermarkten hoe zij hun eigen rol daarin zien. Als zij daar wat van vinden, moeten zij daar loon tegenover zetten. Wij gaan monitoren wat het verschil is in de prijzen die betaald worden en in wat er uiteindelijk aan de consument doorbetaald wordt. We hebben het WUR-rapport net gehad, waarin we dat soort zaken inzichtelijk maken. We gaan die informatie dus wel naar boven halen. Dan kunnen we ook deze discussie indringender voeren als dat nodig is.
Dan heb ik nog een aantal vragen van de heer Weverling voorliggen. Hij stelt mij een eerder principiële vraag, namelijk of ik erop kan reflecteren waarom de Nederlandse agroproducten in verhouding zo goedkoop zijn. Dat heeft te maken met het feit dat we in Nederland relatief efficiënt produceren. Dat heeft ook te maken met bepaalde innovaties die wij aanwenden. Dat weet de heer Weverling misschien wel beter dan ik, maar ik noem als voorbeeld de hele horticultuur. Daar vindt steeds innovatie plaats ten aanzien van de hoeveelheid water, ten aanzien van het licht dat je gebruikt en wat dat weer voor effect heeft op de groei en bloei en op de samenstelling van de planten.
Het niveau is in Nederland heel hoog en daardoor kunnen wij de prijs van de producten houden op een niveau waar je niet in eerste instantie aan zou denken als je kijkt naar onze arbeidskosten. Dat heeft dan natuurlijk ook weer invloed op de prijzen. Maar we moeten er ook voor zorgen – ik denk dat we daarvan ook een voorbeeld hebben gezien – dat de prijzen niet steeds verder omlaag worden gedrukt, zonder dat daar een goede positie van die teler, die boer en die tuinder tegenover staat. Dat probleem heeft niet alleen Nederland. Deze discussie wordt in heel Europa gevoerd. Vandaar ook de richtlijn die nu voorligt.
De heer Weverling merkt op dat er in het BNC-fiche nogal grote verschillen in kosten worden geraamd, van 32.000 euro tot 3 miljoen euro. Wat is daar de verklaring voor? Die kosten zijn afhankelijk van de nadere invulling van de maatregelen. Hoe specifieker die nadere invulling wordt, hoe hoger de kosten. We zijn er nu mee bezig om te kijken hoe we dat vorm kunnen geven, ook met de ACM, en om een inschatting te maken van de kosten van de implementatie van de richtlijn en van de uitvoering van het wetsvoorstel dat daarbij hoort.
De heer Weverling vraagt ook naar de stand van zaken bij de ACM over het team en de concrete plannen. Het team voor de agro-nutriketen bij de ACM wordt op dit moment gevormd en zal vanaf 2019 van start gaan met het opzetten van een monitor. De mededingingsregelgeving wordt aangepast om meer duidelijkheid te bieden over de mogelijkheid tot samenwerking. Er is al wel het een en ander mogelijk en het kabinet is voornemens om deze wijziging ook aan te grijpen om meer voorlichting op dit punt te gaan geven aan boeren en tuinders, om ze te wijzen op de mogelijkheden die ze hebben. Overigens wil ik ook aangeven dat we natuurlijk in dat voorstel hebben opgenomen dat er onafhankelijke geschillenbeslechting is en die wordt ook vormgegeven. Dus niet alleen wordt dat team bij de ACM opgezet, maar ook de geschillenbeslechting.
Voorzitter. Volgens mij heb ik nu alle vragen zo goed als mogelijk beantwoord, hoop ik.
De voorzitter:
Dat klopt. Ik vraag me af of een tweede termijn nodig is. Volgens mij niet, omdat de Minister heeft gezegd dat de acht informatieafspraken waar de Kamer om heeft gevraagd, zijn toegezegd. Alle vragen uit de eerste termijn zijn beantwoord. Is er nog iets blijven liggen wat ik nog even moet agenderen? Mevrouw Ouwehand?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik dacht: ik interrumpeer niet, want dan stel ik mijn vraag in tweede termijn.
De voorzitter:
Dan mag u dat gewoon doen. Ik ga even naar de heer De Groot en daarna ga ik naar u toe, mevrouw Ouwehand.
De heer De Groot (D66):
Dan wil ik toch even van de gelegenheid gebruikmaken om iets te zeggen. Even naar de andere kant, de supermarkt. Het is heel makkelijk om daarin de grote boosdoener te zien. Er zijn natuurlijk ook praktijken die absoluut niet door de beugel kunnen en daar kan iedereen van ons voorbeelden van geven. Tegelijkertijd zit daar soms ook de sleutel voor vernieuwing van de sector. Het zijn niet altijd de Nederlandse supermarkten, maar soms ook Duitse supermarkten die in Nederland heel actief zijn en die de ketens wel degelijk helpen om onderscheidende producten te leveren. Ik denk dat het de beste garantie vanuit de agrarische sector tegen oneerlijke handelspraktijken is om ervoor te zorgen dat je onderscheidende producten hebt. Dat wil ik toch nog even zeggen, vanuit de andere kant. Je kunt natuurlijk als Minister van LNV ook helpen om die ketens zo op te zetten dat ze andere dingen gaan doen. De heer Weverling stelde dat je bijzonder kwetsbaar bent in de markt als je precies hetzelfde produceert als je buurman. Dan krijg je dit soort praktijken. Dus laten we de boeren helpen om zich te onderscheiden en om te proberen de samenwerking te zoeken met de supermarkten.
Het voorstel zoals het er ligt: de fractie van D66 wenst de Minister veel succes in Brussel. We hebben nog wel enige vragen over de uiteindelijke effectiviteit, maar laten we eerst maar even zien hoe dit gaat werken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dan doen we blijkbaar toch een tweede termijn. De heer Geurts.
De heer Geurts (CDA):
Ik heb meer een interruptie op de vorige spreker.
De voorzitter:
Dat mag ook.
De heer Geurts (CDA):
Dat is toch een beetje uitlokking. We spreken hier in één keer vanuit D66 over innovatie, maar als je niet eerst zorgt dat die primaire producent, die boer, die tuinder, een goed inkomen heeft, dan hoef je over innovatie niet te gaan praten. Het is een beetje het kip-en-eiverhaal, maar het eenzijdig op te gaan nemen voor supermarkten lijkt mij in deze situatie ook niet te kloppen. We moeten gewoon faire prijzen gaan betalen. Daar ontbreekt het op dit moment aan. Is de heer De Groot dat met de CDA-fractie eens?
De heer De Groot (D66):
Ik vind de vergelijking met kip en ei toch wel aardig. Nu wordt het toch nog leuk. Je hebt bijvoorbeeld de al vaak genoemde formule van Kipster, die komen samen met Lidl met een concept van eieren die ook prachtig passen in de kringlooplandbouw. Ik neem aan dat daar ook een onderscheidende prijs bij hoort. Dus ja, natuurlijk hoort die goede prijs erbij. Die basis hoort erbij. Dat ben ik volledig met mijn collega eens. Maar ik wil ook de sector uitdagen – en ik daag de Minister uit om de sector daarbij te helpen – om zich te onderscheiden en met nieuwe concepten te komen, want daar zal altijd behoefte aan zijn. Dan krijg je ook die prijs.
De voorzitter:
Meneer Geurts, is het nodig?
De heer Geurts (CDA):
Leuk dat hier een voorbeeld van een bepaald ei en bepaalde omstandigheden wordt aangehaald. In de gemeente waar ik woon, in Barneveld, is ook zo'n voorloper. Een andere versie, maar als dat in Nederland verder uitgebreid wordt, wordt het steeds moeilijker om in de markt nog een prijs te kunnen beuren. Dat merk ik hier ook op. Is de heer De Groot ervan overtuigd dat wat hij net aangaf – nieuwe manier van kippen houden et cetera – gefund is vanuit een pluimveebedrijf, alleen vanuit een pluimveebedrijf?
De voorzitter:
De heer De Groot, afrondend.
De heer De Groot (D66):
Ik weet niet precies... Ik weet eigenlijk niet waar die vraag op slaat, maar ik herhaal mijn punt. Kom met onderscheidende producten, ga iets anders doen dan je buurman! Dat is over het algemeen een garantie voor een wat eerlijkere handelspraktijk.
De voorzitter:
Oké. Nee, nee.
De heer Geurts (CDA):
Punt van orde.
De voorzitter:
Nee, het punt van orde is dat u recht heeft gehad op twee interrupties. Over het antwoord ga ik niet. Ik geef u nu gelegenheid, als u dat wilt, om uw eigen tweede termijn te doen, maar we gaan hier niet verder in het vraag-en-antwoordspel.
De heer Geurts (CDA):
Als u dat zo wilt, dan maak ik gebruik van mijn tweede termijn.
De voorzitter:
Maar niet in reactie op de heer De Groot. U gaat een vraag stellen aan de Minister.
De heer Geurts (CDA):
Dan gaan we het via de Minister doen. Die spelletjes kunnen we gaan doen. Kijk, meneer De Groot begrijpt mijn vraag niet. Waar mijn vraag in essentie om gaat, is dat je wel een nieuw product in de markt kunt zetten, maar je moet die boer of tuinder ook een goed inkomen geven om te kunnen innoveren. Je kunt wel van buiten de sector of deels met geld vanaf buiten de sector nieuwe innovaties doen, maar wat de heer De Groot inbrengt, geeft nog geen antwoord op mijn punt. Die boeren moeten innovaties doen en die tuinders ook. Ja, maar daar heb je een goed inkomen voor nodig, anders hoef je daar niet aan te beginnen. Is de Minister dat met mij eens?
De voorzitter:
Dat was wel de laatste keer, want alle gekheid op een stokje: we werken hier met interrupties in tweeën en u doet het nu in drieën. Dat ga ik niet verder toestaan. Meneer Futselaar, wilt u nog een tweede termijn? Houd het even sec, graag.
De heer Futselaar (SP):
Voorzitter. Dan wil ik graag de Minister steunen in haar pleidooi om voorlopig aan die grens van 50 miljoen voor bedrijven vast te houden. Dat lijkt mij verstandig beleid. De tweede constatering die ik wil maken, is dat je gemakkelijk een mooie landbouwvisie kunt opstellen waar we allemaal achter kunnen staan, maar dat de uitwerking nog weleens heel ingewikkeld kan zijn, zoals die twee heren naast mij hebben laten zien.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Mevrouw Bromet? Ik zie dat u geen behoefte hebt aan een tweede termijn. Mevrouw Ouwehand?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, nu werd het toch nog leuk! Dank aan de Minister voor haar beantwoording. Ik ben blij te horen dat de uitvoering van de motie-Dik Faber – ere wie ere toekomt: het is mevrouw Dik Faber die de kar trekt om de strijd tegen voedselverspilling te winnen – van start gaat. Begrijp ik de Minister goed dat die aangenomen motie in de onderhandelingen over dit voorstel nadrukkelijk een punt heeft? Op welke terreinen werken Europese handelsregels voedselverspilling in de hand? Is het cosmetisch? Zijn het de dubbele kiwi's of de drievoudige kiwi's? Gaat het om grootte of niet? Hoe dan ook, waar ze er zijn, neemt de Minister dat dan mee in de discussie over dit voorstel?
En één opmerking over wat de Minister nu zei en gisteravond ook: «we gaan het inzichtelijk maken». Inzicht is beter dan geen inzicht, maar ik vraag me wel af of de Minister niet ook lessen zou kunnen trekken uit wat we allang weten uit de gedragseconomie. Niemand wil overgewicht en we weten wat gezond voedsel is. Daar kun je advertenties tegenaan gooien en het Voedingscentrum op los laten en noem maar op: toch handelen mensen daar niet naar. Eenzelfde effect mogen we verwachten bij het inzichtelijk maken van die prijzen. Ik ga niet naar de Albert Heijn en het is misschien een beetje vilein, maar mijn collega-Kamerleden destijds die het ook vervelend vonden dat Albert Heijn de boeren eenzijdig 2% korting oplegde, die deden niet hetzelfde als ik. Die handelden niet naar wat ze toen wisten. Die zeiden niet: ik ga niet meer naar Albert Heijn. Misschien moeten we wel gewoon als een gegeven accepteren dat er meer nodig is dan alleen maar het inzichtelijk maken van wat er gebeurt. Dus mijn vraag aan de Minister is: gaat zij ook verdere stappen zetten?
De voorzitter:
Hartelijk dank. Meneer Weverling?
De heer Weverling (VVD):
Jazeker. Ik zou van de Minister wel de toezegging willen dat zij bereid is om in gesprek te gaan met een aantal tuinbouwbedrijven. Er is bijvoorbeeld onlangs een fusie aangekondigd, inmiddels door de ACM goedgekeurd, tussen een aantal familiebedrijven. Looije Tomaten, Honingtomaten, heerlijke bonbons zijn het, zeer innovatief...
De voorzitter:
Sorry, ik vind dit eigenlijk buiten de orde van deze vergadering.
De heer Weverling (VVD):
Ik meen het serieus. Ik wil vragen of de Minister eens in gesprek wil gaan – misschien hoef ik die namen allemaal niet te noemen – met een aantal bedrijven om te doorgronden... Er zijn een aantal familiebedrijven die meer willen samenwerken. Het gaat om overdracht, het gaat erom die familiebedrijven langdurig te laten voortbestaan. Dat zijn bedrijven die de grens van 100 miljoen omzet passeren, maar het zijn wel gewoon heel mooie familiebedrijven die ook innovatief zijn, maar laat ik nou niet in die discussie belanden. Dat was eigenlijk de vraag. Ik hoef daar niet bij te zijn, dat mag allemaal aan tafel, maar het gaat er mij even om...
De voorzitter:
Dan snap ik de relevantie voor dit onderwerp. Hartelijk dank. De Minister.
Minister Schouten:
Voorzitter. Ik moet geloof ik een twist gaan beslechten tussen... Anders loopt dat allemaal op interrupties uit, voorzitter. In the end gaan dit wetsvoorstel en deze richtlijn erover, dat de druk niet continu op de producent wordt gelegd, maar dat iedereen in dit verhaal een rol heeft. Dan zeg ik de heer De Groot na: dat is meer dan alleen supermarkten. Volgens mij ben ik ermee begonnen dat het zelfs ook een verhaal is voor de consument, maar daar zitten nog meer partijen omheen. Vooropstaat echter wel dat bedrijven producten moeten maken die interessant zijn en die kwalitatief voldoende zijn. Ze moeten onderscheidend zijn en ze moeten er zelf voor zorgen dat ze in die markt een positie houden. Daar zit volgens mij ook het evenwicht in. Je bent ondernemer, je hebt er een eigen rol in wat voor product je gaat aanbieden en op welke manier je dat produceert. Maar als je dan te maken krijgt met oneerlijke handelspraktijken, dat er bijvoorbeeld zomaar eenzijdig contractvoorwaarden worden opengebroken of dat soort zaken, dan kunnen we dat ook niet verwachten. Daar zien die richtlijn, het wetsvoorstel en de maatregelen die wij nemen op basis van het regeerakkoord juist op. Volgens mij houden we precies het midden tussen de opmerkingen van de beide heren.
Mevrouw Ouwehand vroeg naar een verband tussen dit voorstel en deze richtlijn, althans zo begreep ik haar, en de discussie over de handelsnormen. Volgens mij moeten we die dingen uit elkaar houden. Die richtlijn gaat niet zozeer over de handelsnormen, maar over oneerlijke handelspraktijken. Ik ben nu juist aan het kijken welke normen over de cosmetische vraagstukken gaan. Daar gaat de motie ook over. Dan ga ik daarover de discussie aan in Europa, maar dat hoeft niet per se parallel te lopen aan deze richtlijn. Sterker nog, dat is er niet per se een onderdeel van, maar ik ga wel in Europa die discussie voeren, zeg ik om even duidelijkheid te scheppen.
Mevrouw Ouwehand zei ook dat er meer nodig is dan het inzichtelijk maken. Volgens mij heb ik dat aangetoond en is het hele pakket aan maatregelen juist meer dan alleen maar het inzichtelijk maken van hoe de prijsopbouw is. Wij gaan juist al die oneerlijke handelspraktijken proberen aan te pakken. Volgens mij zijn we daar nu ook mee bezig, ook in de geschillenbeslechting en in de monitor, maar ook rondom de hele richtlijn vanuit Europa, met de minimumnorm voor oneerlijke handelspraktijken. Dus volgens mij doe ik precies wat mevrouw Ouwehand vraagt.
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand heeft nog een vraag.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ja, want de Minister zei eerder dat er ruimte is om nationaal meer te doen. Ze zei: ik ga verkennen wat dat dan eventueel zou moeten zijn. Kan de Minister al zeggen wanneer ze ons kan informeren over haar verkenning van wat zij voor zich ziet om al dan niet nationaal te gaan doen?
Minister Schouten:
We hebben nu de lijst met oneerlijke handelspraktijken. Of daar zaken aan toegevoegd moeten worden, baseer ik op wat we uit de monitor gaan krijgen die we inderdaad bij de ACM gaan inrichten. Dan kunnen we ook echt zien wat er speelt in de praktijk. Die monitor gaan we, als alles goed gaat draaien, opstarten in 2019. Dan zal na verloop van tijd inzichtelijk worden of er meer nodig is dan dat.
De heer Weverling vraagt of ik in gesprek wil. Misschien dat ik dat niet per se zelf ga doen, maar ik zal kijken dat er mensen vanuit ons departement in gesprek willen met vertegenwoordigers van dat bedrijf.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan komen we aan het einde van dit serieuze, doch genoeglijke debat. Ik heb nog een aantal toezeggingen:
– De Minister informeert de Kamer in de Voorjaarsnota nader over de uitvoeringskosten van de implementatie van de EU-richtlijn oneerlijke handelspraktijken.
Minister Schouten:
Laat ik het zo zeggen: zodra we zicht hebben op hoe de richtlijn er precies uitziet en welke kosten daarmee gemoeid zijn, kunnen we dat ook formuleren. Als dat in het voorjaar het geval is, zullen we dat bij de Voorjaarsnota doen. Als het pas wat later is, moet het maar later komen.
De voorzitter:
Dan zal de Minister ons ook laten weten dat het wat later wordt. Dan noteer ik hem zo.
– De Minister kan de Kamer in de loop van 2019 informeren over de nationale aanvulling op de lijst van oneerlijke handelspraktijken.
– De Minister of in ieder geval mensen van het departement gaan in gesprek met de tuinbouw en ik nodig de heer Weverling graag uit om wat van de hier genoemde namen daarvoor aan te leveren.
Ik dank de Minister, de ambtenaren, de mensen op de publieke tribune. Ik dank uiteraard mijn collega's, de griffier, de bode, de stenograaf en verder iedereen die hier in deze zaal aanwezig was en wens u allen een hele fijne avond.
Sluiting 18.00 uur.