Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26, zesde jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State)
Hieronder is opgenomen het nader rapport d.d. 21 december 2017, aangeboden aan de Koning door de Minister van Economische Zaken en Klimaat, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 27 oktober 2017, nr. 2017001832, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 29 november 2017, nr. W15.17.0357/IV, bied ik U hierbij aan.
Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De redactionele kanttekening van de Afdeling is overgenomen.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om artikel 3, derde lid, van de Kaderwet EZ-subsidies aan te passen in de zin dat wordt bepaald dat ook krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden voorzien in de vaststelling van een subsidieplafond en de regeling van de wijze van verdeling ervan. Hiermee wordt aangesloten bij de redactie van het eerste en tweede lid van artikel 3, die de keuze bieden tussen het bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of rechtstreeks bij ministeriële regeling vaststellen van regels met betrekking tot subsidies. In de praktijk geschiedt de vaststelling van een subsidieplafond en de keuze voor de wijze van verdeling ervan al op het niveau van een ministeriële regeling, te weten respectievelijk de Regeling openstelling EZ subsidies 2017 en de Regeling nationale EZ-subsidies. Dit kan dus reeds rechtstreeks op grond van artikel 3, derde lid, van de Kaderwet EZ-subsidies, maar het is de bedoeling geweest dat deze bevoegdheid werd afgeleid uit respectievelijk de artikelen 16 en 17 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies. Deze omissie wordt nu hersteld.
Daarnaast worden in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet verwijzingen naar Richtlijn 98/34/EG vervangen door verwijzingen naar Richtlijn (EU) nr. 2015/1535. In de Elektriciteitswet 1998 wordt nog een foutieve verwijzing hersteld.
Voorts zijn artikel VI, onderdeel A (Telecommunicatiewet), en artikel XIV, onderdeel A (Wet van 5 juli 2017 tot wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de Wet dieren in verband met de herziening van het heffingenstelsel ten behoeve van de kosten van de bestrijding en het weren van besmettelijke dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers (herziening heffingenstelsel Diergezondheidsfonds) (Stb. 2017, 313), vervallen.
De wijzigingsopdracht van artikel VI, onderdeel A, wijzigde de omschrijving van het begrip «apparaten» in artikel 1.1. van de Telecommunicatiewet. Door de wijziging zou de reikwijdte van het begrip breder worden dan beoogd is.
De wijzigingsopdracht van artikel XIV, onderdeel A, is niet nodig omdat bij de, op 1 januari 2015 in werking getreden, Wet tot opheffing van de bedrijfslichamen artikel 9.4, tweede lid, van de Wet dieren is gewijzigd (artikel XXVIII, onderdeel Ib, van de Wet opheffing bedrijfslichamen). Zodra artikel II, onderdeel B, van de Wet van 5 juli 2017 tot wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de Wet dieren in verband met de herziening van het heffingenstelsel ten behoeve van de kosten van de bestrijding en het weren van besmettelijke dierziekten, zoönosen en zoönoseverwekkers (herziening heffingenstelsel Diergezondheidsfonds) (Stb. 2017, 313) in werking treedt, zal de wijziging van artikel 9.4, tweede lid, onderdeel f, correct verwerkt worden.
Verder is het wetsvoorstel aangepast aan de departementale indeling zoals die geldt sinds het aantreden van het huidige kabinet.
Ik moge U verzoeken, mede namens mijn ambtgenoot van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid, het gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes