Vastgesteld 17 november 2017
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt nader verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit nader verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De waarnemend griffier van de commissie, Tielens-Tripels
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag van de wijziging van de wet inkomstenbelasting 2001 tot het geleidelijk uitfaseren van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld (ook de regeling Hillen of de Hillen-aftrek). Deze leden danken de regering voor de uitgebreide beantwoording van de door de Kamer gestelde vragen. Kan de regering nog eenmaal ingaan op de effecten op de koopkracht van huizenbezitters, ook gegeven de samenhangende verlaging van het eigenwoningforfait en de verlaging van de inkomstenbelasting? Hoeveel procent van de huizenbezitters gaat er per saldo op vooruit en met hoeveel? Hoe wordt voorkomen dat deze wet disproportionele effecten heeft op de inkomens van huizenbezitters?
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag van de wijziging van de wet inkomstenbelasting 2001 tot het geleidelijk uitfaseren van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld. Deze leden brengen het volgende naar voren.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot het geleidelijk uitfaseren van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag van de wijziging van de wet inkomstenbelasting 2001 tot het geleidelijk uitfaseren van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld en hebben de volgende vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag van de regering. Zij hebben naar aanleiding daarvan en naar aanleiding van het rondetafelgesprek, gehouden op 16 november 2017, nog nadere vragen over dit wetsvoorstel.
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse, maar ook met zorgen kennisgenomen van het wetsvoorstel om de aftrek wegens geen of geringe eigen woningschuld af te schaffen. Zij maken zich vooral zorgen over de groep mensen die pensioen heeft opgebouwd in het eigen huis, en daarnaast weinig verdere middelen heeft.
De leden van de fractie van 50PLUS hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgenomen wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 tot het geleidelijk uitfaseren van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld alsmede van de nota naar aanleiding van het verslag. Tevens hebben deze leden met interesse kennisgenomen van de position papers en de individuele bijdragen van deskundigen tijdens de hoorzitting over dit onderwerp. De leden van de fractie van 50PLUS hebben nog een aantal vragen.
De voorgenoemde leden willen graag geïnformeerd worden over de technische mogelijkheden de uitfasering van de regeling Hillen zodanig te beperken dat «bestaande gevallen» niet meer worden geraakt. Welke opties zijn er in technische zin om dit voor de getroffen belastingplichtigen zo te regelen? Welke parameters liggen voor de hand? Kan de regering ook een of enkele technische opties uiteenzetten, waarbij de uitfasering van de regeling Hillen wordt opgeschort voor woningen met een waarde onder de 300.000 euro? Heeft de regering overwogen de uitfasering van de regeling Hillen voor bestaande gevallen of voor lage WOZ-waardes te temperen?
De leden van de DENK-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en de nota naar aanleiding van het verslag. Deze leden hebben hierover opnieuw een aantal opmerkingen en vragen.
Algemeen
De leden van de PVV-fractie worden graag door de regering nader geïnformeerd over hoeveel huishoudens negatieve consequenties van de afschaffing van de regeling Hillen ondervinden. Kan de regering dit uitsplitsen naar alle typen huishoudens (alleenverdiener, paar met kinderen, etc.) en in het bijzonder specificeren voor ouderen met verschillende inkomens- en vermogensniveaus? Hoe is te verklaren dat er in 2018 458 miljoen euro is gemoeid met de aanpassing van box 3, terwijl het in 2019 261 miljoen euro, in 2020 159 miljoen euro en in 2021 slechts 26 miljoen euro betreft conform het Regeerakkoord?
Wat zijn de gevolgen als de aflossingsverplichting van de hypotheek niet langer zou gelden voor 100% van de hypotheek maar voor 70%? In hoeverre zouden hierdoor de gevolgen van de afschaffing van de regeling Hillen worden gecompenseerd? Wat is het effect van de afschaffing van de regeling Hillen op toeslagen en kortingen? Zou dit per jaar weergeven kunnen worden? Wat zijn de negatieve effecten van de afschaffing van de regeling Hillen voor mensen die gescheiden zijn en voor mensen die in de schulden zitten?
De leden van de CDA-fractie zouden graag nog enkele nadere vragen stellen over een aantal specifieke casussen. Zij geven hieronder een aantal getailleerde voorbeelden en verzoeken de regering voor elk van deze voorbeelden aan te geven: het effect van de voorliggende wet na 1, 3, 10 en 30 jaar op het besteedbare inkomen per maand en het effect van de overige maatregelen in het Regeerakkoord op het besteedbare inkomen per maand van dit huishouden.
De leden van de CDA-fractie kiezen bewust voorbeelden waarbij de waarde van de woning relatief wat hoog is ten opzichte van het huidige inkomen, omdat dit zich bij gepensioneerden relatief wat vaker voordoet en omdat dit de categorie is waar zich potentieel problemen kunnen voordoen.
Casus 1: Echtpaar met AOW + € 10.000 en AOW zonder aanvullend pensioen en een afgeloste woning van € 250.000.
Casus 2: Echtpaar met AOW + € 30.000 en AOW + € 10.000 en een afgeloste woning van € 500.000.
Casus 3: Alleenstaande AOW’er zonder aanvullend pensioen met een afgeloste woning van € 250.000.
Casus 4: Alleenstaande AOW’er met een pensioen van € 10.000 met een afgeloste woning van € 250.000.
Verder verzoeken de leden van de CDA-fractie de regering een evaluatiebepaling aan het voorliggende wetsvoorstel toe te voegen, zodat vier jaar na inwerkingtreding de uitfasering van de Hillen-aftrek geëvalueerd wordt.
De leden van de SP-fractie vragen allereerst een historisch overzicht over het ontstaan van de aftrek. Met welke argumenten is deze ingesteld en hoe is de werking van de aftrek in de afgelopen jaren geëvalueerd? Kan de regering bevestigen dat er twee redenen ten grondslag lagen aan de aftrek, te weten: 1) tegemoetkoming voor mensen met een (bijna) afgelost huis maar geringe draagkracht door klein of afwezig pensioen en weinig tot geen vermogen en 2) een stimulans voor mensen om hun hypotheek af te lossen? Op welke wijze is in de afgelopen jaren bijgehouden of deze twee doelen zijn bereikt? Zijn er destijds nog andere beleidsmaatregelen overwogen teneinde deze twee doelen te bereiken? Bij het rondetafelgesprek werd door ouderenbonden heel duidelijk aangegeven dat de afschaffing van «De Wet Hillen» een druppel is die de emmer doet overlopen bij ouderen. Kan de regering op een rij zetten welke maatregelen de afgelopen acht jaar financiële gevolgen hebben gehad voor ouderen? Kan daarbij een onderscheid worden gemaakt in fiscale wijzigingen en wijzigingen in ander beleid, zoals de decentralisatie van taken of het verhogen van het eigen risico?
De leden van de SP-fractie vragen een reactie van de regering op de uitspraak van Dhr. De Jong, die vraagt waarom wel duidelijk is wat de macro-economische opbrengsten zijn van de uitfasering van de aftrek, maar dat niet duidelijk is hoe dit micro-economisch neerslaat in de huishoudens die te maken krijgen met de uitfasering. De leden van de SP-fractie vragen daarom een overzicht van de situatie van mensen die hun hypotheek bijna of geheel hebben afgelost op de volgende punten: de vermogenspositie van deze mensen, de waarde van de woning, de samenstelling van het huishouden, de leeftijd, de inkomenspositie, het gemeentelijk beleid met eigen betalingen en eigen bijdragen als het gaat om de zorgvoorzieningen.
Kan de regering vervolgens aangeven wat de lange termijn effecten zijn voor de verschillende situaties van degenen die de aftrek verliezen? Welke mogelijkheden ziet de regering om huishoudens die kopje onder gaan door het verlies van de aftrek te compenseren? Voorts vragen deze leden te reageren op de verschillende uitspraken die gedaan zijn tijdens het rondetafelgesprek over de (on)betrouwbaarheid van de overheid. Herkent de regering zich in deze aantijging en waarom wel of waarom niet? Kan de regering in dit kader ook ingaan op de snelheid waarmee deze maatregel moet worden behandeld door het parlement: erkent zij dat dit lijkt op een politiek vluggertje enkel en alleen om het feit dat de Belastingdienst een lange voorbereidingstijd nodig heeft? Deze leden verwachten een uitgebreid antwoord van de regering hierop.
De leden van de SP-fractie vragen de regering welke visie op de woningmarkt schuilgaat achter deze maatregel. Kan worden uitgelegd waarom precies het uitfaseren van de aftrek de remedie voor de overspannen woningmarkt zal zijn en de hoge hypotheekschuld van Nederlandse huishoudens? Erkent zij dat juist het aflossen van de woning door deze maatregel minder aantrekkelijk wordt en daarmee een tegenovergesteld effect kan hebben?
De leden van de SP-fractie lezen in de uitvoeringstoets dat er incidentele kosten zijn voor het aanpassen van de automatisering. Welke garanties heeft de regering gekregen dat de Belastingdienst dat tot een goed einde kan brengen? Kan de regering hierop uitgebreid antwoorden?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering of zij de inkomenseffecten kan geven van deze wet in 2047 voor een alleenstaande gepensioneerde die een afbetaald huis heeft van € 200.000 en daarnaast AOW, maar geen aanvullend pensioen. Zij vragen de regering om hetzelfde te doen voor iemand in dezelfde situatie, maar dan met een aanvullend pensioen van € 5.000, € 10.000 en € 15.000. Voorts vragen zij hetzelfde te doen voor iemand die een partner heeft zonder aanvullend pensioen. Wat is het besteedbaar inkomen van een alleenstaande oudere die een afbetaald huis heeft van € 200.000 en daarnaast slechts AOW? Kan de regering voor de voornoemde situaties ook de gevolgen weergeven in de jaren 2021, 2025, 2030, 2035 en 2040?
Wat zijn de inkomenseffecten voor iemand waarvan de partner in 2047 overlijdt en die een afbetaald huis heeft van € 200.000 en verder geen aanvullend pensioen? Wat zijn de gevolgen bij scheiding? Kan de regering voor de voornoemde situatie ook de gevolgen weergeven in de jaren 2021, 2025, 2030, 2035 en 2040?
Wat is het besteedbaar inkomen in 2047 van een gepensioneerde die een afbetaald huis heeft van € 200.000, daarnaast AOW met een aanvullend pensioen van € 5.000 en die € 190 per maand alimentatie betaalt? Kan de regering voor de voornoemde situatie ook de gevolgen weergeven in de jaren 2021, 2025,2030, 2035 en 2040?
De leden van de PvdA-fractie stellen dat door de afschaffing van de aftrek voor geen of een geringe eigen woningschuld het verzamelinkomen toeneemt. Klopt dit? Welke gevolgen heeft dit voor het recht op toeslag? Krijgt een gepensioneerde met een afbetaald huis van € 200.000 zonder aanvullend pensioen nog toeslagen, en zo ja, hoeveel in vergelijking met de situatie dat de aftrek nog wel bestond? Kan de regering voor de voornoemde situatie ook de gevolgen weergeven in de jaren 2021, 2025, 2030, 2035 en 2040?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering een reactie te geven op alle individuele position papers die zijn ingediend bij de hoorzitting over deze wet. Zij vragen een reactie per paper, en per argument, en verzoeken de reacties niet te bundelen. Zij vragen ook de inschattingen van de ING op de inkomenseffecten van deze wet hierbij te betrekken.
De leden van de 50PLUS-fractie vragen of de regering een tabel of overzicht kan geven van de gebruikers van de regeling Hillen volgens tabel 1 uit de nota naar aanleiding van het verslag, gerangschikt naar inkomenscategorie met cohorten van € 5.000 vanaf het sociaal minimum tot en met de categorie boven € 100.000? Kan ook een tabel of overzicht worden gegeven, conform tabel 2 uit de nota naar aanleiding van het verslag, maar dan uitsluitend op basis van de ongeveer een miljoen gebruikers van de regeling Hillen?
De leden van de DENK-fractie verzoeken de regering meer inzicht te geven in de samenstelling van de groep die getroffen gaat worden door de uitfasering van de regeling Hillen. Klopt het, dat het om circa een miljoen mensen gaat, die zullen worden aangeslagen voor 1,1 miljard euro, dus ruim € 1.000 per persoon? Om welke inkomensgroepen gaat het? Om welke vermogensgroepen gaat het? Kan de regering dit aangeven in decielen? Klopt het, dat de uitfasering van de Hillen-aftrek leidt tot een denivellering op het gebied van inkomen en een nivellering op het gebied van vermogen? Zo ja, hoe hoog is het effect op de Gini-coëfficiënt voor het inkomen en hoe hoog op de Gini-coëfficiënt voor het vermogen?
Klopt het, dat het wetsvoorstel tot afschaffing van de regeling Hillen referendabel is? Klopt het, dat in artikel 5 van de Wet raadgevend referendum, belastingwetgeving niet genoemd wordt als één van de onderwerpen, die niet in een referendum aan de bevolking voorgelegd kunnen worden?
De regering onderbouwt een beroep op artikel 12 van de Wet raadgevend referendum met het argument dat de behandeling van het wetsvoorstel geen uitstel zou kunnen leiden, doordat er «noodzakelijke systeemwijzigingen» doorgevoerd moeten worden. Het gaat om het inbouwen van het afbouwpercentage van 3,33% per jaar in de software van de Belastingdienst. Waarom beweert de regering dat dit 15,5 maanden in beslag zou moeten nemen? Dit is toch een kwestie van het programmeren van één enkele functie in de software van de Belastingdienst? Klopt het, dat een middelbare scholier dit binnen een dag toch wel geregeld kan hebben? Heeft de regering geen vertrouwen in zijn eigen ICT-medewerkers en programmeurs? Kan de regering uitgebreid ingaan op de tijdsduur van de implementatie van de systeemwijziging en waarom dit 15,5 maanden zou moeten duren?
Deelt de regering de mening dat er een zeer forse discrepantie is tussen de manier waarop de regering en de coalitiefracties dit wetsvoorstel door de Kamer willen jassen enerzijds (in 15 dagen) en de tijd die de regering zichzelf gunt voor de implementatie anderzijds (in 15 maanden)? Hoe verhoudt deze forse discrepantie zich tot de zogenaamd uitgestoken hand naar de oppositie? Hoe verhoudt deze forse discrepantie zich tot de zorgvuldigheid die in een parlementaire democratie zou moeten worden betracht bij nieuwe wetgeving? Hoe verhoudt deze forse discrepantie zich tot de kritiek die er is op de haastige en onzorgvuldige invoering van nieuwe belastingwetgeving?
Kan de regering garanderen dat de afbouw in 30 jaar niet op een later moment versneld zal worden? Immers de maximale hypotheekrenteaftrek zou ook in 28 jaar afgebouwd worden van 52% naar 38% (2014–2042)? Waarom is er nu ineens gekozen voor een afbouw in negen jaar (2014–2023)?
Deelt de regering de mening dat het steeds draaien aan beleidsknoppen en het radicaal veranderen van overgangstermijnen, de geloofwaardigheid van de politiek geen goed doen? Kan de regering garanderen dat ook de afbouw van de regeling Hillen op een later moment niet drastisch versneld zal gaan worden, zoals bij de hypotheekrenteaftrek gebeurd is? Hoe kan de regering dit sluitend garanderen?
Budgettaire aspecten
De leden van de CDA-fractie ontvangen graag de tijdreeksen van de afgelopen tien jaar en de voorspelling van de komende jaren van het budgettaire beslag van de Hillen-aftrek en het totaal aan afgetrokken hypotheekrente en het budgettaire beslag.
De leden van de D66-fractie willen graag inzicht in de verdeling van het belastingvoordeel dat wordt genoten als gevolg van het niet hoeven betalen van het eigenwoningforfait naar inkomen. Kan de regering voor de inkomensdecielen aangeven wat daarvan het gemiddelde inkomen is, welk marginaal tarief dit inkomensdeciel gaat betalen onder het nieuwe tweeschijvenstelsel en wat in die categorie het genoten voordeel van de regeling Hillen is? Kan de regering daarbij ook aangeven hoe groot het totale aandeel van dat inkomensdociel is in het totale belastingvoordeel door de regeling Hillen? Deze leden zouden, als dat mogelijk is, deze gegevens ook graag hebben voor een aantal huishoudensgroepen, namelijk werkenden, AOW-gerechtigden zonder aanvullend pensioen, AOW-gerechtigden met een aanvullend pensioen van € 5.000, € 10.000, € 15.000 en € 20.000.
De leden van de 50PLUS-fractie vragen uiteen te zetten waarom ervoor gekozen is c.q. waarom het niet mogelijk is om de vragen te beantwoorden over de budgettaire aspecten van het uitfaseren van de regeling Hillen, bij een veel snellere stijging van de WOZ-waardes dan nu is/wordt aangenomen. Kan dat alsnog op basis van een WOZ-stijging van 5% per jaar? Het is toch van belang om met andere scenario’s rekening te houden? In de nota naar aanleiding van het verslag lezen deze leden op pagina 32 het volgende: «Daarbij merk ik op dat de gevraagde WOZ-mutaties in de toekomst zullen resulteren in een lager eigenwoningforfait (EWF)-percentage, waardoor het effect van de WOZ-ontwikkeling en het EWF-percentage op lange termijn in evenwicht blijft». Kan de regering toelichten wat hier precies mee wordt bedoeld? Leiden hogere WOZ-waardes automatisch tot lagere EWF-percentages en zo ja, waarom is dat? Zo nee, wat wordt dan precies bedoeld met deze opmerking?
De leden van de DENK-fractie kunnen de berekening niet volgen van de regering, die stelt dat de grote verlaging van de hypotheekrenteaftrek een even groot budgettair effect zou hebben als een minimale verlaging van het EWF. Kan de regering dit nogmaals op een duidelijke manier uitleggen? Hoe kan een verlaging van de hypotheekrenteaftrek van 40,8% naar 37,95% (–3,85 procentpunt) en van 50% (in 2017) naar 36,95% (–13,05 procentpunt) een even hoog budgettair effect hebben als een verlaging van 0,75% naar 0,6%? 0,15 procentpunt is toch vele malen minder dan 3,85 procentpunt of 13,05 procentpunt? Dit geldt toch ook als de WOZ-waarde en de resterende hypotheeksom, gemiddeld mogelijk de helft van deze WOZ-waarde, niet altijd even hoog zijn? Hoe kan het dat er volgens de regering een vergelijkbaar budgettair effect (666 miljoen euro tegenover 627 miljoen euro) zou zijn? Dit kan toch niet kloppen? Gelden beide bedragen voor het jaar 2023 of voor verschillende jaren? Kan de regering de totale belastbare WOZ-waarde voor Nederland geven en de totale aftrekbare hypotheekrenteaftrek voor Nederland? Kan de regering aan de hand daarvan de berekening inzichtelijk maken?
De regering geeft voorts aan dat de verlaging van het belastingtarief in de 2e en 3e schijf naar circa 37% en 49,5% allang in 2014 vastgesteld was. Waarom is dit dan door de Minister-President, tijdens het debat over de regeringsverklaring, als een nieuwe belastingverlaging («We verlagen de Inkomstenbelasting opnieuw met 5 miljard euro») voorgesteld? Dit is toch oude wijn in nieuwe zakken?
Klopt het, dat de lasten in 2018–2021 niet worden verlicht met 6,5 miljard euro, maar door het kabinet Rutte-3 juist worden verzwaard met 3,4 miljard euro? Klopt het, dat het kabinet Rutte-3 staatsrechtelijk geheel verantwoordelijk is voor de doorwerking van maatregelen van het vorige kabinet, alsmede voor het laten doorstijgen van de zorgkosten?
Uitvoeringskosten Belastingdienst
De leden van de CDA-fractie vragen de regering of de administratie van de Belastingdienst goed genoeg is om alle regels van de hypotheekrenteaftrek bij belastingplichtigen te controleren. Graag ontvangen zij daarover een toelichting van de regering. Deze leden merken op dat het voorliggende wetsvoorstel op zich een kleine wijziging is in het geheel van maatregelen rond de eigen woning, die na de overgangsperiode zelfs tot een kleine vereenvoudiging leidt. Daarom zouden de leden van de CDA-fractie graag dit voorjaar een brief van de regering ontvangen over de uitvoerbaarheid en uitlegbaarheid van alle onderdelen van de fiscale behandeling van de eigen woning en aanvullende mogelijkheden tot vereenvoudiging voor zowel de Belastingdienst als de burger.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen in hoeverre de coalitiepartijen de afschaffing van de regeling Hillen in hun verkiezingsprogramma hadden staan.