Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).
De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer
Met dit voorstel van wet worden enkele bepalingen van de Wet op de dierproeven (hierna: Wod) gepreciseerd. Het betreft bepalingen waarmee Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt (PbEU 2010, L 276) (hierna: de dierproevenrichtlijn) in Nederlandse wetgeving worden omgezet. De dierproevenrichtlijn is in de Nederlandse wetgeving omgezet met de wet van 26 november 2014 tot wijziging van de Wod in verband met implementatie van richtlijn 2010/63/EU (Stb. 2014, 473) en met het op de Wod gebaseerde Dierproevenbesluit 2014 (Stb. 2014, 475) en de Dierproevenregeling 2014 (Stcrt. 2014, 34746).
Naar aanleiding van vragen van de Europese Commissie over voornoemde wetgeving is besloten tot het doorvoeren van een vijftal redactionele wijzigingen ter precisering van een aantal onderdelen van de Wod en tot precisering van een onderdeel van het Dierproevenbesluit 2014.
In het voorliggende voorstel zijn de vijf wijzigingsbepalingen opgenomen tot wijziging van de Wod. De door te voeren wijzigingen zijn alle technisch (niet inhoudelijk) van aard.
De precisering van het Dierproevenbesluit 2014 zal bij algemene maatregel van bestuur worden gerealiseerd.
Het concept-wetsvoorstel is ter informatie voorgelegd aan de met de beoordeling van projectvoorstellen en de afgifte van projectvergunningen belaste centrale commissie dierproeven (CCD) en aan het gebruikersplatform van de CCD.
Dit voorstel tot wijziging van de Wod bevat geen nieuwe informatieverplichtingen voor bedrijven of burgers en heeft derhalve geen gevolgen voor de regeldruk.
Artikel I, onderdeel A
Met artikel I, onderdeel A, worden twee wijzigingen aangebracht in artikel 1 van de Wod. Allereerst wordt de in onderdeel a van het eerste lid opgenomen definitie van dierproef aangevuld met het woord «wetenschappelijke». Ten tweede wordt in onderdeel d van het eerste lid de verwijzing naar de dierproevenrichtlijn gepreciseerd.
De definitie van dierproef in artikel 1, onderdeel a, van de Wod, is letterlijk overgenomen uit artikel 3, eerste lid, van de dierproevenrichtlijn zoals deze in het Nederlands is gepubliceerd, «...handeling ten aanzien van een dier voor experimentele of andere doeleinden....». Gebleken is dat de tekst van artikel 3, eerste lid, van de Nederlandse vertaling van de dierproevenrichtlijn een omissie bevat omdat deze niet het adjectief «wetenschappelijke» bevat (experimentele of andere wetenschappelijke doeleinden). Om dubbelzinnigheid als gevolg van de aangeduide omissie uit te sluiten, wordt de definitie van artikel 1, eerste lid, onderdeel a, aangevuld met het adjectief «wetenschappelijke» voor het woord doeleinden.
In onderdeel d van het eerste lid is een definitie van fokker opgenomen. In de definitie van fokker zoals opgenomen in de dierproevenrichtlijn wordt verwezen naar de in bijlage I vermelde dieren, terwijl in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Wod wordt verwezen naar «de in de richtlijn aangewezen dieren». Met het invoegen van de woorden «in bijlage I van» wordt de verwijzing volledig in lijn gebracht met de corresponderende bepaling van de dierproevenrichtlijn.
Artikel I, onderdeel B
Met onderdeel B worden twee wijzigingen in artikel 10e van de Wod aangebracht. De eerste wijziging betreft het tweede lid van artikel 10e. Het woord «ziekten» wordt vervangen door de woorden klinische aandoeningen. De bepaling wordt daarmee letterlijk in overeenstemming gebracht met artikel 8 van de dierproevenrichtlijn.
De tweede wijziging strekt tot het wegnemen van een verschrijving in het derde lid.
Waar staat «tot een andere niet-menselijke primatensoort dan aangewezen in de algemene maatregel van bestuur», had moeten staan: tot een andere soort dan aangewezen.(enz.). Door «andere niet-menselijke primatensoort» te vervangen door andere soort, waar de tweede wijziging in voorziet, wordt de verschrijving gecorrigeerd.
Artikel I, onderdeel C
In dit onderdeel is voorzien in een precisering van de verwijzing in artikel 11, eerste lid, van de Wod. Voor het aanduiden van de voor een dierproef te gebruiken dieren wordt in dit eerste lid verwezen naar de in de dierproevenrichtlijn aangewezen diersoorten, zonder de nadere duiding van het onderdeel of artikel van de richtlijn waar deze diersoorten zijn aangewezen. Door niet naar het desbetreffende onderdeel of artikel van de dierproevenrichtlijn te verwijzen, lijkt de omzetting strikter. Een striktere omzetting is niet beoogd.
Met het invoegen van «bijlage I van», waarin dit onderdeel voorziet, wordt de algemeen geformuleerde verwijzing gepeciseerd.
Artikel I, onderdeel D
In het vierde lid van artikel 13f van de Wod zijn nadere voorschriften opgenomen die zijn gericht tot de gebruiker, dat is de instelling die dieren in dierproeven gebruikt. Daar is onder meer bepaald dat de gebruiker beschikt over personen die verzekeren dat een project wordt uitgevoerd in overeenstemming met het projectvoorstel op basis waarvan een projectvergunning is verleend en indien dat niet het geval is, passende maatregelen worden getroffen om dit te corrigeren. Deze bepaling strekt tot implementatie van artikel 24 van de dierproevenrichtlijn.
Voor projecten waarvoor overeenkomstig artikel 40, tweede lid, onderdeel d, van de dierproevenrichtlijn een bijzondere vergunning wordt verleend, kunnen aanvullende voorwaarden worden opgelegd. Door de omzetting van dit voorschrift in het nationale recht moet worden gewaarborgd dat het project wordt uitgevoerd overeenkomstig de vergunning, inclusief de eventuele aanvullende voorwaarden daarbij. De enkele verwijzing naar het projectvoorstel in artikel 13f, vierde lid, onderdeel b, van de Wod lijkt incompleet, omdat de vergunning niet altijd met het projectvoorstel hoeft overeen te komen. In het geval dat de vergunning niet volledig overeenkomt met het projectvoorstel, dan zouden de personen waarover de gebruiker dient te beschikken om een juiste nakoming te verzekeren, theoretisch gezien niet verplicht zijn om de nakoming van de afwijking (de aanvullende voorwaarden), af te dwingen. Om dit laatste uit te sluiten, moet in het vierde lid worden verwezen naar de projectvergunning zodat ook de eventueel bepaalde aanvullende vergunningsvoorwaarden, binnen het bereik van de nakomingsverplichting vallen.
In artikel 24 van de dierproevenrichtlijn wordt ook verwezen naar de gevallen waarin een vereenvoudigde administratieve procedure wordt toegepast. De grondslag en het kader van bedoelde vereenvoudigde procedure zijn opgenomen in artikel 10a4 van de Wod. Aangezien ook in geval van toepassing van de vereenvoudigde procedure een projectvergunning is vereist voor het uitvoeren van een project, is ook in dat geval de projectvergunning bepalend voor de in onderdeel b van het vierde lid bedoelde nakomingsverplichting.
Met het vervangen van de woorden «het projectvoorstel op basis waarvan een projectvergunning is verleend» in het vierde lid van artikel 13f door «de daarvoor verleende projectvergunning», is de implementatie van artikel 24 van de dierproevenrichtlijn compleet.
Artikel I, onderdeel E
In artikel 14, eerste lid, van de Wod is ter omzetting van artikel 25 van de dierproevenrichtlijn bepaald dat iedere fokker, leverancier en gebruiker beschikt over een op het gebied van proefdiergeneeskunde deskundige dierenarts of, indien opportuun, een andere voldoende gekwalificeerde deskundige, die is belast met adviestaken met betrekking tot het welzijn en de behandeling van de dieren. Deze tekst is gebaseerd op de letterlijke tekst van genoemd artikel 25 volgens de Nederlandse taalversie van de dierproevenrichtlijn: »De lidstaten dragen er zorg voor dat elke fokker, leverancier en gebruiker beschikt over een officieel aangewezen, op het gebied van proefdiergeneeskunde deskundige dierenarts of, indien opportuun, een andere, voldoende gekwalificeerde deskundige, die is belast met adviestaken met betrekking tot het welzijn en de behandeling van de dieren.»
Blijkens de laatste rectificatie van de Nederlandse taalversie van de dierproevenrichtlijn1, bevat de Nederlandse tekst van artikel 25 een onvolkomenheid. Daar waar in artikel 25 de keuzemogelijkheid afhankelijk werd gesteld van de eventuele opportuniteit («indien opportuun»), is deze volgens de gecorrigeerde bewoordingen afhankelijk van de eventuele geschiktheid («indien die geschikter is»). Met de woorden «indien die geschikter is» in plaats van «indien opportuun» vormt artikel 14, eerste lid, van de Wod, een prezieze omzetting van artikel 25 van de dierproevenrichtlijn.
Artikel II – Inwerkingtreding en vaste verander momenten
In afwijking van het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten, zal de wet zo spoedig mogelijk na publicatie in het Staatsblad in werking treden. Deze afwijking is gerechtvaardigd aangezien het voorstel van wet de implementatie van een bindende EU-rechtshandeling betreft.
Bepaling van de Wod |
Bepaling van de dierproevenrichtlijn |
Bepaling in implementatie- regeling |
Toelichting |
---|---|---|---|
Artikel 1, eerste lid, onderdeel a, geeft de definitie van dierproef. |
Artikel 3, eerste lid. |
In artikel I, onderdeel A, onder a, van dit wetsvoorstel, wordt artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wod gewijzigd. |
Met de invoeging van het woord «wetenschappelijke» wordt de betreffende implementatiebepaling verbeterd. |
Artikel 1, eerste lid, onderdeel d, voorziet in de definitie van fokker. |
Artikel 3, vierde lid. |
In artikel I, onderdeel A, onder b, van dit wetsvoorstel, wordt artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Wod gewijzigd. |
De verwijzing naar het betreffende onderdeel van de dierproevenrichtlijn wordt gepreciseerd. |
Artikel 10e, tweede lid. |
Artikel 8, eerste lid en tweede lid, onderdeel a, onder i. |
In artikel I, onderdeel B, onder a, van dit wetsvoorstel wordt artikel 10e, tweede lid, van de Wod gewijzigd. |
Het woord «ziekten» wordt vervangen door de in de dierproevenrichtlijn gebruikte woorden klinische aandoeningen. |
Artikel 10e, derde lid. |
Artikel 8, eerste lid en tweede lid, onderdeel b. |
In artikel I, onderdeel B, onder b, van dit wetsvoorstel wordt artikel 10e, derde lid, van de Wod gewijzigd. |
Een verschrijving bestaande uit het voorvoegsel «niet-menselijke primaten»(soort) wordt hersteld. |
Artikel 11, eerste lid. |
Artikel 10, eerste lid. |
In artikel I, onderdeel C, van dit wetsvoorstel wordt artikel 11, eerste lid, van de Wod gewijzigd. |
De verwijzing naar het betreffende onderdeel van de dierproevenrichtlijn wordt gepreciseerd. |
Artikel 13f, vierde lid, onderdeel b. |
Artikel 24, tweede lid. |
In artikel I, onderdeel D, van dit wetsvoorstel wordt artikel 13f, vierde lid, onderdeel b, van de Wod gewijzigd. |
De terminologie van onderdeel b wordt volledig in lijn gebracht met de corresponderende bepaling van de dierproevenrichtlijn. |
Artikel 14, eerste lid. |
Artikel 25. |
In artikel I, onderdeel E, van dit wetsvoorstel wordt artikel 14, eerste lid, van de Wod gewijzigd. |
De term «opportuun» wordt vervangen door de term «geschikter» conform de gepubliceerde rectificatie van artikel 25 van de dierproevenrichtlijn. |
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp