Gepubliceerd: 26 juni 2017
Indiener(s): Piet Hein Donner (CDA), Rob Jetten (D66)
Onderwerpen: bestuur gemeenten provincies recht staatsrecht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34716-4.html
ID: 34716-4

Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING VAN DE RAAD VAN STATE EN REACTIE VAN DE INITIATIEFNEMER

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 24 mei 2017 en de reactie van de initiatiefnemer d.d. 26 juni 2017, aangeboden aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij brief van de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 4 mei 2017 heeft de Tweede Kamer, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet van het lid Jetten houdende verandering in de Grondwet, strekkende tot de deconstitutionalisering van de benoeming van de commissaris van de Koning en de burgemeester, met memorie van toelichting.

Het voorstel betreft de tweede lezing van het voorstel tot wijziging van de Grondwet betreffende de deconstitutionalisering van de benoeming van de commissaris van de Koning en de burgemeester.

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt een opmerking over het moment van aanhangig maken van het tweede lezingsvoorstel.

In 2003 heeft de Raad opgemerkt dat het moment van indiening van een voorstel tot tweede lezing belangrijk is. De Raad wees daarbij op het volgende:

«Tot 1983 was de traditie dat de voorstellen werden ingediend op de dag waarop de nieuw verkozen Tweede Kamer voor het eerst samenkomt. Dat geschiedde dan door het oude, inmiddels demissionair geworden kabinet en op een moment dat de kabinetsformatie nog moest beginnen. Sindsdien is het tijdsverloop tussen verkiezingen en indiening geleidelijk steeds groter geworden. De Raad adviseert terug te keren naar de traditie die tot 1983 bestond en de voorstellen in te dienen op de dag dat de nieuw verkozen Tweede Kamer voor het eerst samenkomt. Daarmee wordt niet alleen ruimhartig uitvoering gegeven aan de rechtsplicht die op de regering rust om de voorstellen betreffende de tweede lezing in te dienen, maar komt ook meer tijd beschikbaar voor de Tweede Kamer voor het overwegen van de voorstellen.»1

In lijn hiermee heeft de regering het tweede lezingsvoorstel inzake het opnemen van een constitutionele basis voor Caribische openbare lichamen en het regelen van een kiescollege voor de Eerste Kamer geruime tijd voor de Tweede Kamerverkiezingen bij de Afdeling advisering voor advies aanhangig gemaakt.2 Vervolgens kon het wetsvoorstel op de dag dat de nieuwe Tweede Kamer werd geïnstalleerd, bij de Tweede Kamer worden ingediend.

Bij initiatiefwetsvoorstellen tot wijziging van de Grondwet worden ten behoeve van een tijdige indiening van de tweede lezing afspraken gemaakt tussen regering en het initiërende lid van de Tweede Kamer over de procedure betreffende de tweede lezing.3 Ook bij het voorliggend voorstel zijn dergelijke afspraken gemaakt. Daarbij is onder meer met de initiatiefnemer afgesproken:

  • a. dat het initiatiefwetsvoorstel zo spoedig mogelijk na het besluit tot ontbinding van de Tweede Kamer aanhangig wordt gemaakt en

  • b. dat de initiatiefnemer ernaar streeft de reactie op het advies van de Afdeling «zo mogelijk op de dag van eerste samenkomst van de nieuwgekozen Tweede Kamer te versturen.»4

De Afdeling merkt op dat door het moment van indiening van het voorstel beide afspraken niet zijn gehaald. Zij benadrukt nogmaals het belang van het zodanig tijdig indienen van het voorstel tot tweede lezing dat gewaarborgd wordt dat de Tweede Kamer voldoende tijd heeft «voor het overwegen van de voorstellen» en het met het oog daarop onverwijld ter hand nemen van de behandeling van het voorliggend voorstel.

De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan.

De initiatiefnemer dankt de Afdeling advisering van de Raad van State voor het advies. Hij heeft hier met belangstelling kennis van genomen en merkt op dat de behandeling in eerste lezing de Afdeling advisering geen aanleiding heeft gegeven tot nadere inhoudelijke opmerkingen ten aanzien van het voorstel. In reactie op het bovenstaande advies merkt de initiatiefnemer het volgende op.

De initiatiefnemer erkent met de Afdeling advisering van de Raad van State het belang dat een voorstel tot tweede lezing tijdig wordt ingediend. In dit geval heeft de initiatiefnemer daarbij in aanvulling op de afspraken zoals gemaakt in de brief van 9 juli 2015 ook een ander aspect in ogenschouw genomen. Dit betreft de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met de vraag of voor 1 mei gemeld kon worden of conform de afspraak «zo spoedig mogelijk» het tweede lezingsvoorstel door de initiatiefnemer aanhangig gemaakt zou worden.5 Dat is op 25 april gebeurd.6 De initiatiefnemer heeft hieruit afgeleid dat het gekozen moment van aanhangig maken binnen de met de regering gemaakte afspraken lag.

De initiatiefnemer ziet uit naar behandeling van dit tweede lezingsvoorstel.

De Vice-President van de Raad van State, J.P.H. Donner

De initiatiefnemer, Jetten