Met de bekendmaking van de wet van 24 juni 2015, houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot de deconstitutionalisering van de benoeming van de commissaris van de Koning en de burgemeester (Stb. 2015, 277) is de eerste lezing van dit grondwetsvoorstel afgerond. De Grondwet schrijft voor dat na de bekendmaking van een dergelijke verklaringswet – en ontbinding van de Tweede Kamer – een tweede lezing van het grondwetsvoorstel plaatsvindt. Als de eerste lezing – zoals in dit geval – als initiatiefwetsvoorstel aanhangig is gemaakt, is het sinds de jaren 70 van de vorige eeuw gebruikelijk dat ook het wetsvoorstel in tweede lezing door één of meer leden van de Tweede Kamer in procedure wordt gebracht.1 Per geval worden afspraken gemaakt tussen de initiatiefnemer(s) en regering over de wijze van indiening, zodat het wetsvoorstel tijdig aanhangig wordt gemaakt.2 Ten aanzien van het onderhavige voorstel is afgesproken dat ten behoeve van de tweede lezing zo spoedig mogelijk na het besluit tot ontbinding van de Tweede Kamer een initiatiefwetsvoorstel bij de Tweede Kamer aanhangig wordt gemaakt.3 Inmiddels heeft de betrokken ontbinding van de Tweede Kamer plaatsgevonden, en is de nieuw verkozen Kamer reeds samengekomen. Met het oog hierop wordt het onderhavige wetsvoorstel thans aanhangig gemaakt.
Voor de toelichting verwijs ik naar de met betrekking tot het voorstel van wet inzake de eerste lezing gewisselde stukken en de daarover in de beide kamers gevoerde beraadslagingen (Kamerstukken 33 239; Handelingen II 2012/13, nr. 104, item 42, en nr. 110, item 4, en 2013/14, nr. 3, item 21; Handelingen I 2014/15, nr. 29, items 3 en 7, en nr. 30, item 4).
Jetten