Ontvangen 5 december 2016
Met interesse heb ik kennis genomen van het verslag van de vaste commissie van Infrastructuur en Milieu met betrekking tot het onderhavige wetsvoorstel. Het doet mij genoegen te constateren dat de leden van de fracties van de VVD en het CDA met belangstelling van het wetsvoorstel kennis hebben genomen. De leden van de fractie van de VVD en de leden van de SP-fractie hebben nog wel een aantal vragen, waarop ik hierna zal ingaan. Daarbij is zoveel als mogelijk de volgorde en indeling van het verslag gevolgd. Daar waar dit vanwege de inhoudelijke samenhang voor de hand ligt, zijn de vragen en opmerkingen echter per deelonderwerp in samenhang beantwoord. De vragen en opmerkingen worden waar dat nuttig is in een bredere context beschouwd.
Aandachtpunten uit de evaluatie van de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG)
De leden van de VVD-fractie vragen om een toelichting per punt op de wijze waarop de zes aandachtspunten uit de evaluatie van de BAG uit 2014 in het wetsvoorstel zijn verwerkt.
Het rapport van de evaluatie van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen (Wet bag) is op 28 januari 2014 uitgebracht. Daarin zijn de volgende zes aandachtspunten naar voren gekomen:
1. Herijk de huidige inspectieaanpak en het bijbehorende instrumentarium: meer risicogericht, proportioneel, selectief.
2. Versterk de terugmeldingen, zowel via technische hulpmiddelen als ook via het aanspreken van bestuursorganen op hun verantwoordelijkheid.
3. Inventariseer en prioriteer de manifeste en latente belemmeringen en wensen bij de afnemers die het gebruik van de BAG kunnen vergroten (vraaggericht).
4. Spreek bestuursorganen (afnemers) aan op het naleven en dus uitvoeren van de Wet bag en draag goede voorbeelden uit.
5. Stuur expliciet op het realiseren van de business case. Dit vraagt om aanpak op meerdere sporen.
6. Zoek naar synergie met andere basisregistraties voor versterking van de besluitvormings- en ondersteuningsstructuur.
Op de wijze waarop met de aanbevelingen uit de evaluatie van de BAG wordt omgegaan, is ingegaan in de bijlage bij de aan uw Kamer gestuurde brief van 25 april 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 33 926, nr. 1). Niet alle aandachtspunten hadden betrekking op onderwerpen die in de wet zouden moeten worden geregeld. Op de verwerking van de aandachtspunten in het wetsvoorstel zal hieronder worden ingegaan.
Het eerste aandachtspunt (herijk de inspectieaanpak) is aanleiding geweest tot een systeemwijziging van de kwaliteitszorg. Daarbij is de aanbeveling opgevolgd om de wettelijke driejaarlijkse (externe) inspectie in de Wet bag te vervangen door een ander systeem van kwaliteitszorg en toezicht, dat meer gericht is op risicobeheersing. In dat systeem worden de toezichtslasten voor gemeenten beperkt en zijn daarmee meer proportioneel. Verder voorziet het systeem in een meer selectieve inzet van toezicht bij die gemeenten waar kwaliteitsproblemen worden gesignaleerd. Het nieuwe systeem houdt onder meer in dat van rijkswege bestandsanalyses en -vergelijkingen met andere registraties worden uitgevoerd om gemeenten te ondersteunen. Het houdt ook in dat de gemeenten zelf primair verantwoordelijk worden voor de controle op de uitvoering van hun taken op grond van de Wet bag. Voor de door gemeente uit te voeren controle, zoals voorgesteld in artikel 42 van de Wet bag, wordt inmiddels in samenhang met de basisregistratie grootschalige topografie (BGT) een controlesystematiek ontwikkeld die procesmatig aansluit op de verantwoordingscyclus die in het kader van de Eenduidige Normatiek en Single Informatie Audit (ENSIA) wordt ontwikkeld. Het ENSIA-programma draagt bij aan het vergroten van de informatieveiligheid en het verminderen van de administratieve last die gemeenten hebben op het gebied van toezicht op informatieveiligheid. Door stroomlijning van verantwoordingsprocessen kunnen de met verantwoording gepaard gaande bestuurlijke lasten beperkt blijven. Daarmee is de aanpak en het instrumentarium meer risicogericht, proportioneel en selectief.
Het tweede aandachtspunt (versterken terugmeldingen) wordt aangepakt doordat de terugmelding die ook in de huidige wet staat, met het wetsvoorstel wordt aangepast. Voor die terugmelding is nu al een faciliteit in de landelijke voorziening opgenomen. Volgens de huidige wet is de weg waarlangs een terugmelding moet plaatsvinden afhankelijk van de vraag of gegevens zijn verkregen uit de landelijke voorziening of rechtsreeks van de gemeente. Het wetsvoorstel maakt dit onderscheid niet meer. Door de voorgestelde wetswijziging kan de terugmelder voortaan in alle gevallen de centrale terugmeldvoorziening gebruiken. Die voorziening is recent verbeterd. Zo kan op eenvoudige wijze een terugmelding gedaan worden via de BAG Viewer (beschikbaar op http://bagviewer.kadaster.nl). Daarnaast is de BAG aangesloten op Digimelding, de generieke stelselvoorziening die terugmeldingen op alle basisregistraties ondersteunt. Zo zijn technische hulpmiddelen om het systeem van terugmeldingen te versterken al aanwezig. Met het wetvoorstel wordt de mogelijkheid tot terugmelden nog verder versterkt. In de communicatie vanuit het ministerie over het systeem komt de wettelijke plicht tot het doen van terugmeldingen aan de orde. Die verplichting geldt overigens bij alle basisregistraties.
Het derde aandachtspunt – of de BAG vraaggericht is – heeft geleid tot de met het wetsvoorstel voorgestelde gewijzigde structuur van de regelgeving voor de BAG. Op het niveau van de wet wordt geregeld over welke objecten gegevens worden geregistreerd. Welke gegevens over die objecten worden bijgehouden, wordt bij algemene maatregel van bestuur bepaald. Op deze manier kunnen belemmeringen in de aansluiting met andere (basis)registraties eenvoudiger worden weggenomen en kunnen aanpassingen aan gebruikerswensen eenvoudiger worden doorgevoerd. De gebruikerswensen worden in beeld gebracht door het periodiek uitvoeren van tevredenheidsonderzoeken onder afnemers en door het ophalen van signalen uit het BAG Gebruikersoverleg. Vanuit het BAG Bronhouders- en Afnemersoverleg (BAG BAO) word ik aan de hand van de geïnventariseerde gebruikerswensen geadviseerd over eventuele gewenste aanpassingen van de registratie.
Het vierde aandachtspunt heeft betrekking op het stimuleren van het (juiste) gebruik van de BAG. Afgezien van de verplichting voor bestuursorganen om basisregistraties te gebruiken, is het gebruik niet in de wet geregeld. Door het wetsvoorstel verandert het toezicht op de naleving en uitvoering van de Wet bag door afnemers niet. Wel worden informatie over en ervaringen met gebruiksmogelijkheden van de BAG onder afnemers gedeeld. Dat gebeurt onder meer binnen het BAG BAO. Mede daardoor neemt het gebruik van de BAG al wel toe. Dat is onder meer zichtbaar in de koppeling tussen de BAG en de basisregistratie waarde onroerende zaken (WOZ). In het WOZ-waardeloket worden BAG-gegevens bij WOZ-objecten getoond. Een vergelijkbare ontwikkeling zien we bij de BGT, waarvoor geldt dat alle gerealiseerde panden en huisnummerreeksen uit de BAG moeten worden opgenomen. Door dit soort ontwikkelingen neemt niet alleen het gebruik van de BAG zelf verder toe, maar ook het gebruik van registraties waarin BAG-gegevens worden gebruikt. Cijfers van de landelijke voorziening bevestigen de toename van het gebruik van de BAG. Zo is het aantal unieke bezoekers van de BAG Viewer het afgelopen jaar gestegen van ongeveer 15.000 naar ruim 20.000 per maand. Naast de toename van geregistreerde gebruikers is er een forse toename van raadpleging via het openbare PDOK-geo-informatieportaal (Publieke Dienstverlening Op de Kaart). Het aantal geregistreerde gebruikers stond eind 2014 op ongeveer 1.200 en eind derde kwartaal van 2016 op 1.377. Daarvan is iets meer dan de helft private afnemer en daar zit inmiddels ook de grootste groei; vrijwel alle overheden zijn inmiddels aangesloten. Het gebruik van de BAG-services op PDOK gaat in 2016 richting een verdubbeling ten opzichte van 2015.
Het gebruik van de BAG zoals beschreven bij het voorgaande aandachtspunt houdt nauw verband met het vijfde punt: de batenrealisatie. Hier wordt vanuit het Rijk niet expliciet op gestuurd. Dit wordt vooral gezien als een zaak voor gemeenten, de gemeentelijke koepelorganisaties, zoals de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Kennisinstituut Nederlandse Gemeenten (KING), en andere overheidsgebruikers. De BAG levert basisgegevens waarvan het optimale gebruik vooral in de procesinrichting van gebruikers vorm moet krijgen. De hiervoor gegeven voorbeelden ten aanzien van de WOZ en de BGT kunnen als voorbeeld dienen.
Het evaluatierapport geeft als achtergrond bij het zesde punt (synergie) een beeld dat de BAG grotendeels op zichzelf staand is georganiseerd. Dat wil zeggen dat er geen verband is met andere (basis)registraties. Er moet echter wel een stelselbrede oriëntatie op de registraties zijn. Daarnaast is opgemerkt dat de ondersteuningsstructuur van de BAG als zodanig versnipperd is over het Kadaster, inspecties en ad hoc onderzoeken. De besluitvorming binnen het BAG BAO en de uitvoering daarvan is als kwetsbaar beoordeeld. In eerdergenoemde brief heb ik reeds opgemerkt dat het beeld van een op zichzelf staande governance niet door mij wordt gedeeld. De stelselsamenhang wordt steeds gezocht, waarop onder meer ook de samenstelling van het BAG BAO is toegesneden. Wel is een kwetsbare ondersteuningsstructuur herkend. Ter versterking daarvan is de kwaliteitszorg heringericht, met een centrale rol voor het Kadaster bij ondersteuning en monitoring van de implementatie daarvan.
Koppeling met en verhouding tot andere (basis)registraties
De leden van de SP-fractie lezen in voorliggend wetsvoorstel vooral de behoefte om met «grote stappen snel thuis te zijn». Door te stellen dat de bestaande wettelijke regeling voor een belangrijk deel procedureel is, wordt naar de mening van de leden voorbijgegaan aan het feit dat de Omgevingswet voor een groot deel moet gaan «draaien» op de wet.
De leden van de SP-fractie geven terecht aan dat het wetsvoorstel niet alleen procedurele bepalingen bevat. In het wetsvoorstel zijn enkele keuzes verwerkt, die voortvloeien uit de evaluatie. Ten eerste worden aanpassingen voorgesteld waardoor in de regeling van de BAG minder het accent ligt op de procedure van registratie. Dit betreft met name het laten vervallen van procedurele regels over het bijhouden van een afzonderlijk BAG-register van alle brondocumenten waaraan de in de BAG op te nemen gegevens worden ontleend. Aan gegevens in de BAG worden wel eisen aan de herleidbaarheid ervan gesteld. Daarmee wordt hetzelfde doel bereikt. Los daarvan voorziet het voorstel tevens, voor wat betreft de inhoud van de registratie, in een meer flexibele regeling. Dat wordt gedaan door de detailregeling niet meer in de wet te regelen, maar te delegeren naar lagere regelgeving. De voorgestelde aanpassingen leiden in ieder geval niet tot verminderde bruikbaarheid van de BAG bij de uitvoering van andere wetten.
In tegenstelling tot wat de leden van de SP-fractie stellen, zal (de uitvoering van) de Omgevingswet overigens niet voor een groot deel «draaien» op de BAG. Voor uitvoering van de Omgevingswet zijn ook andere registraties van belang. Naast de BAG bevatten ook de tot het geodomein behorende basisregistratie kadaster (BRK), basisregistratie topografie (BRT), basisregistratie grootschalige topografie (BGT) en basisregistratie ondergrond (BRO) gegevens die voor de uitvoering van de Omgevingswet nodig kunnen zijn. Daarnaast zullen in bijvoorbeeld vergunningprocedures gegevens kunnen worden gebruikt uit de basisregistratie personen (BRP) en het handelsregister (HR). De BAG heeft en houdt in dergelijke processen wel een belangrijke rol, reeds omdat het adres (feitelijk de identificerende code) steeds een belangrijk koppelingsgegeven is.
Naar de mening van de leden van de SP-fractie wordt allerlei toekomstige ruimte gegeven om zaken bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling te regelen, zonder dat de Kamer de mogelijkheid krijgt om over toekomstige aanpassingen te spreken. Er lijkt iets weggegeven te worden waarvan de consequenties nu onvoldoende afgewogen kunnen worden.
Die mening van de leden van de SP-fractie deel ik niet. De voorgestelde structuur van regelgeving houdt in dat de objecten waarover gegevens worden bijgehouden nog steeds op wetsniveau zijn gedefinieerd. Op deze wijze is binnen het stelsel van basisregistraties afgebakend welke basisregistratie welke objecten (of personen in het geval van de BRP) bevat. Dit is te beschouwen als een taakverdeling tussen de onderscheiden houders van de basisregistraties die tezamen het stelsel van basisregistraties vormen. De gegevens die over de objecten worden geregistreerd (ook wel eigenschappen of attributen genoemd), worden volgens het wetsvoorstel bij algemene maatregel van bestuur gespecificeerd. Voor bijvoorbeeld de BRP is de registratie op dezelfde wijze geregeld. Zodoende kan de gegevensset in de basisregistratie eenvoudiger worden aangepast indien dat voor de uitvoering van diverse overheidstaken wenselijk is, ook binnen het stelsel van basisregistraties. Gezien het doel en karakter van basisregistraties zijn dergelijke aanpassingen afhankelijk van de vraag of sprake is van een gegeven dat zich leent voor eenmalige inwinning en meervoudig, niet-procesgebonden gebruik door de overheid.
De leden van de SP-fractie vragen ook of het technisch mogelijk is dat onder de term «attributen» (de over de objecten op te nemen gegevens) bijvoorbeeld inkomens- of inwonergegevens opgenomen kunnen worden.
In de BAG worden ruimtelijke objecten geregistreerd. Die objecten zijn in de wet genoemd. Inkomens- of inwonersgegevens behoren daar niet toe, aangezien het geen eigenschappen betreft van de in de wet genoemde objecten die tot de BAG behoren. Die gegevens worden dus niet in de BAG opgenomen. Daarvoor is de BAG ook niet bedoeld.
De leden van de SP-fractie vragen tevens of met mogelijkheden om aan te sluiten bij ontwikkelingen in andere basisregistraties bijvoorbeeld kan worden bedoeld dat de Wet basisregistratie personen een-op-een gekoppeld kan worden aan de Wet bag. Voorts vragen zij of het de bedoeling is dat de Data en Informatie Nederlandse Ondergrond (DINO) of het Bodem Informatie Systeem (BIS) aan de basisregistratie kunnen worden gekoppeld. De leden van de SP-fractie stellen hierbij de vraag of de regering uitgebreid kan toelichten waar beperkingen en koppelingen van (delen van) (basis)registraties ongewenst zijn en nadrukkelijk uitgesloten worden.
Het stelsel van basisregistraties bestaat uit registraties die elk bepaalde gegevens over objecten en entiteiten binnen hun eigen domein bevatten. Dit zijn in beginsel op zichzelf staande gegevens. Voor de uitvoering van velerlei overheidstaken wordt voorzien in de informatiebehoefte door gegevens uit onderscheiden basisregistraties met elkaar te combineren en aan elkaar te koppelen. Koppelingen tussen (gegevens in) de registraties worden door de gebruiker gelegd, al naargelang de gegevens die de gebruiker nodig heeft voor uitoefening van zijn taak. Zo wordt bij inschrijving van personen in de BRP gebruikgemaakt van de (objecten en) adressen die in de BAG zijn geregistreerd. De adresgegevens zijn geregistreerd in de BAG, maar worden ten behoeve van de inschrijving van een persoon daaruit gebruikt om van de persoon het adres te registreren. In die zin legt de BRP als gebruiker van de BAG een een-op-een koppeling. De koppeling als zodanig is geen onderdeel van de registratie, maar wordt gelegd door de gebruiker.
Tot het stelsel van basisregistraties behoort ook de basisregistratie ondergrond (BRO), waarin (gefaseerd) gegevens uit de bestaande, door de leden genoemde registers DINO en BIS en het NL Olie- en Gasportaal (NLOG) zullen worden samengebracht. Die gegevens kunnen ook gekoppeld worden aan gegevens over adressen of gebouwen, bijvoorbeeld om te duiden in welke woonplaats en openbare ruimte de geregistreerde locatie van een bepaald object is gelegen.
Koppelingen die door de gebruikers worden gelegd, vloeien met name voort uit het verplichte gebruik van de in de basisregistraties opgenomen gegevens. Het verplicht gebruik is bij de invoering van iedere basisregistratie wettelijk geregeld. De grenzen aan het combineren van gegevens worden in het kader van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer uiteraard bepaald door de Wet bescherming persoonsgegevens. Andere koppelingen zijn niet nadrukkelijk uitgesloten en beperkingen zijn tot een minimum beperkt, om het stelsel van basisregistraties optimaal te benutten. Zoals gezegd bevatten de registraties op zichzelf staande, objectieve gegevens. Het wetsvoorstel brengt geen wijziging aan in de mogelijkheid om basisregistraties aan elkaar en andere gegevensverzamelingen te koppelen.
Integratie van adressenregistratie en gebouwenregistratie
De leden van de SP-fractie vragen of aangegeven kan worden of de integratie van de wettelijk nog naast elkaar bestaande registraties van adressen en gebouwen alleen terugslaat op de specifieke integratie van bestanden.
Anders dan de leden van de SP-fractie veronderstellen, betreft de integratie van de adressenregistratie en gebouwenregistratie geen integratie van bestanden. De voorgestelde wijziging ziet erop dat wordt aangesloten bij de praktijk van een registratiesysteem van zowel panden, verblijfsobjecten, standplaatsen of ligplaatsen op een bepaalde geografische locatie als (elementen van) adressen. Het onderhouden van twee afzonderlijke registraties van adressen en gebouwen wordt niet opportuun geacht, omdat ze zo met elkaar verweven zijn. De twee delen kunnen niet los van elkaar bestaan. Bij te houden gegevens in de ene registratie zijn van meet af aan gerelateerd aan gegevens uit de andere registratie. Dat vloeit noodzakelijkerwijs voort uit de relatie tussen de objecten: een pand, verblijfsobject, standplaats of ligplaats heeft doorgaans een adres. Zo is een in de adressenregistratie opgenomen adres altijd gekoppeld aan een in de gebouwenregistratie opgenomen pand, verblijfsobject, standplaats of ligplaats. De onverbrekelijke samenhang tussen de twee onderdelen blijkt onder meer ook uit het bestaan van één gegevenscatalogus voor de BAG als geheel. De huidige wet staat overigens niet aan de praktijk in de weg. Bij de totstandkoming van de Wet bag zijn de registraties als twee onderscheiden delen ontwikkeld en bekend geworden. Het onderscheiden van een gebouwen- en een adressendeel in de registratie heeft nu, nu de BAG als zodanig bekendheid heeft gekregen, geen functie meer. Daarom wordt het tot nu toe in de wet gemaakte onderscheid verlaten. Daarmee wordt de wet inzichtelijker en sluit die aan bij de praktijk. Integratie met andersoortige bestanden is overigens niet beoogd en wordt door het wetsvoorstel ook niet geregeld.
Evaluatie en externe controle
De leden van de SP-fractie merken op dat het feit dat basisregistraties van groot belang zijn voor de toekomstige werking van de Omgevingswet vraagt om een zorgvuldige evaluatie en een externe controle van de registratie. Ook speelt daarbij mee dat er nog wordt gewerkt aan kwaliteitsverbetering, instrumenten voor een betere ontsluiting van gegevens en koppeling aan andere registraties. De leden van de SP-fractie willen nauw betrokken blijven bij de te nemen vervolgstappen en stellen voor de Kamer haar controlerende taak uit te laten voeren en haar tenminste een gedegen evaluatie te gunnen. De leden van de SP-fractie stellen daarbij de vraag of de regering kan toelichten wat de te behalen winst is om de Kamer de evaluatie te onthouden.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft in haar advies opgemerkt dat het van belang is de doeltreffendheid en effecten van de met het wetsvoorstel voorgestelde wijzigingen te evalueren. In overeenstemming met dat advies is voorzien in een evaluatie van de werking van de wet na wijziging. In die evaluatie kan worden bezien of met name de aanpak van kwaliteitszorg en de binnen de structuur van de wetgeving gegeven mogelijkheden tot doorontwikkeling aan hun doel hebben beantwoord.
De BAG is in 2009 ingevoerd als onderdeel van het stelsel van basisregistraties en heeft vooral een functie binnen de informatiehuishouding van de overheid als geheel. Dit brengt mee dat, zoals ook uit de evaluatie van de wet in 2014 is gebleken, de BAG niet zozeer geïsoleerd en op zichzelf staand moet worden beschouwd. De BAG moet juist worden bekeken vanuit de gebruiksoriëntatie in de veelheid van overheidsprocessen in de diverse sectoren.
Voor wat betreft de op zichzelf staand te beschouwen kwaliteit van de BAG-gegevens voorziet het voorgestane systeem van kwaliteitszorg in doorlopende monitoring van de kwaliteit van gegevens. De geaggregeerde resultaten daarvan zullen inzichtelijk gemaakt worden via een thans in ontwikkeling zijnde website. De resultaten van de zelfcontrole door gemeenten worden openbaar gemaakt via de website van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
De ontsluiting van gegevens uit de BAG en koppeling aan andere registraties is in de uitgevoerde evaluatie niet als probleem geïdentificeerd. Voor herhaalde evaluaties en externe controles op dit punt bestaat daarom volgens de regering geen aanleiding.
Het voorgaande maakt dat een herhaalde, op zichzelf staande evaluatie na de voorgestelde evaluatie zou zorgen voor meer kosten dan opbrengsten.
De leden van de SP-fractie stellen voor door een driejaarlijkse externe controle de Wet bag gecontroleerd en beheerst bij de Omgevingswet te betrekken.
De relatie tot de uitvoering van de Omgevingswet is geen andere dan de relatie tot vele andere sectorale wetten. Voor wat betreft de door de leden aangehaalde relatie tussen een driejaarlijkse externe controle en de werking van de Omgevingswet merk ik het volgende op. De binnen de basisregistratie geldende begrippen zijn in beginsel toepassingsvrij, dat wil zeggen dat ze niet specifiek zijn toegesneden op één bepaald type proces of op processen binnen één bepaalde sector. Het stelsel van basisregistraties heeft juist het meervoudig gebruik van gegevens voor een veelheid aan toepassingen tot doel. In dit kader wordt verwezen naar hetgeen hiervóór is opgemerkt over de koppeling met en verhouding tot andere (basis)registraties. De BAG vervult nu al met name een belangrijke rol in de verbinding tussen diverse gegevens, in basisregistraties en andere (sectorale) registraties. Die verbinding wordt veelal gelegd via de identificatiecode van het adres. De rol van de BAG wijzigt met de invoering van de Omgevingswet niet. Daarom worden er geen vervolgstappen voorzien waarvoor een driejaarlijkse externe controle zinvol zou zijn.
Persoonsgegevens en informatiebeveiliging
De leden van de SP-fractie krijgen graag uitleg over de wijze waarop persoonsgegevens binnen het wetsvoorstel worden beschermd. In dat kader willen ze weten wie onder welke voorwaarde toegang tot persoonsgegevens krijgt en hoe wordt toegezien op de bescherming van die gegevens.
Ik onderschrijf de opmerking van de leden van de SP-fractie dat de bescherming van persoonsgegevens van belang is. Aan dat aspect is bij de totstandkoming van de Wet bag uitvoerig aandacht besteed. In de memorie van toelichting is destijds beschreven dat in de BAG geregistreerde objecten en eigenschappen daarvan geen persoonsgegevens bevatten (Kamerstukken II 2006/07, 30 968, nr. 3, blz. 17–18). Om die reden zijn de gegevens openbaar. Het voorliggende wetsvoorstel brengt daarin geen verandering. In handen van een gebruiker kunnen de gegevens echter wel, door combinatie met andere gegevens waarover de gebruiker beschikt, tot personen herleidbaar worden. Dit valt echter buiten het bereik van de Wet bag. Overigens is de gebruiker in dat geval uiteraard gebonden aan de Wet bescherming persoonsgegevens.
De leden van de SP-fractie vragen tot slot om een toelichting op de informatiebeveiliging.
Net als de leden van de SP-fractie vind ik informatiebeveiliging belangrijk. Aangezien de gegevens in de BAG openbaar zijn, heeft het aspect van informatiebeveiliging geen betrekking op afscherming van gegevens, maar uitsluitend op zaken als back-up, uitwijkmogelijkheden bij systeemfalen en data-integriteit. Voor dit laatste is nodig dat mutaties in de BAG uitsluitend door daarvoor geautoriseerde personen moeten kunnen worden verwerkt. Informatiebeveiliging is overigens niet specifiek voor de BAG, maar speelt bij vele registraties en systemen een rol. Zo ziet onder meer de Baseline Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten (BIG) op die beveiliging. In de BIG, opgesteld door de VNG en het KING, is de Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst (BIR) vertaald naar het gemeentelijk domein. Daarnaast voorziet het eerdergenoemde ENSIA-programma in een effectieve en efficiënte systematiek van verantwoording over de informatiebeveiliging.
De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus