Gepubliceerd: 7 oktober 2016
Indiener(s): Roelof van Laar (PvdA)
Onderwerpen: arbeidsomstandigheden economie handel werk
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34506-5.html
ID: 34506-5
Origineel: 34506-2

Nr. 5 VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE AFDELING ADVISERING VAN DE RAAD VAN STATE

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is wettelijk te verankeren dat ondernemingen die op de Nederlandse markt goederen en diensten verkopen er binnen hun mogelijkheden redelijkerwijs alles aan doen om te voorkomen dat hun producten en diensten tot stand komen met gebruikmaking van kinderarbeid, zodat consumenten deze met een gerust hart kunnen kopen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. kinderarbeid:

arbeid, verricht door:

  • 1°. personen jonger dan 13 jaar; of

  • 2°. personen ouder dan 12 jaar en jonger dan 18 jaar, voor zover het arbeid betreft die de ergste vormen van kinderarbeid betreffen, bedoeld in artikel 3 van het op 17 juni 1999 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende het verbod op en de onmiddellijke actie voor de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid (Trb. 1999, 177);

b. belanghebbende:

degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken, in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht.

c. eindgebruiker:

de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het goed gebruikt of verbruikt of de dienst afneemt;

d. onderneming:

een onderneming in de zin van artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007 of elke entiteit die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en wijze waarop zij wordt gefinancierd;

e. toezichthouder:

de Autoriteit Consument en Markt, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt;

f. bindende aanwijzing:

een zelfstandige last die wegens een overtreding wordt opgelegd.

g. zelfstandige last:

de enkele last tot het verrichten van bepaalde handelingen, bedoeld in artikel 5:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, ter bevordering van de naleving van wettelijke voorschriften;

h. Onze Minister:

de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Artikel 2 Toezicht

  • 1. De toezichthouder is belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde.

  • 2. Klachten kunnen bij de toezichthouder worden ingediend door belanghebbenden.

  • 3. Het indienen van een klacht bij de toezichthouder kan enkel op grond van een concrete aanwijzing van schending van de verklaring zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, door een aanwijsbare partij.

  • 4. Een klacht kan pas door de toezichthouder in behandeling worden genomen nadat deze door de onderneming is afgehandeld, dan wel zes maanden na indiening van de klacht bij de onderneming zonder dat deze is afgehandeld.

Artikel 3 Verklaring

  • 1. Een onderneming die in Nederland is gevestigd en goederen en/of diensten aan een Nederlandse eindgebruiker verkoopt, of een niet in Nederland gevestigde onderneming die ten minste twee keer per jaar een product en/of dienst aan een Nederlandse eindgebruiker verkoopt, dient te verklaren dat zij gepaste zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 4 betracht om te voorkomen dat die goederen of diensten met behulp van kinderarbeid tot stand komen.

  • 2. De onderneming dient de verklaring, als bedoeld in het eerste lid, na inschrijving in het handelsregister onverwijld aan de toezichthouder te zenden. Ondernemingen die reeds ingeschreven staan bij het handelsregister dienen de verklaring binnen zes maanden na het in werking treden van deze wet toe te zenden aan de toezichthouder. De onderneming die niet in het Europese deel van Nederland is gevestigd en die niet wordt ingeschreven in het handelsregister, zendt de verklaring aan de toezichthouder binnen zes maanden nadat de onderneming voor de tweede keer in een bepaald jaar goederen of diensten levert aan eindgebruikers in Nederland.

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen uitzonderingen worden toegestaan voor het tijdstip waarop de verklaring wordt aangeleverd en kunnen nadere regels worden gesteld over inhoud en vorm van de verklaring.

  • 4. Onder het leveren van goederen, bedoeld in het eerste lid, wordt niet verstaan het enkel vervoeren van goederen.

Artikel 4 Gepaste zorgvuldigheid

  • 1. Een onderneming betracht in ieder geval gepaste zorgvuldigheid door:

    • a. onderzoek te doen of er een redelijk vermoeden bestaat dat de te leveren goederen of diensten met behulp van kinderarbeid tot stand zijn gekomen. Dit onderzoek voldoet ten minste aan de vereisten hiertoe opgesteld in de ILO-IOE Child Labour Guidance for Business;

    • b. een plan van aanpak op te stellen indien het onder a bedoelde onderzoek uitwijst dat een redelijk vermoeden bestaat dat de te leveren goederen of diensten met behulp van kinderarbeid tot stand kunnen zijn gekomen.

  • 2. Het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, onder a, is gericht op bronnen die voor de onderneming redelijkerwijs kenbaar en raadpleegbaar zijn.

  • 3. Het plan van aanpak, bedoeld in het eerste lid, onder b, dient in overeenstemming met internationale richtlijnen te worden opgesteld en bevat maatregelen die voorkomen dat de onderneming goederen of diensten levert die met behulp van kinderarbeid tot stand zijn gekomen.

  • 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere eisen worden gesteld aan het onderzoek en aan het plan van aanpak, bedoeld in het eerste lid.

  • 5. Onze Minister treedt in overleg met de sociale partners om ondernemingen kinderarbeid op doelmatige en doeltreffende wijze te laten bestrijden en ondernemingen daarbij te ondersteunen.

  • 6. Onze Minister kan een gezamenlijk plan van aanpak dat tot doel heeft om daarbij aangesloten ondernemingen gepaste zorgvuldigheid te laten betrachten om te voorkomen dat goederen of diensten met behulp van kinderarbeid tot stand komen, en dat tot stand komt tussen één of meer maatschappelijke organisaties, organisaties van werknemers of organisaties van werkgevers, goedkeuren. Een onderneming die handelt in overeenstemming met een door Onze Minister goedgekeurd gezamenlijk plan van aanpak, betracht gepaste zorgvuldigheid.

Artikel 5 Bestuurlijke boete

  • 1. De toezichthouder kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van artikel 3, tweede lid van ten hoogste het bedrag van de geldboete van de tweede categorie van artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

  • 2. Voor het niet betrachten van gepaste zorgvuldigheid in overeenstemming met de verklaring, bedoeld in artikel 3, eerste lid, kan de toezichthouder een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste het bedrag van de geldboete van de zesde categorie van artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3. Artikel 23, zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing op de eerste twee leden van dit artikel.

  • 4. De toezichthouder legt geen bestuurlijke boete op wegens overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 3, dan nadat hij een bindende aanwijzing heeft gegeven. De toezichthouder kan de overtreder een termijn stellen waarbinnen de aanwijzing moet worden opgevolgd.

  • 5. Het vierde lid is niet van toepassing indien de overtreding opzettelijk is gepleegd of het gevolg is van ernstig verwijtbare nalatigheid.

Artikel 6 Opschorting boete

De werking van een beschikking tot oplegging van een bestuurlijke boete wordt opgeschort totdat de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepsschrift is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, op het bezwaar respectievelijk het beroep is beslist.

Artikel 7 Strafbaarstelling

  • 1. Hij die binnen een tijdvak van vijf jaar nadat hij op basis van artikel 5, tweede lid, is gestraft met een bestuurlijke boete kan na wederom niet gepast zorgvuldig handelen worden gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden.

  • 2. De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven.

  • 3. Met de opsporing van de in dit artikel omschreven feiten zijn behalve de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren belast, de door Onze Minister daartoe aangewezen ambtenaren belast.

Artikel 8 Evaluatie

Onze Minister zendt binnen vijf jaren na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, maar niet eerder dan 1 januari 2020.

Artikel 10 Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet zorgplicht kinderarbeid.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,