Ontvangen 25 januari 2017
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel 4, tweede lid, wordt na «zijn» ingevoegd: en beperkt zich tot de directe leveranciers van de onderneming.
Het westvoorstel bevat de verplichting voor ondernemingen om onderzoek te doen of er een redelijk vermoeden bestaat dat de te leveren goederen of diensten met behulp van kinderarbeid tot stand zijn gekomen. Gezien de complexiteit van internationale, soms globale productieketens, kan het echter vrijwel onmogelijk zijn voor ondernemingen om te voldoen aan een onderzoeksverplichting voor de hele productieketen. De rechtszekerheid komt in het gedrang als ondernemers aan een dergelijke, zeer zware, onderzoeksverplichting worden blootgesteld.
Dit amendement beoogt dat ondernemingen zich ervan dienen te vergewissen dat met de directe leverancier wordt afgesproken dat deze direct noch indirect gebruikmaakt van kinderarbeid. Wanneer na onderzoek door de onderneming, met inachtneming van artikel 4, vierde lid, aanwijzingen bestaan dat een toeleverancier gebruik maakt of lijkt te maken van kinderarbeid, is de directe leverancier het eerste en formele aanspreekpunt van de onderneming. Terwijl voorkomen wordt dat een onderneming zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, de gehele productieketen moet uitkammen, ontstaat hiermee een prikkel voor de leverancier om het gebruik van kinderarbeid verderop in de productieketen tegen te gaan. Tevens regelt dit amendement volgens het «stepping stone»-principe een eerste, belangrijke stap die ondernemingen redelijkerwijs kunnen zetten en dienen te zetten in het tegengaan en voorkomen van kinderarbeid.
Dijkgraaf