Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte te wijzigen teneinde enkele bepalingen over het verstrekken van inkomensverklaringen door de Belastingdienst aan te scherpen;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 252a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Indien een voorstel als bedoeld in lid 1 wordt gedaan, wordt bij het voorstel een verklaring gevoegd omtrent het huishoudinkomen. De inspecteur verstrekt op verzoek van een verhuurder een verklaring omtrent het huishoudinkomen aan de verhuurder.
2. In het vijfde lid wordt «lid 3» vervangen door: lid 3 eerste volzin.
In artikel 19b, eerste lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte wordt na «verhuurder» ingevoegd: vraagt en.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,