Voorgesteld 11 november 2015
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regeling voor aftrek van onderhoudskosten aan monumentenpanden wordt uitgebreid met monumenten die in andere EU-lidstaten of EER-lidstaten zijn gelegen;
overwegende dat Nederland met al deze staten bilaterale belastingverdragen heeft gesloten conform het zogenaamde OESO-modelverdrag;
overwegende dat in deze verdragen is geregeld dat de belastingheffing over onroerende zaken wordt toegewezen aan de staat waar deze onroerende zaken zijn gelegen;
overwegende dat de bovengenoemde uitbreiding van aftrek van het Nederlandse inkomen van kosten van in andere staten gelegen onroerende zaken niet strookt met deze belastingverdragen;
voorts overwegende dat aftrek van kosten van een in het buitenland gelegen onroerende zaak amper goed controleerbaar en objectief vastgesteld kan worden;
verzoekt de regering, te onderzoeken hoe de reikwijdte van het arrest van het Hof van Justitie waarmee bovengenoemde regeling samenhangt, kan worden beperkt teneinde bovengenoemde regeling niet uit te breiden met in het buitenland gelegen onroerende zaken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Vliet